Ethiek de Basis
W. van Dalen, Ethiek, de basis. Noordhoff Uitgevers, 3e druk. ISBN 97809001865146.
Inhoudsopgave
Ethiek – les 1.................................................................................................................................................3
1.1 Het intuïtief moreel oordeel...............................................................................................................3
1.2 Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen................................................................................3
Drie processen in je bewustzijn (p 14 ) – het driewereldenmodel............................................................4
1.3 Herkennen van een moreel oordeel...................................................................................................4
1.4 Ethiek, moraal en het moreel vertoog................................................................................................4
1.5 Morele competenties.........................................................................................................................4
Het driewereldenmodel als hulpmiddel voor de SW’er........................................................................5
Ethiek – Les 2................................................................................................................................................6
2.1 normen...............................................................................................................................................6
2.2 waarden..............................................................................................................................................6
2.3 deugden..............................................................................................................................................6
Imanuelle Grives.......................................................................................................................................7
2.4 ethische theorieën..............................................................................................................................7
2.5 gevoelig denken..................................................................................................................................7
Ethiek - Les 3.................................................................................................................................................8
Verantwoordelijkheid...............................................................................................................................8
Soorten verantwoordelijkheid p48.......................................................................................................8
Verantwoordelijke mensen:.................................................................................................................8
Verontschuldigende omstandigheden..................................................................................................8
Verzachtende omstandigheden............................................................................................................8
4.1 zelfbeschikking zonder dwang............................................................................................................9
4.2 vrijheid van en vrijheid tot..................................................................................................................9
4.3 vrijheid als verantwoordelijkheid.......................................................................................................9
Negatieve en positieve vrijheid..........................................................................................................10
Ethiek - Les 4...............................................................................................................................................11
5.1 rechten.............................................................................................................................................11
5.2 verschillende soorten rechten..........................................................................................................11
1
, 1. Voor wie geldt een recht?...............................................................................................................11
2. Op welke wijze, met welke middelen, dwing je een recht af?........................................................11
3. Hoe zwaar weegt een recht?..........................................................................................................11
5.3 verhouding moraal en recht.............................................................................................................11
5.4 als rechten botsen............................................................................................................................12
6.1 rechtvaardige behandeling...............................................................................................................12
6.2 rechtvaardige verdeling....................................................................................................................12
6.3 rechtvaardige procedures.................................................................................................................13
Schema rechtvaardigheid.......................................................................................................................13
Ethiek- Les 5...............................................................................................................................................15
7.1 moreel gedrag en integriteit.............................................................................................................15
7.2 integriteit is een deugd.....................................................................................................................15
Figuur 7.2 integriteit is balanceren.....................................................................................................16
7.3 normatieve professionaliteit............................................................................................................16
7.4 leren van dilemma’s.........................................................................................................................16
Ethiek – Les 6..............................................................................................................................................17
8.1 formuleren van een morele vraag....................................................................................................17
8.3 stappenplan voor een onderbouwd moreel oordeel........................................................................17
2
,Ethiek – les 1
H1: Moraal, een kwestie van oordelen
Ethiek gaat over de morele kant van:
Jullie persoonlijk functioneren
Omgang met cliënten, patiënten, burgers, inwoners, bewoners
De gevolgen hiervan instellingen, woonwijk, buurt en de algemene opvattingen over het welzijnswerk en
gezondheidzorg.
1.1 Het intuïtief moreel oordeel
Moreel oordeel: uitspreken wat je behoorlijk vindt van jezelf en anderen. Je geeft aan hoe je verwacht dat die ander
met jou of anderen om zou moeten gaan.
Voorbeeld: Ik vind het lullig dat Chris de verkering uitmaakte via Whatsapp
Intuïtief moreel oordeel: moreel oordeel dat vanzelf komt, zonder dat je erover na hoeft te denken. Besef je vaak
zelf niet eens. Door discussie of gesprek over het standpunt word je aan het denk en gezet.
Oordelen, kennen en voelen: drie processen die zich in je bewustzijn afspelen. Oordelen: je vindt ergens iets van.
Kennen: je weet dat het je mening is en kent het standpunt van de ander, bewustwording. Voelen: het oordeel
brengt een bepaald gevoel met zich mee.
1.2 Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen
Objectiveren: als je de wereld kent, plaats je dat wat er gebeurt buiten jezelf en beschrijft het vervolgens. Het
resultaat van dit proces is kennis van de buitenwereld (objectief domein).
Voorbeeld: vertellen aan iemand hoe laat de trein vertrekt (beiden dan dezelfde kennis, kennisoverdracht)
Subjectiveren: als je de wereld beleeft, richt je je op wat er innerlijk met je gebeurt. Je voelt wat je meemaakt alsof
de wereld zich in jou zelf afspeelt. Het resultaat van dit proces is een gevoel in je binnenwereld (subjectief domein).
Gevoelens zijn niet uitwisselbaar, kennis wel.
Normeren: als je de wereld beoordeelt, richt je je op gedrag van mensen en wat jij daarvan vindt. Je verbindt gedrag
van anderen met je eigen oordeel: je vindt dat gedrag goed of slecht. Het resultaat van dit proces is een verbinding
van jezelf met anderen ofwel een tussenwereld (normatief domein). Normatieve uitspraken zijn beter uitwisselbaar
dan gevoelens, omdat ze niet louter persoonlijk zijn. Je kunt het namelijk eens zijn met elkaar en dat van elkaar
weten. Maar ze zijn minder goed uitwisselbaar dan kennis omdat ze wel aan de persoon gebonden zijn die het
uitspreekt. Morele oordelen zijn dus niet persoonlijk, wel persoonsgebonden
Welke bril zet je op? Je gebruikt altijd een van deze drie benaderingen, ook al is dat onbewust.
3
, Drie processen in je bewustzijn (p 14 ) – het driewereldenmodel
Bewustzijnsvorm Wat doe je? Resultaat van de Centrale vraag
omgang
Kennen (objectiveren) Je representeert een Objectieve feiten (kennis) Is het waar?
buitenwereld in je
bewustzijn
Beoordelen (normeren) Je verbindt jezelf met Morele oordelen Is het juist?
anderen
Voelen (subjectiveren) Je ervaart een Gevoelens (emoties) Hoe voel ik me?
binnenwereld in je
bewustzijn
1.3 Herkennen van een moreel oordeel
Een moreel oordeel is een waardering van menselijk gedrag aan de hand van morele uitgangspunten.
1. Gaat over menselijk gedrag
2. Overstijgt het individuele (is veralgemeniseerbaar: het universaliteitsprincipe)
3. Is normatief (schrijft voor hoe het hoort)
4. Is gericht op het goede. Een moreel uitgangspunt is een omschrijving van iets dat op zichzelf
nastrevenswaardig is betreffende menselijk samenleven. (Voorbeeld: student die hard werkt, slechte
cijfers, maar zijn inzet wordt geprezen, is nastrevenswaardig)
5. Kan morele verontwaardiging veroorzaken. Niet verwarren met het oordeel. De verontwaardiging is een
gevolg van het oordeel en niet het oordeel zelf, is dus ook geen reden voor het oordeel.
1.4 Ethiek, moraal en het moreel vertoog
Moraal is het geheel van gedeelde morele oordelen van een groep dat ontstaat in een gesprek. Het is het geheel
van morele regels waarvan wij onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten.
Ethiek is de wetenschap die moraal bestudeert en die tracht de moraal verder te helpen door nieuwe argumenten
te ontwikkelen en te gebruiken in afwegingen.
De moraal kan verschillen tussen groepen mensen, landen, organisaties, vakgebieden etc. Ze hebben allemaal hun
eigen verzameling morele oordelen, hun eigen moraal. Voorbeelden?
Moreel gesprek: over morele oordelen ontstaat heel snel een moreel gesprek. Voorbeeld: ik vind dat je op elkaar
moet wachten als je met dezelfde trein gaat. Deze uitspraak geldt voor iedereen. Niet bij: ik houd meer van
spaghetti dan pizza.
Het moreel vertoog is het geheel aan communicatie en interactie waarin mensen hun morele oordelen, en daarmee
hun moraal, vormen en op elkaar afstemmen.
Het voeren van een gesprek is niet alleen belangrijk voor het vormen van onze morele oordelen en onze moraal,
maar ook voor ons professioneel functioneren.
1.5 Morele competenties
Ieder mens heeft een morele intuïtie waarmee hij in staat is direct en zonder veel na te denken te oordelen over
een situatie. Redenen waarom dit oordelen met behulp van je morele intuïtie tekortschiet in het functioneren van
een professional:
1. Je morele intuïtie is niet uit te leggen aan anderen.
2. Als je alleen intuïtief oordeelt, kun je niet leren van je fouten en successen.
3. Je intuïtie bereidt je niet voor op nieuwe situaties.
4
W. van Dalen, Ethiek, de basis. Noordhoff Uitgevers, 3e druk. ISBN 97809001865146.
Inhoudsopgave
Ethiek – les 1.................................................................................................................................................3
1.1 Het intuïtief moreel oordeel...............................................................................................................3
1.2 Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen................................................................................3
Drie processen in je bewustzijn (p 14 ) – het driewereldenmodel............................................................4
1.3 Herkennen van een moreel oordeel...................................................................................................4
1.4 Ethiek, moraal en het moreel vertoog................................................................................................4
1.5 Morele competenties.........................................................................................................................4
Het driewereldenmodel als hulpmiddel voor de SW’er........................................................................5
Ethiek – Les 2................................................................................................................................................6
2.1 normen...............................................................................................................................................6
2.2 waarden..............................................................................................................................................6
2.3 deugden..............................................................................................................................................6
Imanuelle Grives.......................................................................................................................................7
2.4 ethische theorieën..............................................................................................................................7
2.5 gevoelig denken..................................................................................................................................7
Ethiek - Les 3.................................................................................................................................................8
Verantwoordelijkheid...............................................................................................................................8
Soorten verantwoordelijkheid p48.......................................................................................................8
Verantwoordelijke mensen:.................................................................................................................8
Verontschuldigende omstandigheden..................................................................................................8
Verzachtende omstandigheden............................................................................................................8
4.1 zelfbeschikking zonder dwang............................................................................................................9
4.2 vrijheid van en vrijheid tot..................................................................................................................9
4.3 vrijheid als verantwoordelijkheid.......................................................................................................9
Negatieve en positieve vrijheid..........................................................................................................10
Ethiek - Les 4...............................................................................................................................................11
5.1 rechten.............................................................................................................................................11
5.2 verschillende soorten rechten..........................................................................................................11
1
, 1. Voor wie geldt een recht?...............................................................................................................11
2. Op welke wijze, met welke middelen, dwing je een recht af?........................................................11
3. Hoe zwaar weegt een recht?..........................................................................................................11
5.3 verhouding moraal en recht.............................................................................................................11
5.4 als rechten botsen............................................................................................................................12
6.1 rechtvaardige behandeling...............................................................................................................12
6.2 rechtvaardige verdeling....................................................................................................................12
6.3 rechtvaardige procedures.................................................................................................................13
Schema rechtvaardigheid.......................................................................................................................13
Ethiek- Les 5...............................................................................................................................................15
7.1 moreel gedrag en integriteit.............................................................................................................15
7.2 integriteit is een deugd.....................................................................................................................15
Figuur 7.2 integriteit is balanceren.....................................................................................................16
7.3 normatieve professionaliteit............................................................................................................16
7.4 leren van dilemma’s.........................................................................................................................16
Ethiek – Les 6..............................................................................................................................................17
8.1 formuleren van een morele vraag....................................................................................................17
8.3 stappenplan voor een onderbouwd moreel oordeel........................................................................17
2
,Ethiek – les 1
H1: Moraal, een kwestie van oordelen
Ethiek gaat over de morele kant van:
Jullie persoonlijk functioneren
Omgang met cliënten, patiënten, burgers, inwoners, bewoners
De gevolgen hiervan instellingen, woonwijk, buurt en de algemene opvattingen over het welzijnswerk en
gezondheidzorg.
1.1 Het intuïtief moreel oordeel
Moreel oordeel: uitspreken wat je behoorlijk vindt van jezelf en anderen. Je geeft aan hoe je verwacht dat die ander
met jou of anderen om zou moeten gaan.
Voorbeeld: Ik vind het lullig dat Chris de verkering uitmaakte via Whatsapp
Intuïtief moreel oordeel: moreel oordeel dat vanzelf komt, zonder dat je erover na hoeft te denken. Besef je vaak
zelf niet eens. Door discussie of gesprek over het standpunt word je aan het denk en gezet.
Oordelen, kennen en voelen: drie processen die zich in je bewustzijn afspelen. Oordelen: je vindt ergens iets van.
Kennen: je weet dat het je mening is en kent het standpunt van de ander, bewustwording. Voelen: het oordeel
brengt een bepaald gevoel met zich mee.
1.2 Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen
Objectiveren: als je de wereld kent, plaats je dat wat er gebeurt buiten jezelf en beschrijft het vervolgens. Het
resultaat van dit proces is kennis van de buitenwereld (objectief domein).
Voorbeeld: vertellen aan iemand hoe laat de trein vertrekt (beiden dan dezelfde kennis, kennisoverdracht)
Subjectiveren: als je de wereld beleeft, richt je je op wat er innerlijk met je gebeurt. Je voelt wat je meemaakt alsof
de wereld zich in jou zelf afspeelt. Het resultaat van dit proces is een gevoel in je binnenwereld (subjectief domein).
Gevoelens zijn niet uitwisselbaar, kennis wel.
Normeren: als je de wereld beoordeelt, richt je je op gedrag van mensen en wat jij daarvan vindt. Je verbindt gedrag
van anderen met je eigen oordeel: je vindt dat gedrag goed of slecht. Het resultaat van dit proces is een verbinding
van jezelf met anderen ofwel een tussenwereld (normatief domein). Normatieve uitspraken zijn beter uitwisselbaar
dan gevoelens, omdat ze niet louter persoonlijk zijn. Je kunt het namelijk eens zijn met elkaar en dat van elkaar
weten. Maar ze zijn minder goed uitwisselbaar dan kennis omdat ze wel aan de persoon gebonden zijn die het
uitspreekt. Morele oordelen zijn dus niet persoonlijk, wel persoonsgebonden
Welke bril zet je op? Je gebruikt altijd een van deze drie benaderingen, ook al is dat onbewust.
3
, Drie processen in je bewustzijn (p 14 ) – het driewereldenmodel
Bewustzijnsvorm Wat doe je? Resultaat van de Centrale vraag
omgang
Kennen (objectiveren) Je representeert een Objectieve feiten (kennis) Is het waar?
buitenwereld in je
bewustzijn
Beoordelen (normeren) Je verbindt jezelf met Morele oordelen Is het juist?
anderen
Voelen (subjectiveren) Je ervaart een Gevoelens (emoties) Hoe voel ik me?
binnenwereld in je
bewustzijn
1.3 Herkennen van een moreel oordeel
Een moreel oordeel is een waardering van menselijk gedrag aan de hand van morele uitgangspunten.
1. Gaat over menselijk gedrag
2. Overstijgt het individuele (is veralgemeniseerbaar: het universaliteitsprincipe)
3. Is normatief (schrijft voor hoe het hoort)
4. Is gericht op het goede. Een moreel uitgangspunt is een omschrijving van iets dat op zichzelf
nastrevenswaardig is betreffende menselijk samenleven. (Voorbeeld: student die hard werkt, slechte
cijfers, maar zijn inzet wordt geprezen, is nastrevenswaardig)
5. Kan morele verontwaardiging veroorzaken. Niet verwarren met het oordeel. De verontwaardiging is een
gevolg van het oordeel en niet het oordeel zelf, is dus ook geen reden voor het oordeel.
1.4 Ethiek, moraal en het moreel vertoog
Moraal is het geheel van gedeelde morele oordelen van een groep dat ontstaat in een gesprek. Het is het geheel
van morele regels waarvan wij onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten.
Ethiek is de wetenschap die moraal bestudeert en die tracht de moraal verder te helpen door nieuwe argumenten
te ontwikkelen en te gebruiken in afwegingen.
De moraal kan verschillen tussen groepen mensen, landen, organisaties, vakgebieden etc. Ze hebben allemaal hun
eigen verzameling morele oordelen, hun eigen moraal. Voorbeelden?
Moreel gesprek: over morele oordelen ontstaat heel snel een moreel gesprek. Voorbeeld: ik vind dat je op elkaar
moet wachten als je met dezelfde trein gaat. Deze uitspraak geldt voor iedereen. Niet bij: ik houd meer van
spaghetti dan pizza.
Het moreel vertoog is het geheel aan communicatie en interactie waarin mensen hun morele oordelen, en daarmee
hun moraal, vormen en op elkaar afstemmen.
Het voeren van een gesprek is niet alleen belangrijk voor het vormen van onze morele oordelen en onze moraal,
maar ook voor ons professioneel functioneren.
1.5 Morele competenties
Ieder mens heeft een morele intuïtie waarmee hij in staat is direct en zonder veel na te denken te oordelen over
een situatie. Redenen waarom dit oordelen met behulp van je morele intuïtie tekortschiet in het functioneren van
een professional:
1. Je morele intuïtie is niet uit te leggen aan anderen.
2. Als je alleen intuïtief oordeelt, kun je niet leren van je fouten en successen.
3. Je intuïtie bereidt je niet voor op nieuwe situaties.
4