DEONTOLOGISCHE ASPECTEN (MC examen, 20% opdracht)
DEEL 1: PRIVACY, DISCRETIE EN BEROEPSGEHEIM
Technische deontologie: een ethische stroming, geeft een antwoord op een vraag wat goed is, wanneer het
handelen goed is.
Normatieve deontologie: zoeken naar wat het goede is, hoe je het goede kunt doen.
TECHNISCHE OF NORMATIEVE PROFESSIONALITEIT
o Doe ik de dingen goed? Omgaan met technlogische ontwikkelingen, gespreksvaardigheden,
kwalitatieve rapportage, omgaan met agressie,…
o Doe ik de goede dingen? Ethische vragen stellen over (eigen) interventies: dragen ze bij en op welke
manier aan goede orthopedagogie?
Metafoor “professional als lantaarnpaal of kampvuur (boek p 240 – samen door het moeras: niet duidelijk welk
pad je bewandeld, van het padje af wandelen
De normatieve professional: hebben geen lantaarnpaal, wandelen tussen het moeras, daar komt de ethiek
tussen
Een beroep bestaat uit twee componenten. In deze cluster gaan we in op het normatieve van het beroep. We
staan vooral stil bij de vraag of jouw interventies (tussenkomsten) bijdragen aan een betere wereld – doe je het
goede? Beide componenten zijn even belangrijk: het is belangrijk om tussenkomsten deskundig te
onderbouwen, maar ook om stil te staan bij het waarom van interventies.
HET GOEDE DOEN (INTEGER HANDELEN)
Integrity is doing the right thing even if no one is watching
Als je ooit in de verleiding komt om te zoeken naar goedkeuring van buitenaf, realiseer je dan dat je je
integriteit hebt gecompromitteerd (= in gevaar gebracht). Als je een getuige nodig hebt, wees die dan zelf
(epictetus)
Autonoom (vs. heteronoom) het goede doen
Moraal: hoe weten we wat goed is?
De citaten geven de aspecten weer van integriteit: integriteit is het goede doen en of iets goed is, moet je zelf
vooral autonoom beslissen. Dat wil zeggen dat we niet goed doen omwille van de goedkeuring van anderen (dit
is heteronoom), maar omdat het goed is het goede te doen. De vraag is hoe we weten wat goed is? Dit gaat
over onze moraal, onze waarden en normen: waar halen we die?
HOE WETEN WE WAT GOED IS…
Pluralisme binnen de samenleving
o Moraliteit (waarden en normen) via socialisatie, trial and error
o Breder dan weten en regels invullingen van het goede
o Wetten als tijdelijke morele consensus – wetten kunnen onrechtvaardig zijn
Onderscheid moraal-ethiek
Moraal is intuïtief – scheidsrechter is ons geweten (of in de volksmond: gezond verstand), ethiek is de studie
van de morele overwegingen van mensen
Pluralisme binnen samenleving
,Nietzsche (filosoof) zei ooit: ‘God is dood’. Onze hedendaagse samenleving heeft niet langer een collectief
verhaal van waarden en normen. Individuen bepalen hun eigen zingeving, wat leidt tot een diversiteit in de
samenleving en een pluralisme (een diversiteit aan waarden en normen). Soms wordt het acroniem VUCA
gebruikt – de samenleving is ‘volatile, uncertain, complex and ambiguous’
Moraliteit (waarden en normen) via socialisatie, trial and error
Waarde: nastrevenswaardig ideaal, abstract idee – norm: vertaling van een waarde in een gedragsregel.
Socialisatie: het proces van leren samenleven. Er zijn drie vormen van socialisatie: primaire, secundaire en
tertiaire socialisatie.
Primaire socialisatie is tussen mensen die direct met elkaar verbonden zijn, zoals het gezin en vrienden. Dat
zijn dus groepen waarin de leden een persoonlijke en emotionele band met elkaar hebben. In deze groepen
vindt socialisatie in informele sfeer plaats, de regels staan niet op papier. Dat is ook niet nodig want iedereen
vindt ze vaak heel vanzelfsprekend. Omdat het zo natuurlijk is wordt het ook wel onze ‘sociale huid’ genoemd.
De waarden en normen die thuis in het gezin worden geleerd, zijn vaak zo normaal dat ze onderdeel kunnen
worden van iemands identiteit. Ook het gedrag van vrienden, zoals de manier van praten of de kledingstijl, is
iets wat iemand zich - zonder veel inspanning - eigen maakt omdat de deelnemers het normaal vinden.
Over onze huid dragen we kleren en de cultuur die iemand verwerft bij secundaire socialisatie wordt daarom
ook wel ‘sociale kleren’ genoemd. In tegenstelling tot primaire socialisatie vindt secundaire socialisatie plaats in
een formele sfeer, zoals op school, op het werk of bij verenigingen (bijv. sport of kerk) de waarden en normen
van de groep over, zij schikken zich naar de cultuur die daarin heerst. Bij de sociale kleren van secundaire
socialisatie maken we keuzes; we kunnen zelf een school kiezen, van beroep veranderen en lid worden van een
sportclub. Net als kleren kunnen we daarin dus kiezen en wisselen.
Tertiaire socialisatie vindt plaats door anonieme socialisatoren; actoren met wie mensen niet rechtstreeks een
band hebben. Socialisatie vindt dan ook niet heel herkenbaar (expliciet) plaats, maar gebeurt impliciet, vaak
zonder dat het opgemerkt wordt. Dat kan zijn door het lezen van literatuur, maar ook massamedia en sociale
media zijn belangrijke socialisatoren. Media geven veel informatie door. Soms vindt socialisatie subtiel plaats
door mensen in beeld bepaalde producten te laten kopen. Ook de overheid is een socialisator die vaak
anoniem socialiseert. De overheid wil het gedrag van mensen beïnvloeden, bijvoorbeeld door verkeersregels of
de plicht voor jongeren om naar school te gaan. Of subtieler zoals te denken valt aan een overheidscampagne
om minder mensen te laten roken.
Moraal is dus…
o Breder dan wetten en regels: invullingen van het goede
o Wetten als tijdelijke morele consensus
Je zou kunnen zeggen dat het goede is dat we allemaal de wet volgen. Maar wetten vatten niet alles en trekken
vooral grenzen (wit-zwart) – we komen voor heel veel grijze situaties te staan. Wetten moeten gezien worden
als een ‘tijdelijke morele consensus’. We hebben bijvoorbeeld wel de grondwet: dat zijn stevige fundamenten
waarop we onze samenleving organiseren (vb. gelijkheid als basisprincipe). Bovendien kunnen wetten ook
onrechtvaardig zijn.
…EN WIE BEPAALD DAT?
Bepalen we dat zelf? Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen (aristoteles)
Gedachte-experiment 1: de vriendelijke buurtmoordenaar met de bijl = immorele daad want je liegt
Als rationele en vrije individuen
We vinden het principe “niet liegen” belangrijk, maar vullen dit in al naar gelang de context > subjectieve
moraal is wankele basis
, Bepalen we dat zelf?*
Als we uitgaan van vrije en rationele individuen – handelings- en wilsbekwaam, dan weten we toch best zelf
wat goed is?
Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen
(Aristoteles)
Gedachte-experiment 1: de vriendelijke buurtmoordenaar met de bijl
Stel je voor dat je thuis zit. Het is een zondagmiddag. Je ligt lekker op de bank, drinkt wat limonade en kijkt
misschien een beetje Netflix. Je lacht om iets op de tv en plotseling hoor je geklop op de voordeur. Je schrikt.
“Ach, dat is vreemd. Ik verwacht niemand. Het is zondagmiddag. Wie staat er aan mijn deur?”
Je doet de deur open. En voor je staat een ontevreden man, een heel angstaanjagend uitziende heerschap dat
een of andere bijl hanteert. Er is iets mis met die man. Je kunt er niet de vinger op leggen wat het precies is.
Misschien zijn het de vuile kleren die hij draagt. Misschien komt het trouwens door het vette, lange haar met
de lelijke gespleten haarpunten. Je weet niet zeker wat het is, maar je krijgt gewoon een gevoel van de man
alsof hij eerder een mensenleven heeft genomen en hij op het punt staat het opnieuw te doen. En als er enige
twijfel in je hoofd is, neemt hij die weg door te zeggen: 'Hé, mijn naam is Harold. Misschien heb je al eerder van
mij gehoord. Ik ben de vriendelijke buurtbijlmoordenaar. Ik ben hier om je kinderen te vermoorden. Is er een
manier waarop u mij kunt doorverwijzen naar waar ze zijn, zodat ik verder kan gaan? Het was een lange dag.
Weet je, ik wil dit gewoon achter de rug hebben.”
Je wordt met een ethisch dilemma geconfronteerd. Nee, niet omdat er een vreemde man voor je deur staat en
je kinderen wil vermoorden. Nee, omdat je er trots op bent een eerlijk persoon te zijn, nietwaar? Deze man
kwam aan je deur. Hij vroeg je heel vriendelijk om hem te vertellen waar je kinderen zijn. Je staat voor een
moeilijke beslissing. Je kunt de man vertellen waar je kinderen zijn en het risico lopen dat hij ze voor je ogen
doodt. Of je kunt tegen hem liegen en het risico lopen een oneerlijk persoon te zijn. Wat doe je? Dit is een heel
moeilijke beslissing, of niet?
Wie bepaald dan het goede?
o Oplossing: deontologische code?
o Deontologie als ethiek perspectief – plichtenleer (in vb. liegen is immoreel)
Gedachte experiment 2: het trolley-probleem:
Variatie 1: je staat aan een spoor of je zit in de tram, je hebt de keuze, de tram slaat op hol, als je niets doet zal
de tram 5 mensen omver rijden. Als je wel iets doet zal de tram van spoor veranderen en 1 persoon doden.
Je kan iets doen of je kan niets doen
Variatie 2: je staat op een brug en naast jou staat een forse man, als je die een duwtje geeft valt hij op de
sporen en stopt de tram.
We hebben als mensen allemaal waarden, normen en principes waar we ons laten door leiden. Maar we zijn
ook de eersten om uitzonderingen voor onszelf te maken. Een leugentje om bestwil, ook al vinden we
eerlijkheid belangrijk. Een stuk pizza te veel eten, ook al vind je beheerst zijn belangrijk. We hebben dus meer
houvast nodig dan moraal die bij individuen ligt.
Wie bepaalt dan het goede? Hoe kunnen we eigenlijk weten wat goed is?
Vroeger was er ‘outsourcing’ naar een godheid of een ander verbindende factor, maar nu bepaalt het individu
vooral zelf diens zingeving. Voor ethiek is dit wel een voorwaarde: moraal moet autonoom en niet heteronoom
bepaald worden. Maar waar halen we onze ‘inspiratie’?
DEEL 1: PRIVACY, DISCRETIE EN BEROEPSGEHEIM
Technische deontologie: een ethische stroming, geeft een antwoord op een vraag wat goed is, wanneer het
handelen goed is.
Normatieve deontologie: zoeken naar wat het goede is, hoe je het goede kunt doen.
TECHNISCHE OF NORMATIEVE PROFESSIONALITEIT
o Doe ik de dingen goed? Omgaan met technlogische ontwikkelingen, gespreksvaardigheden,
kwalitatieve rapportage, omgaan met agressie,…
o Doe ik de goede dingen? Ethische vragen stellen over (eigen) interventies: dragen ze bij en op welke
manier aan goede orthopedagogie?
Metafoor “professional als lantaarnpaal of kampvuur (boek p 240 – samen door het moeras: niet duidelijk welk
pad je bewandeld, van het padje af wandelen
De normatieve professional: hebben geen lantaarnpaal, wandelen tussen het moeras, daar komt de ethiek
tussen
Een beroep bestaat uit twee componenten. In deze cluster gaan we in op het normatieve van het beroep. We
staan vooral stil bij de vraag of jouw interventies (tussenkomsten) bijdragen aan een betere wereld – doe je het
goede? Beide componenten zijn even belangrijk: het is belangrijk om tussenkomsten deskundig te
onderbouwen, maar ook om stil te staan bij het waarom van interventies.
HET GOEDE DOEN (INTEGER HANDELEN)
Integrity is doing the right thing even if no one is watching
Als je ooit in de verleiding komt om te zoeken naar goedkeuring van buitenaf, realiseer je dan dat je je
integriteit hebt gecompromitteerd (= in gevaar gebracht). Als je een getuige nodig hebt, wees die dan zelf
(epictetus)
Autonoom (vs. heteronoom) het goede doen
Moraal: hoe weten we wat goed is?
De citaten geven de aspecten weer van integriteit: integriteit is het goede doen en of iets goed is, moet je zelf
vooral autonoom beslissen. Dat wil zeggen dat we niet goed doen omwille van de goedkeuring van anderen (dit
is heteronoom), maar omdat het goed is het goede te doen. De vraag is hoe we weten wat goed is? Dit gaat
over onze moraal, onze waarden en normen: waar halen we die?
HOE WETEN WE WAT GOED IS…
Pluralisme binnen de samenleving
o Moraliteit (waarden en normen) via socialisatie, trial and error
o Breder dan weten en regels invullingen van het goede
o Wetten als tijdelijke morele consensus – wetten kunnen onrechtvaardig zijn
Onderscheid moraal-ethiek
Moraal is intuïtief – scheidsrechter is ons geweten (of in de volksmond: gezond verstand), ethiek is de studie
van de morele overwegingen van mensen
Pluralisme binnen samenleving
,Nietzsche (filosoof) zei ooit: ‘God is dood’. Onze hedendaagse samenleving heeft niet langer een collectief
verhaal van waarden en normen. Individuen bepalen hun eigen zingeving, wat leidt tot een diversiteit in de
samenleving en een pluralisme (een diversiteit aan waarden en normen). Soms wordt het acroniem VUCA
gebruikt – de samenleving is ‘volatile, uncertain, complex and ambiguous’
Moraliteit (waarden en normen) via socialisatie, trial and error
Waarde: nastrevenswaardig ideaal, abstract idee – norm: vertaling van een waarde in een gedragsregel.
Socialisatie: het proces van leren samenleven. Er zijn drie vormen van socialisatie: primaire, secundaire en
tertiaire socialisatie.
Primaire socialisatie is tussen mensen die direct met elkaar verbonden zijn, zoals het gezin en vrienden. Dat
zijn dus groepen waarin de leden een persoonlijke en emotionele band met elkaar hebben. In deze groepen
vindt socialisatie in informele sfeer plaats, de regels staan niet op papier. Dat is ook niet nodig want iedereen
vindt ze vaak heel vanzelfsprekend. Omdat het zo natuurlijk is wordt het ook wel onze ‘sociale huid’ genoemd.
De waarden en normen die thuis in het gezin worden geleerd, zijn vaak zo normaal dat ze onderdeel kunnen
worden van iemands identiteit. Ook het gedrag van vrienden, zoals de manier van praten of de kledingstijl, is
iets wat iemand zich - zonder veel inspanning - eigen maakt omdat de deelnemers het normaal vinden.
Over onze huid dragen we kleren en de cultuur die iemand verwerft bij secundaire socialisatie wordt daarom
ook wel ‘sociale kleren’ genoemd. In tegenstelling tot primaire socialisatie vindt secundaire socialisatie plaats in
een formele sfeer, zoals op school, op het werk of bij verenigingen (bijv. sport of kerk) de waarden en normen
van de groep over, zij schikken zich naar de cultuur die daarin heerst. Bij de sociale kleren van secundaire
socialisatie maken we keuzes; we kunnen zelf een school kiezen, van beroep veranderen en lid worden van een
sportclub. Net als kleren kunnen we daarin dus kiezen en wisselen.
Tertiaire socialisatie vindt plaats door anonieme socialisatoren; actoren met wie mensen niet rechtstreeks een
band hebben. Socialisatie vindt dan ook niet heel herkenbaar (expliciet) plaats, maar gebeurt impliciet, vaak
zonder dat het opgemerkt wordt. Dat kan zijn door het lezen van literatuur, maar ook massamedia en sociale
media zijn belangrijke socialisatoren. Media geven veel informatie door. Soms vindt socialisatie subtiel plaats
door mensen in beeld bepaalde producten te laten kopen. Ook de overheid is een socialisator die vaak
anoniem socialiseert. De overheid wil het gedrag van mensen beïnvloeden, bijvoorbeeld door verkeersregels of
de plicht voor jongeren om naar school te gaan. Of subtieler zoals te denken valt aan een overheidscampagne
om minder mensen te laten roken.
Moraal is dus…
o Breder dan wetten en regels: invullingen van het goede
o Wetten als tijdelijke morele consensus
Je zou kunnen zeggen dat het goede is dat we allemaal de wet volgen. Maar wetten vatten niet alles en trekken
vooral grenzen (wit-zwart) – we komen voor heel veel grijze situaties te staan. Wetten moeten gezien worden
als een ‘tijdelijke morele consensus’. We hebben bijvoorbeeld wel de grondwet: dat zijn stevige fundamenten
waarop we onze samenleving organiseren (vb. gelijkheid als basisprincipe). Bovendien kunnen wetten ook
onrechtvaardig zijn.
…EN WIE BEPAALD DAT?
Bepalen we dat zelf? Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen (aristoteles)
Gedachte-experiment 1: de vriendelijke buurtmoordenaar met de bijl = immorele daad want je liegt
Als rationele en vrije individuen
We vinden het principe “niet liegen” belangrijk, maar vullen dit in al naar gelang de context > subjectieve
moraal is wankele basis
, Bepalen we dat zelf?*
Als we uitgaan van vrije en rationele individuen – handelings- en wilsbekwaam, dan weten we toch best zelf
wat goed is?
Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen
(Aristoteles)
Gedachte-experiment 1: de vriendelijke buurtmoordenaar met de bijl
Stel je voor dat je thuis zit. Het is een zondagmiddag. Je ligt lekker op de bank, drinkt wat limonade en kijkt
misschien een beetje Netflix. Je lacht om iets op de tv en plotseling hoor je geklop op de voordeur. Je schrikt.
“Ach, dat is vreemd. Ik verwacht niemand. Het is zondagmiddag. Wie staat er aan mijn deur?”
Je doet de deur open. En voor je staat een ontevreden man, een heel angstaanjagend uitziende heerschap dat
een of andere bijl hanteert. Er is iets mis met die man. Je kunt er niet de vinger op leggen wat het precies is.
Misschien zijn het de vuile kleren die hij draagt. Misschien komt het trouwens door het vette, lange haar met
de lelijke gespleten haarpunten. Je weet niet zeker wat het is, maar je krijgt gewoon een gevoel van de man
alsof hij eerder een mensenleven heeft genomen en hij op het punt staat het opnieuw te doen. En als er enige
twijfel in je hoofd is, neemt hij die weg door te zeggen: 'Hé, mijn naam is Harold. Misschien heb je al eerder van
mij gehoord. Ik ben de vriendelijke buurtbijlmoordenaar. Ik ben hier om je kinderen te vermoorden. Is er een
manier waarop u mij kunt doorverwijzen naar waar ze zijn, zodat ik verder kan gaan? Het was een lange dag.
Weet je, ik wil dit gewoon achter de rug hebben.”
Je wordt met een ethisch dilemma geconfronteerd. Nee, niet omdat er een vreemde man voor je deur staat en
je kinderen wil vermoorden. Nee, omdat je er trots op bent een eerlijk persoon te zijn, nietwaar? Deze man
kwam aan je deur. Hij vroeg je heel vriendelijk om hem te vertellen waar je kinderen zijn. Je staat voor een
moeilijke beslissing. Je kunt de man vertellen waar je kinderen zijn en het risico lopen dat hij ze voor je ogen
doodt. Of je kunt tegen hem liegen en het risico lopen een oneerlijk persoon te zijn. Wat doe je? Dit is een heel
moeilijke beslissing, of niet?
Wie bepaald dan het goede?
o Oplossing: deontologische code?
o Deontologie als ethiek perspectief – plichtenleer (in vb. liegen is immoreel)
Gedachte experiment 2: het trolley-probleem:
Variatie 1: je staat aan een spoor of je zit in de tram, je hebt de keuze, de tram slaat op hol, als je niets doet zal
de tram 5 mensen omver rijden. Als je wel iets doet zal de tram van spoor veranderen en 1 persoon doden.
Je kan iets doen of je kan niets doen
Variatie 2: je staat op een brug en naast jou staat een forse man, als je die een duwtje geeft valt hij op de
sporen en stopt de tram.
We hebben als mensen allemaal waarden, normen en principes waar we ons laten door leiden. Maar we zijn
ook de eersten om uitzonderingen voor onszelf te maken. Een leugentje om bestwil, ook al vinden we
eerlijkheid belangrijk. Een stuk pizza te veel eten, ook al vind je beheerst zijn belangrijk. We hebben dus meer
houvast nodig dan moraal die bij individuen ligt.
Wie bepaalt dan het goede? Hoe kunnen we eigenlijk weten wat goed is?
Vroeger was er ‘outsourcing’ naar een godheid of een ander verbindende factor, maar nu bepaalt het individu
vooral zelf diens zingeving. Voor ethiek is dit wel een voorwaarde: moraal moet autonoom en niet heteronoom
bepaald worden. Maar waar halen we onze ‘inspiratie’?