DE LAT HOOG VOOR IEDEREEN
3. ONDERWIJSBEHOEFTEN VAN DE LEERLING STAAN CENTRAAL
3.1PEDAGOGISCH EN DIDACTISCH HANDELEN
Als we door doelgericht te werken en te differentiëren voor iedere leerling in de klas de lat hoog kunnen
leggen, raken we aan het hart van zowel het pedagogisch als didactisch model
Goede differentiatie zorgt ervoor dat je de basishoeften veder versterkt:
- Verbondenheid: als lkr bied je gepaste didactische ondersteuning aan elke lln waardoor de
verbondenheid tussen lln en jezelf versterkt
- Competentie: je stimuleert het geloof in het eigen kunnen bij de lln en je daagt hen uit
- Autonomie: je biedt de mogelijkheid aan om de lln eigen keuzes te laten maken, om instructies te
volgen rekening houdend met de eigen behoeftes.
3.2 DOELGERICHT WERKEN EN DIFFERENTIATIE
DOELGERICHT WERKEN
Verschillende doelstellingen voorop stellen => om te bereiken met lln
Hoe kunnen we de doelen op een efficiënte en effectieve manier bereiken bij alle lln?
- Efficiënt= zonder tijdverlies, omwegen, recht op het doel af
- Effectief= daadwerkelijk, doeltreffend, het doel bereikend
- Alle lln: we zullen onze aanpak moeten afstemmen op de beginsituatie van de leerlingen en rekening
houden met de verschillen tussen leerlingen
DIFFERENTIATIE
Kwalitatief onderwijs moet diversiteit van de samenleving benutten om gelijke onderwijskansen te reeren voor
alle leerlingen ongeacht soc, eco of culturele achtergrond
Hoe opdracht waarmaken?
- De vooropgestelde doelen bereiken door zo doelgericht mogelijk te werken
- Rekening houden met de beginsituatie
Inter-individuele verschillen: de verschillen tussen leerlingen
Differentiatie: het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen waarbij deze
verschillen kunnen verkleinen, gelijk blijven of vergroten. Zo kom je tegemoet aan de psychologische
basisbehoeften v elke lln: autonomie, competentie en verbondenheid
Kan heel ver gaan en zelf leiden tot individueel onderwijs. Kinderen met serieuze
leerachterstand of voorsprong worden in dit geval vaak afz ondersteund door de
zorglkr en volgen een apart traject.
,DEEL 1: DOELGERICHT WERKEN
HET DIDACTISCH MODEL
- Via doelstellingen drukken we verwachte leerresulaten uit
- De keuze vd na te streven doelstellingen is afh vd BS
- De na te streven doelstellingen vereisen een bep BS
- We moeten een onderwijsleersitu creëren om leerprocessen op gang te brengen
en zodoende om leerresultaten te realiseren
- Je selecteerd de leerinhoud die je opneemt in je doelstellingen
- Je kiest geschikte leerstof om de leerinhouden aan te brengen
- Je kiest passende did werkvormen en leermiddelen om de doelstellingen op een
efficiënte manier te bereiken. Hierbij houd je rekeing met de did principes
- Om na te gaan of en in welke mate de lln de doelstellingen effectief bereikt
hebben, ga je doelgericht evalueren
Mentale voorbereiding !!!
- = je vooraf voorstellen hoe het er in een bep les zal aan toe gaan, welke vragen
lln zullen stellen, welke voorkennis ze nodig hebben, welke mogelijke fouten ze
kunnen maken, hoe je dit zal bijsturen …?
DOELSTELLINGEN: LEREN, GEEN VRIJBLIJVENDE
AANGELEGENHEID
Doelen kan je verdelen in drie groep
- Cognitieve doelen
- Dynamischa affectieve doelen
- Psychomotorische doelen
Zegt niks over de comlexiteit, moeilijkheid vh doel (ene doel is eenvoudiger te
bereiken dan het andere doel)
V belang om een breed gamma – ook qua moeilijkheidsgraad – doelen te selecteren =>
een taxonomie helpt ons om dit te kunnen doen
2.1 BEGRIPSOMSCHRIJVING
Taxonomie = een methode om zaken in te delen met als doel ideeën en materiaal
universeel te kunnen delen.
2.2 DE TAXONOMIE VAN BLOOM: ALGEMEEN
Om te achterhalen of er voldoende variëteit zit id complexiteit v je lesdolen, kan je je
doelen gaan ordenen
,Bloom heeft tdrie taxonomieën ontworpen: een voor cognitieve, psychomotorische en
dynamische doelen => wij gebruiken enkel de taxonomie v cognitieve doelen
Doel bestaat uit: gedragsniveau en inhoudsniveau
Kunnen we dus enkel classificeren op 2 dimensies
Van makkelijk naar moeilijk
2.3 INHOUDSNIVEAU IN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Binnen cognitief domein onderscheidt bloom 4 soorten inhoudelijke kennis
- Feitelijke kennis: de basiselementen die je moet kennen om problemen op te
lossen of kennis te maken met een bepaald discipline
- Conceptuele kennis: de relaties tussen de basiselementen die de leerling moet
weten om zo de samenhang en verbanden te zien binnen een grotere structuur
- Procedurele kennis: hoe je iets doet, manieren van en criteria voor
vaardigheden, algoritmes, technieken en methoden
- Metacognitieve kennis: kennis over kennis/ leren in het algemeen, zelfkennis en
zelfbewustzijn over eigen kennis van strategieen om met kennis aan de slag te
gaan
2.4 GEDRAGSNIVEAUS BINNEN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Binnen cognitief domein onderscheidt Bloom , zes cognitieve processen of denkniveaus
=> de zes cognitieve processen beschrijven wat een lln doet met de inhoud
De cognitieve processen worden op een continuüm geplaatst, de cognitieve complexiteit
neemt toe
1) Herinneren
2) Begrijpen
3) Toepassen
4) Analyseren
5) Evalueren
6) Creëren
1, 2 en 3 = de lage denkvaardigheid
4, 5 en 6 = de hoge denkvaardigheid
Niet id valkuil trappen om de onderscheiden gedragsniveaus in een hiërarchie te zetten,
waarbij creëren dan het hoogste gedragsniveau zou zijn + als je leeprocessen opzet, dan
moeten die niet vertrekken bij kennen/herinneren om dan naar begrijpen en vervolgens
toep enzo te gaan
=> kan evengoed starten vanuit toepassen (proefjes uitvoeren) en daarna begrijpen
(hypothese uitvoeren) en daarna herinneren…
, 2.4.1 herinneren
= het kunnen ophalen v adeaquente informatie uit het lange termijn geheugen of het
kunnen herkennen v informatie
2.4.2 begrijpen
= houdt in dat je eerder verworven kennis uit je langetermijngeheugen ophaalt en er
betekenis aan geeft. Dit cognitief proces volgt op herinneren: om de te onthouden kennis
te begrijpen, moeten we een brug slaan tssn voorkennis en nieuwe kennis
2.4.3 toepassen
= is de vaardigheid om kennis en inzichten in nieuwe situaties te gebruiken om zo een
probeem op te losse, taak of oef aan te pakken:
- De lln past een bep procedure toe op een bekende taak (uitvoeren)
- De lln leert een procedure selecteren om en nieuwe taak uit te voeren
(implementeren)
2.4.4 analyseren
= de vaardigheid op info op te delen in onderdelen zodat je onderliggende relaties,
verbanden en patronen kan zien
2.4.5 evalueren
= de vaardigheid om de waarde v iets (literatuur, presentatie, enz) te beoordelen in
relatie tot een bep doel. Het oordeel is gebaseerd op interne en externe criteria. Het is
belangrijk om hierbij op te merken dat deze evaluatie een bewust proces moet zijn dat
gebaseerd is op voldoene begrip en analyse vh verschijnsel
2.4.6 creeëren
= brengt de lln kenniselementen samen of reorganiseert hij de kenniselementen tot een
nieuwe coherent en functioneel geheel. Het is de bedoeling dat hij nieuwe feitelijke
kennis of conceptuele kennis reorganiseerd en niet dat hij zelf een nieuwe kennis creërt.
2.5 BETEKENIS VAN DE TAXONOMIE IN FUNCTIE VAN DOELGERICHTHEID
Eerder een praktische toep dan een theoretische
Het gebruik v een taxonomie bij het streven naar doelgerichtheid (en differentiatie) biedt
heel wat voordelen => het laat ons bewust nadenken over het gedragsniveau dat je wil
bereiken.
2.5.2 uitdagen van de lln
Door na te gaan of je in je lessen voldoende doelen v een hogere orde nastreeft en er
genoeg variatie is, bewaak je de kwaliteit v je onderwijs => hulpmiddel om kritisch naar
je eigen praktijk te kijken
De lat hoog voor ied
3. ONDERWIJSBEHOEFTEN VAN DE LEERLING STAAN CENTRAAL
3.1PEDAGOGISCH EN DIDACTISCH HANDELEN
Als we door doelgericht te werken en te differentiëren voor iedere leerling in de klas de lat hoog kunnen
leggen, raken we aan het hart van zowel het pedagogisch als didactisch model
Goede differentiatie zorgt ervoor dat je de basishoeften veder versterkt:
- Verbondenheid: als lkr bied je gepaste didactische ondersteuning aan elke lln waardoor de
verbondenheid tussen lln en jezelf versterkt
- Competentie: je stimuleert het geloof in het eigen kunnen bij de lln en je daagt hen uit
- Autonomie: je biedt de mogelijkheid aan om de lln eigen keuzes te laten maken, om instructies te
volgen rekening houdend met de eigen behoeftes.
3.2 DOELGERICHT WERKEN EN DIFFERENTIATIE
DOELGERICHT WERKEN
Verschillende doelstellingen voorop stellen => om te bereiken met lln
Hoe kunnen we de doelen op een efficiënte en effectieve manier bereiken bij alle lln?
- Efficiënt= zonder tijdverlies, omwegen, recht op het doel af
- Effectief= daadwerkelijk, doeltreffend, het doel bereikend
- Alle lln: we zullen onze aanpak moeten afstemmen op de beginsituatie van de leerlingen en rekening
houden met de verschillen tussen leerlingen
DIFFERENTIATIE
Kwalitatief onderwijs moet diversiteit van de samenleving benutten om gelijke onderwijskansen te reeren voor
alle leerlingen ongeacht soc, eco of culturele achtergrond
Hoe opdracht waarmaken?
- De vooropgestelde doelen bereiken door zo doelgericht mogelijk te werken
- Rekening houden met de beginsituatie
Inter-individuele verschillen: de verschillen tussen leerlingen
Differentiatie: het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen waarbij deze
verschillen kunnen verkleinen, gelijk blijven of vergroten. Zo kom je tegemoet aan de psychologische
basisbehoeften v elke lln: autonomie, competentie en verbondenheid
Kan heel ver gaan en zelf leiden tot individueel onderwijs. Kinderen met serieuze
leerachterstand of voorsprong worden in dit geval vaak afz ondersteund door de
zorglkr en volgen een apart traject.
,DEEL 1: DOELGERICHT WERKEN
HET DIDACTISCH MODEL
- Via doelstellingen drukken we verwachte leerresulaten uit
- De keuze vd na te streven doelstellingen is afh vd BS
- De na te streven doelstellingen vereisen een bep BS
- We moeten een onderwijsleersitu creëren om leerprocessen op gang te brengen
en zodoende om leerresultaten te realiseren
- Je selecteerd de leerinhoud die je opneemt in je doelstellingen
- Je kiest geschikte leerstof om de leerinhouden aan te brengen
- Je kiest passende did werkvormen en leermiddelen om de doelstellingen op een
efficiënte manier te bereiken. Hierbij houd je rekeing met de did principes
- Om na te gaan of en in welke mate de lln de doelstellingen effectief bereikt
hebben, ga je doelgericht evalueren
Mentale voorbereiding !!!
- = je vooraf voorstellen hoe het er in een bep les zal aan toe gaan, welke vragen
lln zullen stellen, welke voorkennis ze nodig hebben, welke mogelijke fouten ze
kunnen maken, hoe je dit zal bijsturen …?
DOELSTELLINGEN: LEREN, GEEN VRIJBLIJVENDE
AANGELEGENHEID
Doelen kan je verdelen in drie groep
- Cognitieve doelen
- Dynamischa affectieve doelen
- Psychomotorische doelen
Zegt niks over de comlexiteit, moeilijkheid vh doel (ene doel is eenvoudiger te
bereiken dan het andere doel)
V belang om een breed gamma – ook qua moeilijkheidsgraad – doelen te selecteren =>
een taxonomie helpt ons om dit te kunnen doen
2.1 BEGRIPSOMSCHRIJVING
Taxonomie = een methode om zaken in te delen met als doel ideeën en materiaal
universeel te kunnen delen.
2.2 DE TAXONOMIE VAN BLOOM: ALGEMEEN
Om te achterhalen of er voldoende variëteit zit id complexiteit v je lesdolen, kan je je
doelen gaan ordenen
,Bloom heeft tdrie taxonomieën ontworpen: een voor cognitieve, psychomotorische en
dynamische doelen => wij gebruiken enkel de taxonomie v cognitieve doelen
Doel bestaat uit: gedragsniveau en inhoudsniveau
Kunnen we dus enkel classificeren op 2 dimensies
Van makkelijk naar moeilijk
2.3 INHOUDSNIVEAU IN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Binnen cognitief domein onderscheidt bloom 4 soorten inhoudelijke kennis
- Feitelijke kennis: de basiselementen die je moet kennen om problemen op te
lossen of kennis te maken met een bepaald discipline
- Conceptuele kennis: de relaties tussen de basiselementen die de leerling moet
weten om zo de samenhang en verbanden te zien binnen een grotere structuur
- Procedurele kennis: hoe je iets doet, manieren van en criteria voor
vaardigheden, algoritmes, technieken en methoden
- Metacognitieve kennis: kennis over kennis/ leren in het algemeen, zelfkennis en
zelfbewustzijn over eigen kennis van strategieen om met kennis aan de slag te
gaan
2.4 GEDRAGSNIVEAUS BINNEN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Binnen cognitief domein onderscheidt Bloom , zes cognitieve processen of denkniveaus
=> de zes cognitieve processen beschrijven wat een lln doet met de inhoud
De cognitieve processen worden op een continuüm geplaatst, de cognitieve complexiteit
neemt toe
1) Herinneren
2) Begrijpen
3) Toepassen
4) Analyseren
5) Evalueren
6) Creëren
1, 2 en 3 = de lage denkvaardigheid
4, 5 en 6 = de hoge denkvaardigheid
Niet id valkuil trappen om de onderscheiden gedragsniveaus in een hiërarchie te zetten,
waarbij creëren dan het hoogste gedragsniveau zou zijn + als je leeprocessen opzet, dan
moeten die niet vertrekken bij kennen/herinneren om dan naar begrijpen en vervolgens
toep enzo te gaan
=> kan evengoed starten vanuit toepassen (proefjes uitvoeren) en daarna begrijpen
(hypothese uitvoeren) en daarna herinneren…
, 2.4.1 herinneren
= het kunnen ophalen v adeaquente informatie uit het lange termijn geheugen of het
kunnen herkennen v informatie
2.4.2 begrijpen
= houdt in dat je eerder verworven kennis uit je langetermijngeheugen ophaalt en er
betekenis aan geeft. Dit cognitief proces volgt op herinneren: om de te onthouden kennis
te begrijpen, moeten we een brug slaan tssn voorkennis en nieuwe kennis
2.4.3 toepassen
= is de vaardigheid om kennis en inzichten in nieuwe situaties te gebruiken om zo een
probeem op te losse, taak of oef aan te pakken:
- De lln past een bep procedure toe op een bekende taak (uitvoeren)
- De lln leert een procedure selecteren om en nieuwe taak uit te voeren
(implementeren)
2.4.4 analyseren
= de vaardigheid op info op te delen in onderdelen zodat je onderliggende relaties,
verbanden en patronen kan zien
2.4.5 evalueren
= de vaardigheid om de waarde v iets (literatuur, presentatie, enz) te beoordelen in
relatie tot een bep doel. Het oordeel is gebaseerd op interne en externe criteria. Het is
belangrijk om hierbij op te merken dat deze evaluatie een bewust proces moet zijn dat
gebaseerd is op voldoene begrip en analyse vh verschijnsel
2.4.6 creeëren
= brengt de lln kenniselementen samen of reorganiseert hij de kenniselementen tot een
nieuwe coherent en functioneel geheel. Het is de bedoeling dat hij nieuwe feitelijke
kennis of conceptuele kennis reorganiseerd en niet dat hij zelf een nieuwe kennis creërt.
2.5 BETEKENIS VAN DE TAXONOMIE IN FUNCTIE VAN DOELGERICHTHEID
Eerder een praktische toep dan een theoretische
Het gebruik v een taxonomie bij het streven naar doelgerichtheid (en differentiatie) biedt
heel wat voordelen => het laat ons bewust nadenken over het gedragsniveau dat je wil
bereiken.
2.5.2 uitdagen van de lln
Door na te gaan of je in je lessen voldoende doelen v een hogere orde nastreeft en er
genoeg variatie is, bewaak je de kwaliteit v je onderwijs => hulpmiddel om kritisch naar
je eigen praktijk te kijken
De lat hoog voor ied