etiologie doorheen de tijd
1. Inleiding
Criminologie = ‘jonge’ sociale wetenschap
Oorsprong : pre-wetenschappelijke kennisvormen die aandacht besteedden aan juridische
aspecten van misdaad en/of misdaadbestrijding
Diverse scholen doorheen de tijd
o Pre-wetenschappelijke opvattingen
o Klassieke school
o Positivistische school
2. Pre-wetenschappelijke verklaringen
Prewetenschappelijke verklaringen = bovennatuurlijke verklaringen
Middeleeuwen : ziekte en dood o.a. pest
Religieuze verklaringen : doden op bevel van God (= Goddelijke bevelstheorie)
Exorcisme (uitdrijven duivel) als remedie
3. Classicisme
Classicisme = reactie op willekeur in strafrecht tijdens Ancien Régime
Grondleggers
o Cesare Beccaria (1738-1794)
‘Over misdaad en straffen’ ( pleidooi voor humaan strafrecht)
Tegen doodstraf en inquisitie
Kosten-baten analyse
Rol strafwet = afschrikking
Generale preventie 1 & specifieke preventie2
o Jeremy Bentham (1748-1832)
Utilitarisme = nutsmaximalisatie
Zoveel mogelijk geluk (nut) voor zoveel mogelijk mensen
Criminaliteit = NIET geluk bevorderend, maar voegt enkel leed toe
Daarom : preventie door afschrikking en rationeel, consequent optreden tegen
criminaliteit
Vrije wil-gedachte / kosten-baten analyse :
o Alle mensen kiezen om de wet te gehoorzamen of te overtreden door een rationele
afweging te maken tussen de kosten en de baten geassocieerd met een bepaalde
gedraging
Doel strafwetgeving : afschrikken / voorkomen crimineel gedrag
o =/= Vergelding (‘oog om oog, tand om tand-principe’ uit Lex Talionis & Codex
Hammurabi)
1
Generale preventie : potentiële regelovertreders afraden om misdrijven te plegen
2
Specifieke preventie : recidivisme voorkomen
1
Etiologische Criminologie
, o Net genoeg ongemak toedienen om het voordeel van de criminele handeling teniet
te doen
4. Empiricisme en de zoektocht naar statistische
wetmatigheden
Grondlegger : A. Quetelet (statisticus & wiskundige)
Misdaad als ‘sociale categorie’ (opgelet : valse dichotomie)
Criminele statistieken : regelmaat vaststellen, categorieën maken
Correlaties met (demografische) kenmerken
o Geslacht, leeftijd, gezinskenmerken, SES ….
Kritiek op het empiricisme
o A-theoretisch en blind : ‘van alles en nog wat’ onderzoeken
o De statistische analyse is een doel op zich
o De statisticus als ‘coole boekhouder’ geen kritische reflectie
o Enkel aandacht voor wat ‘uiterlijk waarneembaar’ is (typeert het oud-positivisme)
6. Positivisme
A. Kenmerken van het vroege 19e eeuwse positivisme
Centraal : persoon van de dader
o Verschuiving : daad (act) dader (actor)
o Onderscheid misdadiger – niet misdadiger (‘klassieke dichotomie’)
Daad = symptoom van onderliggende pathologie
Doctrine van Sociaal Verweer (Défense Sociale – A. Prins)
o Hierop ingrijpen op misdaad in toekomst te voorkomen
B. Groei naar verscheidenheid binnen de positivistische
verklaringsmodellen
Oorzaken opsporen volgens wetenschappelijke methoden
Determinatie : mens bepaald door factoren buiten vrije wil
Ontwikkeling van …
o Biologische onderzoekstraditie : biologisch determinisme
o Psychologische onderzoekstraditie : psychologisch determinisme
o Sociologische onderzoekstraditie : sociologisch determinisme
C. De hoofdspelers van het biologisch positivisme
Voorlopers : frenologie
o Dr. Spurzheim
o Franz Gall
o Inspireerden de Italiaans-antropologische school
Charles Darwin : ‘survival of the fittest’
o Best aangepast aan milieu, niet de sterkste
o Kern biologische etiologie
Criminele mens niet goed aangepast aan omgeving
Biologische afwijkingen liggen aan basis crimineel gedrag (atavisme &
2
Etiologische Criminologie