Gebaseerd op het boek ‘Sociologische kracht als verbeelding’ – Agnes Verbruggen Hilde
Maelstaf Frank Stevens Greetje Desnerck Nele Cox
Deel 1 | Het vizier; de sociologische kijk 5
Inleiding 5
Grondleggers van de sociologie 5
H1: Wat bestudeert de sociologie? 6
Het sociale als morele kwaliteit en als feitelijkheid 7
Sociale als feitelijkheid: Actor perspectief (Weber) 7
Ideaaltypes volgens Max Weber 7
Sociologische concepten obv actorperspectief 8
Sociale als feitelijkheid: Sociaal systeemperspectief (Durkheim) 9
Le suicide (Durkheim) 9
Wat bepaalt sociaal handelen? 9
Circulaire causaliteit 10
H2: Gelaagdheid van de sociale context 11
Systemen als analyse- en interventiekader 11
Micro, meso of macro niveau 11
Supra- en subsystemen 12
Waarom is de opdeling interessant voor sociologen? 13
Toepassing: armoede - analyse en interventieniveaus 13
Toepassing: sociaal kapitaal - analyse en interventieniveaus 15
Concepten over sociaal kapitaal 15
Ecologische en atomische fouten 16
H3: Sociologie is een wetenschap 17
Ontstaan sociologie als wetenschap 17
Auguste Comte 18
Soort kennis: geloof, ervaring en wetenschap 19
Geloofskennis - kennis op basis van geloof of opvatting 19
Ervaringskennis - wijsheid & ervaringsdeskundigheid 20
Wetenschappelijke kennis 20
Empirische cyclus 21
Evoluties in menswetenschappelijk denken 22
Toepassen van menswetenschappen = sociale psychologie? 22
Sociologische vragen en sociale problemen 23
Nancy Fraser 23
Deel 2 | De lenzen; basisconcepten uit de sociologie 24
H1: Sociale structuur 24
Inleiding 24
Sociale actoren en sociale posities 25
, Allocatieprincipe 25
Sociale relaties 26
Communicatie 26
Sociale netwerken en sociale groeperingen 27
Typologie van Robert Merton 27
De groep 27
De collectiviteit 28
De ‘togetherness situation’ 28
De sociale categorie 28
Macht 29
Bronnen van macht 29
Soorten macht (Etzioni) 29
Soorten gezag (Weber) 30
Macht in organisaties (Etzioni) 30
Sociale ongelijkheid en sociale stratificatie 31
Sociale mobiliteit 31
Sociale stratificatie: van ongelijke rechten naar ongelijke kansen 32
Kastenstelsel 32
Standensysteem 32
Klassensysteem 33
SEP-SES 33
H2: Cultuur 34
Inleiding 34
Nature vs nurture 34
Een veelvoud aan definities 35
Inclusief of exclusief 35
Statisch of dynamisch 36
Componenten van cultuur 37
Cultuur als ui-model 37
3 componenten 37
Het samenspel tussen de 3 componenten 38
Cultuur als gedeeld betekeniskader: waarden en normen 39
Waarden 39
Normen 40
Gradaties in normen (=mate van afkeuring) 40
Doeleinden 40
Verwachtingen 41
Gedrag van de leden 41
Sociale rollen 42
Rolvoorschriften 43
Rolattributen en statussymbolen 43
Rolbepaling 44
Rolconflict 45
Sociale status 45
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 2
, Statusangst 46
Statussymbolen 46
Sociale imitatie 46
Status(in)congruentie 46
Socialisatie 47
Soorten socialisatie 48
Differentiële socialisatie 49
Diversiteit 49
INTRAculturele diversiteit 50
INTERculturele diversiteit 50
Acculturatie en enculturatie 51
Cultural & structural lag 51
H3: Institutionalisering en instituties 52
Onderscheid tussen primaire en secundaire instituties 53
Reïficatie en institutionele discriminatie 54
Reïficatie - ‘tot ding maken’ of ‘verdinglijking’ 54
Institutionele discriminatie 54
Voorbeelden van instituties 55
Het gezin (als onderdeel van de familie) 55
Welke functies vervult het gezin? 56
Zorgfunctie (of de verzorgingsfunctie) 58
Religie 59
Secularisatie 61
Deel 3 | Perspectieven: stromingen binnen de sociologie 62
Inleiding 62
Paradigma's 62
Verschillende stromingen 63
H1: Symbolisch interactionisme 64
Wie? 65
George H. Mead 66
Herbert Blumer 68
Erving Goffman 69
Howard Becker 71
H2: Sociale ruiltheorie 73
Wie? 74
George C. Homans 74
Peter Blau 74
Toepassingen op microniveau 75
Toepassingen op macroniveau 76
Intergenerationele solidariteit - Marcel Mauss 76
Uitdagingen & aanvullingen op de sociale ruiltheorie 77
H3: Conflictsociologie 78
Historisch materialisme 79
Fase van het kapitalisme 79
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 3
, Conflicttheorie na Marx 80
H4: Structureel functionalisme 81
Wie? 81
Herbert Spencer 81
Emile Durkheim 82
Robert Merton 82
Talcott Parsons 83
Macht en beïnvloeding (vgl.: Etzioni) 84
5 patroonvariabelen 84
Overzicht 85
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 4
,Deel 1 | Het vizier; de sociologische kijk
Inleiding
De wetenschap van mens & maatschappij. Begrijpen hoe het “samen-leven” en een
samenleving werkt.
Het sociale is, wat water is voor de vis 🐟
Vrij jonge wetenschap → eind 19e eeuw ontstaan - er was wel al psychologie tijdens de
Verlichting. De Verlichting zorgde voor een enorme verandering in de samenleving. De orde
was voorheen religie-gebaseerd, en werd nu uitgedaagd door de ratio en het denken.
“Vader van de sociologie” → Auguste Comte (1798 - 1857) maar hij
verloor zijn glans doordat hij een secundaire religie wilde creëren. Dit
viel niet bij iedereen in goede aarde.
Sociale fysica: eerste sociologen wilden, net zoals de
natuurwetenschappen, de regels blootleggen van het sociale. Dit
deden ze adhv positivistische methodes: op basis van
bewijsmateriaal en onderzoeksmethodes.
Wat is positivisme?
Sociale werkelijkheid is een studie-object vergelijkbaar met de natuur → nadruk op
VERKLAREN → kwantitatief onderzoek
Grondleggers van de sociologie
● Max Weber (1864-1920)
○ Actor perspectief
● Karl Marx (1818 -1883)
○ was niet akkoord met het positivisme dat uit de verlichting kwam, doel is
eerder uitdenken van een theorie. Sommigen beschouwen hem als de echte
grondlegger van sociologie. Zijn idee over klassen is een sterk idee, en daar
is veel op gebaseerd.
● Emile Durkheim (de grondlegger van de sociologie) 1858 - 1917
○ Zat aanvankelijk in de pedagogie, en heeft moeten strijden om sociologie aan
de universiteit te geven. De psychologische wetenschap ging niet akkoord om
sociologie aan de universiteit te geven. Hij moest bewijzen dat sociologie een
plek verdiende aan de universiteit.
○ Hij heeft boeken geschreven.
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 5
, ○ Functionalist → de maatschappij is, net zoals het menselijk lichaam, een
aaneenschakeling van verschillende subsystemen tot een systeem.
○ Joodse komaf maar ‘zweerde’ zijn geloof af omdat hij doorhad dat religie een
sociaal construct is.
H1: Wat bestudeert de sociologie?
Twee dimensies binnen het het sociale aspect:
1. Als morele kwaliteit: we ‘dienen” ons sociaal te gedragen
2. Als feitelijkheid: een sociaal feit is een waarneembaar sociaal verschijnsel
1. een systeem dat gemaakt werd door mensen: het start bij sociaal handelen
en dit heeft invloed op een systeem. Anderzijds heeft het systeem ook invloed
op de mens (=circulaire causaliteit)
Voorbeeld:
- Armoede: psychologen zouden kunnen beweren dat armoede te wijten is aan de
karakteristieken van een individu. Volgens sociologie is er echter een invloed van de
maatschappij (klassen maatschappij) die er mee voor zorgt dat mensen in armoede
belanden → systeemwereld vs leefwereld.
- Een echtscheiding: sociaal waarneembaar feit dat onderzocht kan worden dus
‘feitelijkheid’
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 6
,Het sociale als morele kwaliteit en als feitelijkheid
● Sociale waarneembare feiten die voorspruiten uit de circulaire causaliteit
(organisaties, bv. kleuteropvang)
○ Kan vanuit de bril van actorperspectief of vanuit systeemperspectief
■ Actorperspectief: onderzoeken de sociale constructie van de sociale
werkelijkheid (Max Weber)
■ Systeemperspectief: context en resultaat van het sociaal handelen
voorbeeld: wat doet de gevangenis met U als je in de gevangenis zit?
Onderzoeken de sociale bepaaldheid door na te gaan hoe een
systeem het sociaal handelen beïnvloedt (Emile Durkheim)
Sociologie bestudeert het sociale als feitelijkheid. We richten ons daartoe in deze cursus.
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 7
,Sociale als feitelijkheid: Actor perspectief (Weber)
Max Weber → handelen is sociaal wanneer de actor rekening houdt met de ander (niet
hetzelfde als gedrag)
Ideaaltypes volgens Max Weber
Affectief sociaal handelen Emotie
- woede uitbarsting bij een kind
Traditioneel sociaal handelen Steunt op gewoonte en traditie
- huwen voor de kerk, beleefdheidsregels
- berust op ingeburgerde gewoontes waar
we ons geen tot weinig vragen bij stellen
Doelrationeel handelen Met bepaald doel op het oog
- studeren om een diploma te halen
Waarderationeel handelen Op basis van etnische, religieuze of sociale
waarde
- arts verleent gratis zorg of vasten tijdens de
Ramadan
Doelrationeel handelen is minder tot niet tijd-gebonden in vergelijking met de andere 3
ideaaltypes.
Sociologische concepten obv actorperspectief
Thomas Theorema De definitie van de situatie → bepalen we een
situatie als echt? Dan zal de situatie ook echt zijn in
de gevolgen.
Self-fulfilling prophecy of Een voorspelling die direct of indirect leidt tot het
self-denying prophecy (Merton) uitkomen van die voorspelling.
Looking-glass-self (Cooley) Het zelfbeeld als sociaal contract
→ sociale media
Je kijkt naar jezelf hoe anderen je interpreteren.
Hoe zien anderen mij? Op basis daarvan zal ik
reageren. Kan positief of negatief zijn.
Perverse effecten (Merton) Je doet iets met goede bedoelingen, maar het heeft
→ incl. mattheuseffect (soms) onbedoelde ongewenste neveneffecten
- o.a. mattheuseffect (rijken worden rijker, en
armen worden armer)
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 8
,Sociale als feitelijkheid: Sociaal systeemperspectief (Durkheim)
Sociale bepaaldheid = invloed van sociale context op menselijk gedrag, identiteit en keuzes
Kijken naar het systeem waarin sociaal handelen tot stand komt: dat is structuur en cultuur.
Le suicide (Durkheim)
“Iedere maatschappij is geneigd jaarlijks een vast aantal individuen aan te
zetten tot zelfmoord” - Emile Durkheim
Sociale factoren, zoals de mate van sociale integratie en regulatie, spelen volgens
Durkheim een cruciale rol in zelfmoord. Hij identificeert vier typen zelfmoorden:
Type Voorbeeld Regulatie Integratie
Altruïstische Zelfmoordpiloten —- Te veel integratie
zelfdoding WTC 9/11
Egoïstische Ongehuwde —- Te weinig integratie
zelfdoding mannen
Fatalistische Leger, slaven, Te veel regulatie —-
zelfdoding Taliban vrouwen
Anomische Moderne Te weinig regulatie —-
zelfdoding maatschappij,
normloosheid
Wat bepaalt sociaal handelen?
1) Structuur bepaalt ons sociaal handelen
a) Individuen nemen sociale posities in obv kenmerken en dit zorgt voor een
hiërarchie met ondergeschikte posities
b) vb. The Spirit Level → lagere economische ongelijkheid zoals lonen =
minder geweld en betere sociale cohesie. De rijke bevolking zou dus ook
gebaat zijn bij een lagere economische ongelijkheid. Inkomensongelijkheid is
een bron van gelijkheid voor iedereen.
2) Cultuur bepaalt ons sociaal handelen
a) Waarden en normen, verwachtingen, kennis en producten die ons gedrag
(sociaal handelen) sturen.
b) vb. rouwrituelen, eetgewoonten, weerstand tov technische vooruitgang
(Amish)
3) Structuur + cultuur: anomietheorie van Merton over afwijkend (deviant) gedrag
a) Ontstaat door discripantie tussen door cultuur opgelegde doelen en
verwachtingen <> schaarse middelen zijn om dit te realiseren. vb.
consumptiemaatschappij
b) Resultaat → conformisme, innovatie, ritualisme, retraitisme en rebellie
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 9
, Structuur + Cultuur: Anomietheorie van Robert Merton (systeem)
Verklaring voor afwijkend gedrag → komt door een discrepantie tussen culturele doelen
(cultuur) en middelen (structuur).
Anomie = een toestand waarin normen ontbreken of conflicten
Er zijn verschillende manieren waarop mensen reageren op anomie. Wanneer personen de
samenleving doelen aanvaarden en de middelen hebben om die doelen te bereiken spreken
we over conformisme.
Doelen MIddelen Kwalificatie
(success,rijkdom) (opleiding, werk)
Conformisme + + Niet deviant
Innovatie + - Deviant of afwijkend
Ritualisme - + Deviant of afwijkend
Retraitisme - - Deviant of afwijkend
Rebellie +/- +/- Deviant of afwijkend
Voorbeeld:
Vanuit de westerse cultuur worden we aangemoedigd om deel te nemen aan de
consumptiemaatschappij. Als je hieraan deelneemt, en akkoord gaat met die opvatting, en
daar ook de geschikte middelen voor hebt, dan is er sprake van conformisme. Dan is er
geen afwijkend gedrag. Alle andere uitingen zijn afwijkend gedrag vanwege het ontbreken
van ofwel doelen of middelen.
- Innovatie: Iemand die fraude pleegt om financieel succes te behalen (zwartwerk)
- Ritualisme: Bureaucraat die regels volgt zonder doelen na te streven
- Retraitisme: Verslaafde die zich terugtrekt uit de maatschappij
- Rebellie: Radicalen die alternatieve doelen en middelen aanhangen
- bv: studentenbeweging jaren ‘60
Sociologie (Pascal Roskam) Academiejaar 2024-2025 10