EXAMEN
- Examen vragen op basis van leerdoelen
- Open vragen (invulvraag, verbindvragen, welke nood heeft een cliënt adhv
casus…)
- Goed terminologie kennen en kunnen toepassen op casus
- Examen gaat al in flexweek zijn
- Volledig zelfstudie ( 2 online werksessies)
- Online werksessies: je moet opdracht uploaden -> teams link
LES 1
- Kruispuntdenken van helma lutz
Machtsverhoudingen
Dit vak: één as = gezondheid (maar beperking… is maar één deel van
identiteit)
- Indeling micro- meso- macro-
Macro: VAPH -> “Handicap is een participatieprobleem.” -> handicap is een
sociaal probleem
Tendensen:
- Krachtgericht
Krachten in verf, uitdagingen niet vergeten
Levend verlies: rouwen om het leven zelf ( “je hebt geluk gehad het kon erger
zijn” = krachtgericht, maar een stukje van jezelf ben je kwijt en daar rouw je
om)
- Diverssensitief (kijken)
Cultuursensitieve kijk = Extra sensitief zijn voor een dubbel nadeel (LET OP
VOOR OTHERING) ons handelen is ook cultureel gekleurd
Niet ‘one size fits all’, maar handelingsgerichte beeldvorming (handelingsplan,
hoe kan ik hen helpen)
,DEEL 2
LICHAMELIJKE BEPERKINGEN
Terminologie:
(Kan verwarrend zijn, want je kunt het begrijpen als beperking van zintuigen
zoals bijvoorbeeld blindheid… Deze horen niet bij de lichamelijke
beperkingen.)
= (deel van) lichaam niet meer kunnen gebruiken door verschillende oorzaken
= PERSONEN met een lichamelijk beperking
= ‘fysieke’ ‘motorische’… beperking
DEFINITIE:
SOORTEN:
- Recidiverende motorische belemmeringen: problemen komen en gaan/
Motorische moeilijkheden zijn wisselend
- Beperking met een progressief verloop: beperking wordt erger en erger
Heel diverse doelgroep
ICF (INTERNATIONALE CLASSIFICATIE VAN HET MENSELIJK FUNCTIONEREN)
Hollistisch naar persoon kijken, niet enkel naar de beperking
Stoornis: iets is
afwijkend/functioneert niet
en gevolgen in het dagelijks
leven
Beperking: Niet of anders
kunnen uitvoeren van
activiteiten. (gevolg van
stoornis)
Participatieprobleem: niet
kunnen deelnemen aan
sociale/maatschappelijke
VAPH spreekt nog wel van handicap, maar ze bedoelen hiermee een
participatieprobleem omwille van een stoornis.
, Ook externe en persoonlijke factoren hebben invloed op wat aandoening met
jou als persoon doet.
(Bv. als je woont in een gebied zonder harde wegen: rolstoelafhankelijk zijn
heeft meer impact dan bij mensen die wonen waar wel harde wegen zijn =
externe factor)
3 dimensies ICF-kader:
1. Functies en anatomische eigenschappen:
Dit omvat de lichamelijke en mentale functies (zoals mobiliteit, geheugen) en de
anatomische structuren (zoals organen en ledematen). Stoornissen in deze
functies of structuren kunnen leiden tot beperkingen in het functioneren.
2. Activiteiten:
Dit gaat over wat iemand kan doen (zoals lopen, eten, communiceren).
Beperkingen in activiteiten verwijzen naar moeilijkheden bij het uitvoeren van
specifieke taken of handelingen.
Het gevolg op dagelijks leven en de ondersteuningsnoden!
3. Participatie:
Dit betreft de mate waarin iemand kan deelnemen aan het maatschappelijk leven
(zoals werken, sociale contacten onderhouden). Belemmeringen in participatie
ontstaan als iemand door gezondheidsproblemen minder goed kan meedoen in de
samenleving.
ONDERSTEUNING VAN PERSONEN MET LICHAMELIJKE BEPERKING IN 3
DIMENSIES (VAN ICF):
1. Behandelen van de stoornis (niet volledig taak van ortho)
2. Wat zijn de beperking in het dagelijks leven -> ondersteunen
3. Persoon op zo’n manier steunen, zodat ze kunnen participeren aan de
maatschappij
Externe factor: Orthopedagoog: Impact van functionele probleem zo klein
mogelijk maken
Interne factor: Coping = vermogen om te kunnen omgaan met stresssituaties
of problemen (niet zichtbaar)
ETIOLOGIE
= Wat is de oorzaak van een lichamelijke beperking
Indeling op basis van:
1. MOMENT VAN DE OORZAAK
1. Prenatale oorzaak/voor de geboorte
Bv. Baby krijgt niet genoeg zuurstof door foutieve werking moederkoek
Bv. Straling tijdens zwangerschap
2. Perinataal/dingen die gebeuren rond de geboorte (60%)
Bv. Te vroege geboorte, navelstreng rond de nek…
3. Postnatale oorzaak/na de geboorte
Bv. harde val, epilepsieaanval…
2. AARD VAN DE OORZAKELIJKE FACTOR