Samenvatting Kinderen in interactie: Positief pedagogisch handelen

Positief pedagogisch begeleiden:
1 Reflectie vooraf:
1.1 Opvoeden of pedagogisch begeleiden:
 = elk moment v/d dag nabij in kleine, alledaagse momenten op doodgewone dagen
 Dit is door de sociaal-emotionele groei te ondersteunen:
 Gezond gevoel van eigenwaarde
 Respect voor zichzelf
 Respect voor andere
 Vaardigheid om stress te leren beheersen

 Dit is niet:
 Belonen van gewenst gedrag (bv: stickers en stempels) --> niet meer doen
 Straffen van ongewenst gedrag (bv: strafstoeltjes, nadenkplekjes, kinderen
buiten zetten) --> niet meer doen



2 Waarom positief pedagogisch begeleiden?
2.1 Effecten op korte en lange termijn gaan hand in hand:
 Korte termijn:
 = positieve begeleiding om kinderen te helpen de gevolgen van hun gedrag te
‘begrijpen’ dn dit gedrag op een gepaste manier leren inzetten
 Zich veilig gedragen
 Zorgzaam zijn met elkaar
 Zorgzaam met materiaal

 Lange termijn:
 Verschil tussen goed en minder goed leren kennen en verinnerlijken
(levensbeschouwelijk)
 Succesvolle relatie ontwikkelen en vaardigheden ontwikkelen (sociale
vaardigheden)
 Een positief zelfbeeld en veerkracht ontwikkelen
 Emoties en executieve functies leren reguleren
 Korte en lange termijn afstemmen op elkaar
 Inzetten op stimulerende omgeving en kwaliteitsvolle interacties met elke kleuter
 Direct ingrijpen bij onveilige situaties
 Het gaat hier niet over belonen en straffen, controle en bang maken van kinderen




1

, 2.2 Basis en opstap:
 Basis: kinderen graag zien (hfdst 1)
 Relatie kleuterleerkracht – kleuter
 Reflecteer
 Veilige, liefdevolle basishouding
 Speel mee

 Opstap: Positief pedagogisch begeleiden (hfdst 2)
 Stilstaan bij oorzaken van gedrag
 Positieve strategieën inzetten



3 Waarom stellen kleuters (on)gewenst gedrag?:
3.1 Stilstaan bij oorzaken van gedrag:
 Gedrag is in ontwikkeling
 Verschillen in thuissituaties, temperament en cultuur
 Onvervulde behoeftes


3.1.1 Gedrag is voortdurend in ontwikkeling:

 Kleuters zijn nog erg jong --> typische gedragskenmerken
 Leugentje om bestwil zijn de 1ste soort waar kleuters mee experimenteren
 Morele ontwikkeling van kleuters gepast ondersteunen
 Zijn nog niet instaat om hun impulsen te controleren, regels onthouden tijdens hun
spel of flexibel om te gaan met nieuwe situaties
 Executieve functies zijn nog in ontwikkeling
 Taalontwikkeling = ander belangrijk ontwikkelingsaspect
 Gebrekkige woordenschat --> leiden tot misverstanden
 Voor sociaal gedrag heb je vaak een basis aan taalvaardigheid nodig
 Hou rekening met de ontwikkelingsfase v/d kleuters --> gepast reageren op
ongewenst gedrag + proactief ongewenst gedrag vermijden
 Zie p.54




3.1.2 Verschillen in thuissituatie, temperament en cultuur:

2