1. OPVOEDING
1.1 AMBACHT VAN DE PEDAGOGIE:
Als pedagoog heb je geen concreet materiaal, je hebt enkel je lichaam en je taal
1.2 PEDAGOGISCHE VERANTWOORDELIJKHEID: ‘WE KUNNEN NIET NIET
OPVOEDEN’
Hulpeloos kind: alle aandacht gaat naar het kind
Deze verantwoordelijkheid is inherent aanwezig bij volwassenen
Vanuit het kind komt er een appèl naar de ouder, die hierop moet
handelen
1.3 PEDAGOGISCHE RELATIE:
Baby is nooit alleen, er is altijd een opvoeder
Focus op de relatie
Opvoeder is essentieel voor de emotionele en psychologische groei v/h
kind.
‘there is no such thing as a baby’ Winnicott
Driehoeksrelatie, kind-opvoeder-wereld. De relatie kind-opvoeder ontstaat
door samen naar de wereld te kijken, samen bezig zijn vb. koken.
‘een opvoeder is slechts een opvoeder ten opzichte van het kind dat wordt
opgevoed’
Wereld heeft een grote invloed
Niet enkel ouders zijn de opvoeders, ook vb.
o Zorgfiguren in de informele context: grootouders, animatoren
o Zorgfiguren in de formele context: leerkrachten, kinderopvang…
1.4 OPVOEDINGSMILIEUS:
= fysieke omgeving en, sociale en culturele context waarin het kind opgroeit en
die elkaar beïnvloeden. Naarmate het kind opgroeit, vindt het in meer contexten
plaats
1. Gezin (primair)
2. School (secundair) Ze lopen parallel, niet apart
3. Vrije tijd (buurt,…) (tertiair)
4. Wereld (quartair)
Nummer 5: zou digitale wereld kunnen zijn grote invloed vb. hoeveel
schermtijd…
Jongeren worden opgevoed in verschillende milieus, dus dit betekent niet dat
elke opvoeding hetzelfde moet verlopen.
o Vb. een leerkracht kan een bijzondere invloed hebben als kinderen het
thuis moeilijk hebben.
o Waar we wonen, hoeveel geld we hebben, de school, de
jeugdbeweging… heeft allemaal een invloed op de opvoeding.
1.5 PEDAGOGISCHE VERANTWOORDELIJKHEID: JAN MASSCHELEIN
Kinderen geven een appèl, opvoeders voelen zich verantwoordelijk om
hierop te handelen
Als ouder leer je kinderen woorden aan die we gebruiken in de wereld
1
, Vb. dit is een bed, hier slaap je in, je eet niet met je handen…
Als je kind opgroeit ga je het hebben over andere thema’s, zoals
vrienschap
Ouders moeten hun kind de vrijheid geven om te exploreren
Ouders nemen de verantwoordelijkheid voor het gedrag van het kind over
Opvoeden = initiëren in de wereld
Opvoeder maakt keuze’s: vb. vegetarisch zijn, helpen in huishouden zo
krijgen kinderen waarden en normen
o Ouders kunnen bvb. Het kind boeken laten lezen, als het kind dit
niet leuk vindt zal het geen boekenwurm worden
o Als opvoeder moet je weerstand bieden, bvb: het kind boeken laten
ontdekken, maar opvoeden is ook weerstand van het kind aanvaren
als hij dit niet aanneemt. ‘Meirieu’
zo zie je verschillen tussen bvb. De opvoeding die je beste vriendin krijgt.
intergenerationele karakter van opvoeden: ervaringen doorgeven door
generaties
‘opvoeden is een werelds gebeuren, het gaat niet enkel om de 1op1 interactie’
1.6 PEDAGOGISCHE BASIS
= alle contacten, relaties en leefomgevingen die bijdragen aan het opgroeien en
opvoeden van kinderen.
Pedagogische leefomgeving: plekken in de buurt waar kinderen en
opvoeders naartoe kunnen (fysiek en online)
Vb. voetbalclub, speeltuin, whatsapp groep van de school
Pedagogische sociale relaties (medeopvoeders): mensen waarmee
kinderen opgroeien
1.7 PEDAGOGISCH LEEFKLIMAAT:
= fysieke sociale en emotionele omgeving v/e opvoedingsmilieu.
In een pedagogisch leefklimaat dat tegemoet komt aan basisbehoeften kunnen
kinderen beter ontwikkelen en ervaren ze een hogere mate van welbevinden.
Het pedagogisch klimaat =
voorwaardenscheppend
Minder om de plaats waar opvoeding
plaats vindt
Meer om de manier waarop die
omgeving zijn invulling krijgt
Vb. voor een bepaald kind heeft de school een warm leefklimaat doordat
hij fouten mag maken, maar door te weinig structuur komt het klasklimaat
onder druk.
1.8 PEDAGOGISCH HANDELEN:
= een vorm van sociaal handelen, georiënteerd op het handelen van anderen. Je
handelt steeds binnen de pedagogische relatie, het handelen wordt aangestuurd
door en krijgt vorm via reacties van het kind.
Opvoeders zijn vanaf de geboorte bezig met zorgtaken
o Verluieren, voeden en wassen…
Tijdens deze taken doet de opvoeder ook nog andere dingen
o Praten, knuffelen…
Dit komt door de appèl die het kind aan de opvoeder geeft
2
, Geen juist/fout handelen, enkel adequaat (verstandig)
o Vb. kind huilt, opvoeder kan op versch manieren handelen
o Handeling hangt af van diverse factoren: leeftijd, wat er gebeurde…
1.9 INGEBED IN HET ALLEDAAGSE:
Hoe opvoeders kinderen opvoeden hangt af van het alledaagse leven. Het gaat
niet om het doel van de volwassenheid, maar om het leven in het heden, dat
toch met de toekomst te maken heeft.
Opvoeden: ingebed in het volle leven ‘Mollenhauer’
Ouders merken niet dat ze aan het opvoeden zijn en kinderen merken niet
dat ze worden opgevoed door onopzettelijke dingen. kracht van
opvoeding
Gedeelde wereld: het idee dat opvoeding plaatsvindt in een
gemeenschappelijke ruimte waarin kinderen en volwassenen samen leven,
leren en ontwikkelen
1.10 TRADITIE, INTUÏTIE EN GEZOND VERSTAND
Terhorst: ‘ons vak kent wel deskundigen, maar geen leken’
Mensen weten niet hoe ze moeten opvoeden, maar doen het gewoon omdat
heel de wereld het doet en zij zelf ook zijn opgevoed.
1. TRADITIE
Gewoonte, gebruik of geloof
Van generatie op generatie doorgegeven
Binnen bepaalde cultuur, gemeenschap of groep
Omvat rituelen, praktijken, normen en waarden
Veel golfbewegingen: vb vroeger grotere gezinnen
Vb. feestdagen, voedsel, kleding zorgt voor continuïteit en
verbondenheid.
Pas wanneer jou vanzelfsprekend gedrag niet overal gebeurt, ga je er bewust
mee om. Wordt niet enkel doorgegeven door eigen ervaringen, maar ook door die
van gemeenschapsverbanden waartoe men behoort en geeft ons gewoonten,
rituelen…
Traditie voldoet het best in een periode waar weinig verandert
Nu: snelle veranderingen door sociale media etc.
Tradities komen onder druk
Nieuwe opvoedingsuitdagingen vb. hoe omgaan met sociale media?
Minder gemeenschapsverband: minder mensen leven en sterven op
dezelfde plek
2. INTUÏTIE
= aanvoelen wat nodig is zonder precies te kunnen zeggen waarom.
Soms wordt intuïtief handelen bemoeilijkt door:
Baby die niet stopt met huilen, puber die acties blijft herhalen
Hierdoor gaan opvoeders vragen stellen over hun intuïtie
3. GEZOND VERSTAND
= als traditie en intuïtie niet voldoen kan men erover na denken. In de meeste
gevallen komt men er zo uit. Maar sommige opvoeders zijn niet altijd rationeel
waardoor het gezond verstand hun in de steek durft te laten.
3
, Hoe meer opvoeders het kind omringen
Hoe meer kans dat gezond verstand redding kan brengen
waarde geladen zijn van opvoeding (TH): intergenartioneel, cultureel en
maatschappelijk
1.11 MET EEN EXISTENTIEEL KARAKTER:
= opvoeden heeft te maken met de waarden die opvoeders willen doorgeven. Ze
hopen dat hun kind leert leven zoals dat door hun als goed wordt beschouwd.
Ouders hebben een opvatting over het goed leven, dit komt door cultuur of
subculturen waartoe zij behoren. Opvoeders tonen aan hun kinderen wat
waardevol is.
= existentieel karakter, geen geheel van gedragingen
1.12 DEFINITIE WESTERSE PEDAGOGIEK
= bezig zijn met kinderen, met het oog op de toekomst
1.13 PEDAGOGIEK ALS HANDELINGSWETENSCHAP
= wetenschapsgebied dat zich richt op het bestuderen + verbeteren van
menselijke handelingen en praktijken.
Streeft naar ondersteunen v opvoeders in hun praktijk + zorgen voor een
gezonde opvoedingsomgeving voor jongeren.
Veel psychologie, sociologie en filosofie
Holistisch begrip krijgen van opvoedingsprocessen.
1.14 THEORIEVORMING IN PEDAGOGIEK
= Theorie als systematisch geheel van begrippen, definities en proposities in een
gestructureerd kader om bepaalde verschijnselen (hier opvoeding) holistisch te
verklaren of begrijpen.
Helder overzicht
Pedagogische modellen breed kijken naar opvoeding, analyseren, juist
handelen
Pedagoog: theoritecus + praktijkmens
1.15 DEEL 2: THEORETISCHE KADERS IN DE PEDAGOGIEK
HET ORTHOPEDAGOGISCH KADER VAN HELLINCKX
Zie apart document
1.16 DEEL 3: OPVOEDING IS VAN ALLE TIJDEN
Oudheid: Plato beschrijft de verschillende fasen van een kind
Jaren 80
Zonder gordel in de auto, geen gsm, geen hekje aan de trap
Jaren 90
Een strenge opvoeding, niet te veel affectie
20e eeuw:
Door het opvoedboek van Spock, verdween de strenge opvoeding en
leerden ouders dat ze echt moesten reageren op de signalen van het kind
Nu:
4
1.1 AMBACHT VAN DE PEDAGOGIE:
Als pedagoog heb je geen concreet materiaal, je hebt enkel je lichaam en je taal
1.2 PEDAGOGISCHE VERANTWOORDELIJKHEID: ‘WE KUNNEN NIET NIET
OPVOEDEN’
Hulpeloos kind: alle aandacht gaat naar het kind
Deze verantwoordelijkheid is inherent aanwezig bij volwassenen
Vanuit het kind komt er een appèl naar de ouder, die hierop moet
handelen
1.3 PEDAGOGISCHE RELATIE:
Baby is nooit alleen, er is altijd een opvoeder
Focus op de relatie
Opvoeder is essentieel voor de emotionele en psychologische groei v/h
kind.
‘there is no such thing as a baby’ Winnicott
Driehoeksrelatie, kind-opvoeder-wereld. De relatie kind-opvoeder ontstaat
door samen naar de wereld te kijken, samen bezig zijn vb. koken.
‘een opvoeder is slechts een opvoeder ten opzichte van het kind dat wordt
opgevoed’
Wereld heeft een grote invloed
Niet enkel ouders zijn de opvoeders, ook vb.
o Zorgfiguren in de informele context: grootouders, animatoren
o Zorgfiguren in de formele context: leerkrachten, kinderopvang…
1.4 OPVOEDINGSMILIEUS:
= fysieke omgeving en, sociale en culturele context waarin het kind opgroeit en
die elkaar beïnvloeden. Naarmate het kind opgroeit, vindt het in meer contexten
plaats
1. Gezin (primair)
2. School (secundair) Ze lopen parallel, niet apart
3. Vrije tijd (buurt,…) (tertiair)
4. Wereld (quartair)
Nummer 5: zou digitale wereld kunnen zijn grote invloed vb. hoeveel
schermtijd…
Jongeren worden opgevoed in verschillende milieus, dus dit betekent niet dat
elke opvoeding hetzelfde moet verlopen.
o Vb. een leerkracht kan een bijzondere invloed hebben als kinderen het
thuis moeilijk hebben.
o Waar we wonen, hoeveel geld we hebben, de school, de
jeugdbeweging… heeft allemaal een invloed op de opvoeding.
1.5 PEDAGOGISCHE VERANTWOORDELIJKHEID: JAN MASSCHELEIN
Kinderen geven een appèl, opvoeders voelen zich verantwoordelijk om
hierop te handelen
Als ouder leer je kinderen woorden aan die we gebruiken in de wereld
1
, Vb. dit is een bed, hier slaap je in, je eet niet met je handen…
Als je kind opgroeit ga je het hebben over andere thema’s, zoals
vrienschap
Ouders moeten hun kind de vrijheid geven om te exploreren
Ouders nemen de verantwoordelijkheid voor het gedrag van het kind over
Opvoeden = initiëren in de wereld
Opvoeder maakt keuze’s: vb. vegetarisch zijn, helpen in huishouden zo
krijgen kinderen waarden en normen
o Ouders kunnen bvb. Het kind boeken laten lezen, als het kind dit
niet leuk vindt zal het geen boekenwurm worden
o Als opvoeder moet je weerstand bieden, bvb: het kind boeken laten
ontdekken, maar opvoeden is ook weerstand van het kind aanvaren
als hij dit niet aanneemt. ‘Meirieu’
zo zie je verschillen tussen bvb. De opvoeding die je beste vriendin krijgt.
intergenerationele karakter van opvoeden: ervaringen doorgeven door
generaties
‘opvoeden is een werelds gebeuren, het gaat niet enkel om de 1op1 interactie’
1.6 PEDAGOGISCHE BASIS
= alle contacten, relaties en leefomgevingen die bijdragen aan het opgroeien en
opvoeden van kinderen.
Pedagogische leefomgeving: plekken in de buurt waar kinderen en
opvoeders naartoe kunnen (fysiek en online)
Vb. voetbalclub, speeltuin, whatsapp groep van de school
Pedagogische sociale relaties (medeopvoeders): mensen waarmee
kinderen opgroeien
1.7 PEDAGOGISCH LEEFKLIMAAT:
= fysieke sociale en emotionele omgeving v/e opvoedingsmilieu.
In een pedagogisch leefklimaat dat tegemoet komt aan basisbehoeften kunnen
kinderen beter ontwikkelen en ervaren ze een hogere mate van welbevinden.
Het pedagogisch klimaat =
voorwaardenscheppend
Minder om de plaats waar opvoeding
plaats vindt
Meer om de manier waarop die
omgeving zijn invulling krijgt
Vb. voor een bepaald kind heeft de school een warm leefklimaat doordat
hij fouten mag maken, maar door te weinig structuur komt het klasklimaat
onder druk.
1.8 PEDAGOGISCH HANDELEN:
= een vorm van sociaal handelen, georiënteerd op het handelen van anderen. Je
handelt steeds binnen de pedagogische relatie, het handelen wordt aangestuurd
door en krijgt vorm via reacties van het kind.
Opvoeders zijn vanaf de geboorte bezig met zorgtaken
o Verluieren, voeden en wassen…
Tijdens deze taken doet de opvoeder ook nog andere dingen
o Praten, knuffelen…
Dit komt door de appèl die het kind aan de opvoeder geeft
2
, Geen juist/fout handelen, enkel adequaat (verstandig)
o Vb. kind huilt, opvoeder kan op versch manieren handelen
o Handeling hangt af van diverse factoren: leeftijd, wat er gebeurde…
1.9 INGEBED IN HET ALLEDAAGSE:
Hoe opvoeders kinderen opvoeden hangt af van het alledaagse leven. Het gaat
niet om het doel van de volwassenheid, maar om het leven in het heden, dat
toch met de toekomst te maken heeft.
Opvoeden: ingebed in het volle leven ‘Mollenhauer’
Ouders merken niet dat ze aan het opvoeden zijn en kinderen merken niet
dat ze worden opgevoed door onopzettelijke dingen. kracht van
opvoeding
Gedeelde wereld: het idee dat opvoeding plaatsvindt in een
gemeenschappelijke ruimte waarin kinderen en volwassenen samen leven,
leren en ontwikkelen
1.10 TRADITIE, INTUÏTIE EN GEZOND VERSTAND
Terhorst: ‘ons vak kent wel deskundigen, maar geen leken’
Mensen weten niet hoe ze moeten opvoeden, maar doen het gewoon omdat
heel de wereld het doet en zij zelf ook zijn opgevoed.
1. TRADITIE
Gewoonte, gebruik of geloof
Van generatie op generatie doorgegeven
Binnen bepaalde cultuur, gemeenschap of groep
Omvat rituelen, praktijken, normen en waarden
Veel golfbewegingen: vb vroeger grotere gezinnen
Vb. feestdagen, voedsel, kleding zorgt voor continuïteit en
verbondenheid.
Pas wanneer jou vanzelfsprekend gedrag niet overal gebeurt, ga je er bewust
mee om. Wordt niet enkel doorgegeven door eigen ervaringen, maar ook door die
van gemeenschapsverbanden waartoe men behoort en geeft ons gewoonten,
rituelen…
Traditie voldoet het best in een periode waar weinig verandert
Nu: snelle veranderingen door sociale media etc.
Tradities komen onder druk
Nieuwe opvoedingsuitdagingen vb. hoe omgaan met sociale media?
Minder gemeenschapsverband: minder mensen leven en sterven op
dezelfde plek
2. INTUÏTIE
= aanvoelen wat nodig is zonder precies te kunnen zeggen waarom.
Soms wordt intuïtief handelen bemoeilijkt door:
Baby die niet stopt met huilen, puber die acties blijft herhalen
Hierdoor gaan opvoeders vragen stellen over hun intuïtie
3. GEZOND VERSTAND
= als traditie en intuïtie niet voldoen kan men erover na denken. In de meeste
gevallen komt men er zo uit. Maar sommige opvoeders zijn niet altijd rationeel
waardoor het gezond verstand hun in de steek durft te laten.
3
, Hoe meer opvoeders het kind omringen
Hoe meer kans dat gezond verstand redding kan brengen
waarde geladen zijn van opvoeding (TH): intergenartioneel, cultureel en
maatschappelijk
1.11 MET EEN EXISTENTIEEL KARAKTER:
= opvoeden heeft te maken met de waarden die opvoeders willen doorgeven. Ze
hopen dat hun kind leert leven zoals dat door hun als goed wordt beschouwd.
Ouders hebben een opvatting over het goed leven, dit komt door cultuur of
subculturen waartoe zij behoren. Opvoeders tonen aan hun kinderen wat
waardevol is.
= existentieel karakter, geen geheel van gedragingen
1.12 DEFINITIE WESTERSE PEDAGOGIEK
= bezig zijn met kinderen, met het oog op de toekomst
1.13 PEDAGOGIEK ALS HANDELINGSWETENSCHAP
= wetenschapsgebied dat zich richt op het bestuderen + verbeteren van
menselijke handelingen en praktijken.
Streeft naar ondersteunen v opvoeders in hun praktijk + zorgen voor een
gezonde opvoedingsomgeving voor jongeren.
Veel psychologie, sociologie en filosofie
Holistisch begrip krijgen van opvoedingsprocessen.
1.14 THEORIEVORMING IN PEDAGOGIEK
= Theorie als systematisch geheel van begrippen, definities en proposities in een
gestructureerd kader om bepaalde verschijnselen (hier opvoeding) holistisch te
verklaren of begrijpen.
Helder overzicht
Pedagogische modellen breed kijken naar opvoeding, analyseren, juist
handelen
Pedagoog: theoritecus + praktijkmens
1.15 DEEL 2: THEORETISCHE KADERS IN DE PEDAGOGIEK
HET ORTHOPEDAGOGISCH KADER VAN HELLINCKX
Zie apart document
1.16 DEEL 3: OPVOEDING IS VAN ALLE TIJDEN
Oudheid: Plato beschrijft de verschillende fasen van een kind
Jaren 80
Zonder gordel in de auto, geen gsm, geen hekje aan de trap
Jaren 90
Een strenge opvoeding, niet te veel affectie
20e eeuw:
Door het opvoedboek van Spock, verdween de strenge opvoeding en
leerden ouders dat ze echt moesten reageren op de signalen van het kind
Nu:
4