Architectuur in Context B
1. Wat is een stad? Wat is verstedelijking? Wat is geschiedenis van de stedenbouw?
De stad
‘Stad’ = evolueert doorheen de tijd (anders vroeger dan nu)
Stad → in alle soorten, maten, groottes en verschijningsvormen
- Lucca: stad gebouwd rond een Romeins amfitheater
- Parijs (opera Garnier)
- Kinshasa: neemt explosief alle landbouw rond de stad, waardoor de
stad snel groeit (grens is zeer onduidelijk)
- Houston: lege stad, maar er wonen veel mensen (parkeerplaatsen)
- New Delhi: dichtbevolkte stad, dat vanuit het niets uit de grond is gestampt
¾ van de mensen vandaag wonen niet in de stad
= Criteria, om een plaats een stad te noemen
- Stadhuis: stad als bestuurlijk centrum (regels voor een gebied dat ruimer is)
- Winkels (commercieel): meer vraag in stad, omdat er meer mensen wonen
- Ziekenhuis (dure infrastructuur): nuttig in stad omdat er meer vraag is
- Universiteit: meer vraag in stad
→ Voorzieningen en infrastructuur in stad omwille van het draagvlak
- Drukte: aantal mensen op een bepaalde oppervlakte (bevolkingsdichtheid)
- Openbaar vervoer: veel mensen die zich op kleine afstand moeten verplaatsen (nuttig)
- Wetenschappelijke literatuur = pogingen tot definitie/omschrijving stad
→ Weinig bruikbaar, want de focus ligt telkens op een ander aspect (juridisch, grootte,
economie, politiek…)
Lewis Mumford en Louis Wirth
Cultuurgeschiedenis → ‘What is a City?’, Lewis Mumford (1937)
‘The city is a geographic plexus, an economic organization, an institutional process, a
theater of social action, and an aesthetic symbol of collective unity’
= 5 karakteristieken van een stad!!
- De stad ligt ergens met een bepaalde reden
→ Weinig steden liggen ergens willekeurig
- Inwoners van een stad worden verbonden door economie (verkopen en kopen van iedereen)
→ Afhankelijkheid ontstaat van elkaar <-> dorp meer familiaal verband
- Kleine groep inwoners groeit waarbij economische afhankelijkheid ontstaat + er is een
organisatie nodig met regels
→ Iemand moet de baas zijn en regels moeten gevormd worden (machtsrelatie met regels)
- Decor waar mensen bewegen in economisch/institutioneel verband en waar mensen
interacties aangaan met elkaar = infrastructuur van die stad (gebouwen ,pleinen, straten…)
- Symbool die macht en rijkdom van de stad laat zien, zoals een kerktoren of kathedraal
= MAKEN EEN STAD EEN STAD
→ Stedenbouw is meer dan de bebouwde omgeving, het heeft te maken met de mensen (in deze
periode lag de nadruk meer op materiaal dan de mens)
= Kritiek: toepassing op de middeleeuwse stad, maar niet aanwezig in de moderne metropolen
1
,Sociologie → ‘Urbanism as a Way of Life’, Louis Wirth (1938)
‘The city is a relatively large, dense and permanent settlement of heterogenous individuals’
→ Stad bekijken en conclusies trekken
= Waarin verschilt het leven in een stad en dorp? Andere gedragingen?
- Stad is groot, grote bevolkingsdichtheid en heeft permanente bezetting <-> dorp
Onze planeet is meer aan het verstedelijken = meer mensen willen in stad leven
- Stad → afhankelijk van elkaar op verschillende niveaus <-> dorp onafhankelijk met elkaar
= SOCIAAL VERSCHIL (naast ruimtelijk)
Verstedelijking
→ Afhankelijk van economische relaties + infrastructuur
Snelle verstedelijking → gevolg: ongelijkheid, armoede, vervuiling, impact natuur
Verstedelijking = grote groepen trekken naar de stad en vestigen zich daar
- 19de eeuw: platteland ontvolkt, want mensen gaan in fabrieken gaan werken (slechte
verbinding met de stad)
→ Nu is er verstedelijking buiten de stad, door een goede verbinding naar het centrum
- Vlaanderen = lage densiteit van stedelijk netwerk
→ Veel mensen wonen buiten de stad, maar leven wel op een stedelijke manier
- 2005: punt dat de wereld half verstedelijkt is
→ Meer mensen vandaag in stedelijke context leven = meer mensen zijn afhankelijk van elkaar
= Steeds meer mensen leven van industrie en diensten (minder van landbouw)
Stedenbouw
= Interactie tussen de bebouwde omgeving en alle mogelijke aspecten en invullingen (politiek,
sociaal, economisch, technisch, wetenschappelijk…)
→ Hele context heeft invloed met hoe we omgaan met de stad
3 perspectieven
- Morfologische invalshoek = zoeken naar patronen, ontwikkeling en planning (stad als
ruimtelijk artefact)
→ Stad herkennen
- Socio-culturele invalshoek = stedenbouw en planning als instrument van macht (stad als
ruimtelijke neerslag van maatschappelijke verhoudingen en politieke ideologieën)
→ Reflectie van stadsplattegrond om de agenda van diegene die er achter zit (ingrepen te maken
met macht)
- Stedenbouw als discipline = de bebouwde omgeving als wetenschappelijk, artistiek sociaal
studieobject (aandacht voor het denken over de stad)
Gordon Childe
‘The Urban Revolution’ , Gordon Childe (1957)
→ Marxisme: geloof dat de geschiedenis geen lineair proces is, maar sprongsgewijs revolueert
= Focus op de economie, landbouw en industrie (materialisme) → stimuleren de vooruitgang
3 revoluties in de evolutie van de mensheid: geschiedenis van de mensheid structureren
(werktuigen van de mens zorgde voor revoluties)
<-> Childe: de manier van hoe mensen zich vestigde + sociaal = ruimte gemaakt
2
,- Neolitische revolutie: van jagen op dieren (jagerscultuur), naar het samenbrengen van kuddes
en het planten van eten (waardoor ze zich gaan vestigen in een bepaald gebied)
- Stedelijke revolutie: sommige nederzettingen groeien tot grote complexe nederzettingen die
we stad gaan noemen (met centraal productie en handel)
→ Eerste stad: Ur
- Industriële revolutie: grootschalige transformatie door machines en fabrieken
Stad als samenlevingsrol = fundamentele rol in de ontwikkeling van de menselijke beschaving
(meer dan werktuigen)
Stedelijke revolutie (3500-1500 v.C.)
- Childe → van dorpsgemeenschap naar stad = 10 criteria
→ Bepaalde grootte/dichtheid + diversiteit aan mensen (achtergrond, beroep, familie…) +
bepaalde maatschappelijke organisatie (regels) + economie (handel op grote schaal met
handelsroutes tussen verschillende steden) + …
- Ur: eerste stad
- Vorm van stad wordt niet aangekaart = fysieke dimensie van de stad is maar de infrastructuur
→ Stad = mensen, met ruimte als infrastructuur
Essentiële ruimtelijke elementen: omwalling (verstevigende grens), water (extra
bescherming), centrale burcht (vestiging voor de top van de maatschappij), dicht
weefsel van straten en woningen
= Vormgeving stad tot in de 19de eeuw in West-Europa (door IR een nieuw model)
Industriële revolutie (19de eeuw)
→ Plattelandsvlucht: steden worden industriële productiecentra vol fabrieken
- Watertoevoer naar stad wordt beter
- Omwalling rond de stad verdwijnt → uitvinding kanonnen door IR (over de omwalling schieten,
dus geen nut meer) + vestiging buiten de stad
- Vervoer wordt beter (mechanisme)
- Ontstaan van energie (niet meer afhankelijk van wind, paard of water)
= Explosieve verstedelijking in de late 19de eeuw → ontstaan van miljoenensteden
- 1900: enkele miljoenensteden
- 1960 (na WOII): meer miljoenensteden, ook in Azië
- 2000: veel miljoenensteden, merendeels aan de kust (havens is goed voor economie)
→ Volgt de evolutie van de wereldbevolking
Ontstedelijking, sub-urbanisering en sprawl (21ste eeuw)
= Omgekeerde van verstedelijking → inwoners verliezen in stad
- Sub-urbanisering: meer en meer mensen wonen buiten de stad en pendelen naar de stad
→ Vlaanderen = verkaveling/lintbebouwing buiten de stad
→ Detroit (1943-2003) = ontstedelijking (failliet verklaart)
= Drukke wijk is weg: huizen in VS zijn goedkoop (blijven voor 50 jaar)
→ Mensen konden hun huis niet meer afbetalen → huis gaat naar bank die het huis afsmijten,
omdat de grond mee waard is zonderhuis
= Economisch/financieel in ruimtelijke omgeving
3
, Conditie vandaag = netwerkstad
→ Uitgestrekt over groot gebied, met aantal kernen maar ook leegte
- Rotterdam/Den Haag/Amsterdam = 1 grote stad die verbonden is (zoals Vlaanderen)
→ Dankzij hedendaagse snufjes, zijn steden in Vlaanderen 1 geheel + werken ze als 1 systeem
Netwerkstad: geen collectief plein, maar een geheel van activiteiten, trajecten en
bestemmingen
2. De stad in de Klassieke Oudheid
= Romeinen en de Grieken
Grieken + Polis
→ Enkel informatie door archeologen en teksten van Griekse filosofen = indirecte weg
- Geen directe toegang tot kennis van de Grieken = alles is een interpretatie, en verandert
doorheen de tijd door evolutie van inzichten en technieken
- Polis = kwaliteiten die een stad van vandaag niet meer heeft
Griekse stad = Polis: verschillende contexten doorheen de Griekse evolutie (D.F. Kitto)
- Citadel, burcht + stuk grond errond: eerste vestiging van bevolking om zich te beschermen
→ Ommuurde stad + omliggend territorium
- Staat, gebied van een organisatie rond die burcht
→ Centrum voor bestuur, defensie, eredienst en rechtspraak
- Mensen van het gebied, die deelnemen aan het bestuur (sociale en politieke organisatievorm)
→ Leefgemeenschap van vrije burgers
- Specifieke manier van leven van mensen
→ Leven binnen de polis is anders dan buiten de polis
= Proces verstedelijking en mensen die zich samen groeperen
Polis → met andere dingen bezighouden dan eigen dingen (cultureel/politiek) = democratie
→ Polis = niet enkel een fysieke stad, maar een groep mensen die dankzij de polis vrije mensen
kunnen worden (hun eigen capaciteiten ontwikkelen)
Kenmerken Polis
- Intieme relatie met natuur en geografie: topografie is ruw en hard
- Kleinschalig + beperkt aantal inwoners: polis moet klein zijn, anders wordt hij onbestuurbaar
- Publieke gebouwen krijgen meeste aandacht + woningen zijn kleinschalig: = nadruk op
collectieve leven (leven in de stad + wonen in de avond)
- Acropolis: tempelcomplex
- Agora: belangrijkste plein, politiek centrum
Organisch gegroeide steden
= Organisch proces, ontstaan vanzelf
- Athene
= gegroeid rond belangrijk tempelcomplex (Parthenon)
→ Mensen waren op weg via Pan-Helleense weg, naar de Akropolis bovenop het plateau
(heiligdom) = tijd nemen om naar boven te gaan
- Voet van de heuvel → wachten mensen = hotel, restaurant, kraampjes… = marktplein (agora)
4
1. Wat is een stad? Wat is verstedelijking? Wat is geschiedenis van de stedenbouw?
De stad
‘Stad’ = evolueert doorheen de tijd (anders vroeger dan nu)
Stad → in alle soorten, maten, groottes en verschijningsvormen
- Lucca: stad gebouwd rond een Romeins amfitheater
- Parijs (opera Garnier)
- Kinshasa: neemt explosief alle landbouw rond de stad, waardoor de
stad snel groeit (grens is zeer onduidelijk)
- Houston: lege stad, maar er wonen veel mensen (parkeerplaatsen)
- New Delhi: dichtbevolkte stad, dat vanuit het niets uit de grond is gestampt
¾ van de mensen vandaag wonen niet in de stad
= Criteria, om een plaats een stad te noemen
- Stadhuis: stad als bestuurlijk centrum (regels voor een gebied dat ruimer is)
- Winkels (commercieel): meer vraag in stad, omdat er meer mensen wonen
- Ziekenhuis (dure infrastructuur): nuttig in stad omdat er meer vraag is
- Universiteit: meer vraag in stad
→ Voorzieningen en infrastructuur in stad omwille van het draagvlak
- Drukte: aantal mensen op een bepaalde oppervlakte (bevolkingsdichtheid)
- Openbaar vervoer: veel mensen die zich op kleine afstand moeten verplaatsen (nuttig)
- Wetenschappelijke literatuur = pogingen tot definitie/omschrijving stad
→ Weinig bruikbaar, want de focus ligt telkens op een ander aspect (juridisch, grootte,
economie, politiek…)
Lewis Mumford en Louis Wirth
Cultuurgeschiedenis → ‘What is a City?’, Lewis Mumford (1937)
‘The city is a geographic plexus, an economic organization, an institutional process, a
theater of social action, and an aesthetic symbol of collective unity’
= 5 karakteristieken van een stad!!
- De stad ligt ergens met een bepaalde reden
→ Weinig steden liggen ergens willekeurig
- Inwoners van een stad worden verbonden door economie (verkopen en kopen van iedereen)
→ Afhankelijkheid ontstaat van elkaar <-> dorp meer familiaal verband
- Kleine groep inwoners groeit waarbij economische afhankelijkheid ontstaat + er is een
organisatie nodig met regels
→ Iemand moet de baas zijn en regels moeten gevormd worden (machtsrelatie met regels)
- Decor waar mensen bewegen in economisch/institutioneel verband en waar mensen
interacties aangaan met elkaar = infrastructuur van die stad (gebouwen ,pleinen, straten…)
- Symbool die macht en rijkdom van de stad laat zien, zoals een kerktoren of kathedraal
= MAKEN EEN STAD EEN STAD
→ Stedenbouw is meer dan de bebouwde omgeving, het heeft te maken met de mensen (in deze
periode lag de nadruk meer op materiaal dan de mens)
= Kritiek: toepassing op de middeleeuwse stad, maar niet aanwezig in de moderne metropolen
1
,Sociologie → ‘Urbanism as a Way of Life’, Louis Wirth (1938)
‘The city is a relatively large, dense and permanent settlement of heterogenous individuals’
→ Stad bekijken en conclusies trekken
= Waarin verschilt het leven in een stad en dorp? Andere gedragingen?
- Stad is groot, grote bevolkingsdichtheid en heeft permanente bezetting <-> dorp
Onze planeet is meer aan het verstedelijken = meer mensen willen in stad leven
- Stad → afhankelijk van elkaar op verschillende niveaus <-> dorp onafhankelijk met elkaar
= SOCIAAL VERSCHIL (naast ruimtelijk)
Verstedelijking
→ Afhankelijk van economische relaties + infrastructuur
Snelle verstedelijking → gevolg: ongelijkheid, armoede, vervuiling, impact natuur
Verstedelijking = grote groepen trekken naar de stad en vestigen zich daar
- 19de eeuw: platteland ontvolkt, want mensen gaan in fabrieken gaan werken (slechte
verbinding met de stad)
→ Nu is er verstedelijking buiten de stad, door een goede verbinding naar het centrum
- Vlaanderen = lage densiteit van stedelijk netwerk
→ Veel mensen wonen buiten de stad, maar leven wel op een stedelijke manier
- 2005: punt dat de wereld half verstedelijkt is
→ Meer mensen vandaag in stedelijke context leven = meer mensen zijn afhankelijk van elkaar
= Steeds meer mensen leven van industrie en diensten (minder van landbouw)
Stedenbouw
= Interactie tussen de bebouwde omgeving en alle mogelijke aspecten en invullingen (politiek,
sociaal, economisch, technisch, wetenschappelijk…)
→ Hele context heeft invloed met hoe we omgaan met de stad
3 perspectieven
- Morfologische invalshoek = zoeken naar patronen, ontwikkeling en planning (stad als
ruimtelijk artefact)
→ Stad herkennen
- Socio-culturele invalshoek = stedenbouw en planning als instrument van macht (stad als
ruimtelijke neerslag van maatschappelijke verhoudingen en politieke ideologieën)
→ Reflectie van stadsplattegrond om de agenda van diegene die er achter zit (ingrepen te maken
met macht)
- Stedenbouw als discipline = de bebouwde omgeving als wetenschappelijk, artistiek sociaal
studieobject (aandacht voor het denken over de stad)
Gordon Childe
‘The Urban Revolution’ , Gordon Childe (1957)
→ Marxisme: geloof dat de geschiedenis geen lineair proces is, maar sprongsgewijs revolueert
= Focus op de economie, landbouw en industrie (materialisme) → stimuleren de vooruitgang
3 revoluties in de evolutie van de mensheid: geschiedenis van de mensheid structureren
(werktuigen van de mens zorgde voor revoluties)
<-> Childe: de manier van hoe mensen zich vestigde + sociaal = ruimte gemaakt
2
,- Neolitische revolutie: van jagen op dieren (jagerscultuur), naar het samenbrengen van kuddes
en het planten van eten (waardoor ze zich gaan vestigen in een bepaald gebied)
- Stedelijke revolutie: sommige nederzettingen groeien tot grote complexe nederzettingen die
we stad gaan noemen (met centraal productie en handel)
→ Eerste stad: Ur
- Industriële revolutie: grootschalige transformatie door machines en fabrieken
Stad als samenlevingsrol = fundamentele rol in de ontwikkeling van de menselijke beschaving
(meer dan werktuigen)
Stedelijke revolutie (3500-1500 v.C.)
- Childe → van dorpsgemeenschap naar stad = 10 criteria
→ Bepaalde grootte/dichtheid + diversiteit aan mensen (achtergrond, beroep, familie…) +
bepaalde maatschappelijke organisatie (regels) + economie (handel op grote schaal met
handelsroutes tussen verschillende steden) + …
- Ur: eerste stad
- Vorm van stad wordt niet aangekaart = fysieke dimensie van de stad is maar de infrastructuur
→ Stad = mensen, met ruimte als infrastructuur
Essentiële ruimtelijke elementen: omwalling (verstevigende grens), water (extra
bescherming), centrale burcht (vestiging voor de top van de maatschappij), dicht
weefsel van straten en woningen
= Vormgeving stad tot in de 19de eeuw in West-Europa (door IR een nieuw model)
Industriële revolutie (19de eeuw)
→ Plattelandsvlucht: steden worden industriële productiecentra vol fabrieken
- Watertoevoer naar stad wordt beter
- Omwalling rond de stad verdwijnt → uitvinding kanonnen door IR (over de omwalling schieten,
dus geen nut meer) + vestiging buiten de stad
- Vervoer wordt beter (mechanisme)
- Ontstaan van energie (niet meer afhankelijk van wind, paard of water)
= Explosieve verstedelijking in de late 19de eeuw → ontstaan van miljoenensteden
- 1900: enkele miljoenensteden
- 1960 (na WOII): meer miljoenensteden, ook in Azië
- 2000: veel miljoenensteden, merendeels aan de kust (havens is goed voor economie)
→ Volgt de evolutie van de wereldbevolking
Ontstedelijking, sub-urbanisering en sprawl (21ste eeuw)
= Omgekeerde van verstedelijking → inwoners verliezen in stad
- Sub-urbanisering: meer en meer mensen wonen buiten de stad en pendelen naar de stad
→ Vlaanderen = verkaveling/lintbebouwing buiten de stad
→ Detroit (1943-2003) = ontstedelijking (failliet verklaart)
= Drukke wijk is weg: huizen in VS zijn goedkoop (blijven voor 50 jaar)
→ Mensen konden hun huis niet meer afbetalen → huis gaat naar bank die het huis afsmijten,
omdat de grond mee waard is zonderhuis
= Economisch/financieel in ruimtelijke omgeving
3
, Conditie vandaag = netwerkstad
→ Uitgestrekt over groot gebied, met aantal kernen maar ook leegte
- Rotterdam/Den Haag/Amsterdam = 1 grote stad die verbonden is (zoals Vlaanderen)
→ Dankzij hedendaagse snufjes, zijn steden in Vlaanderen 1 geheel + werken ze als 1 systeem
Netwerkstad: geen collectief plein, maar een geheel van activiteiten, trajecten en
bestemmingen
2. De stad in de Klassieke Oudheid
= Romeinen en de Grieken
Grieken + Polis
→ Enkel informatie door archeologen en teksten van Griekse filosofen = indirecte weg
- Geen directe toegang tot kennis van de Grieken = alles is een interpretatie, en verandert
doorheen de tijd door evolutie van inzichten en technieken
- Polis = kwaliteiten die een stad van vandaag niet meer heeft
Griekse stad = Polis: verschillende contexten doorheen de Griekse evolutie (D.F. Kitto)
- Citadel, burcht + stuk grond errond: eerste vestiging van bevolking om zich te beschermen
→ Ommuurde stad + omliggend territorium
- Staat, gebied van een organisatie rond die burcht
→ Centrum voor bestuur, defensie, eredienst en rechtspraak
- Mensen van het gebied, die deelnemen aan het bestuur (sociale en politieke organisatievorm)
→ Leefgemeenschap van vrije burgers
- Specifieke manier van leven van mensen
→ Leven binnen de polis is anders dan buiten de polis
= Proces verstedelijking en mensen die zich samen groeperen
Polis → met andere dingen bezighouden dan eigen dingen (cultureel/politiek) = democratie
→ Polis = niet enkel een fysieke stad, maar een groep mensen die dankzij de polis vrije mensen
kunnen worden (hun eigen capaciteiten ontwikkelen)
Kenmerken Polis
- Intieme relatie met natuur en geografie: topografie is ruw en hard
- Kleinschalig + beperkt aantal inwoners: polis moet klein zijn, anders wordt hij onbestuurbaar
- Publieke gebouwen krijgen meeste aandacht + woningen zijn kleinschalig: = nadruk op
collectieve leven (leven in de stad + wonen in de avond)
- Acropolis: tempelcomplex
- Agora: belangrijkste plein, politiek centrum
Organisch gegroeide steden
= Organisch proces, ontstaan vanzelf
- Athene
= gegroeid rond belangrijk tempelcomplex (Parthenon)
→ Mensen waren op weg via Pan-Helleense weg, naar de Akropolis bovenop het plateau
(heiligdom) = tijd nemen om naar boven te gaan
- Voet van de heuvel → wachten mensen = hotel, restaurant, kraampjes… = marktplein (agora)
4