2.1 INTERPERSOONLIJKE COMMUNICATIE
Communicatie en communicatieproces
-Je definieert de componenten van het communicatieproces en past ze toe op een communicatiesituatie.
Het communicatieproces bestaat uit een aantal componenten die elk een cruciale rol spelen in het effectief overbrengen van een boodschap. Hier
is een uitleg van de verschillende componenten van het communicatieproces, met een toepassing op een voorbeeldsituatie.
1. Zender en ontvanger
De zender is degene die de boodschap overbrengt, en de ontvanger is degene die de boodschap ontvangt en interpreteert.
• Voorbeeld: Een docent (zender) geeft een uitleg over een wiskundige formule aan een klas met studenten (ontvangers).
2. Boodschap
De boodschap is de informatie die de zender wil overbrengen. Dit kan een idee, gevoel, instructie of ander soort informatie zijn.
• Voorbeeld: De docent legt de wiskundige formule uit en benadrukt waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
3. Medium of kanaal
Het medium of kanaal is het middel waarmee de boodschap wordt overgebracht. Dit kan verbaal (gesproken of geschreven woorden) of non-
verbaal (lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen) zijn. Daarnaast kan het ook een specifiek communicatiemiddel zijn, zoals een e-mail, telefoon,
sociale media of face-to-face contact.
• Voorbeeld: De docent gebruikt een whiteboard en spreekt mondeling om de uitleg van de formule over te brengen.
4. Context of situatie
De context of situatie omvat de omstandigheden waarin de communicatie plaatsvindt. Dit kan betrekking hebben op de fysieke omgeving,
culturele achtergrond, tijd en plaats van de communicatie.
• Voorbeeld: De uitleg vindt plaats in een klaslokaal tijdens een wiskundeles. De studenten bevinden zich in een formele leeromgeving en
verwachten educatieve informatie.
5. Noodzaak of redundantie
Noodzaak verwijst naar de essentiële informatie die nodig is om de boodschap goed over te brengen. Redundantie verwijst naar het toevoegen
van extra informatie die helpt om de boodschap duidelijker te maken of fouten te verminderen.
• Voorbeeld: De docent herhaalt de formule meerdere keren en geeft extra voorbeelden om ervoor te zorgen dat de studenten de stof goed
begrijpen (redundantie).
6. Ruis
Ruis verwijst naar alle mogelijke verstoringen die de communicatie kunnen belemmeren. Dit kan fysieke ruis zijn (bijvoorbeeld geluid van
buitenaf), psychologische ruis (bijvoorbeeld de ontvanger is afgeleid) of semantische ruis (als de zender en ontvanger verschillende betekenissen
toekennen aan dezelfde woorden).
• Voorbeeld: Een student is afgeleid door lawaai buiten het klaslokaal (fysieke ruis), waardoor hij de uitleg van de docent niet goed kan
volgen.
Toepassing in een communicatiesituatie:
Stel je voor dat een manager (zender) in een teamvergadering een belangrijke aankondiging doet aan de teamleden (ontvangers). De boodschap
is dat er nieuwe projectdoelstellingen zijn. Het kanaal is de mondelinge mededeling tijdens een face-to-face vergadering. De context is een
formele werkvergadering binnen een bedrijf. De manager herhaalt de belangrijkste doelstellingen en stuurt later een follow-up e-mail om ervoor
te zorgen dat iedereen de informatie begrijpt (redundantie). Echter, sommige teamleden zijn afgeleid door hun mobiele telefoons (ruis),
waardoor de boodschap niet volledig overkomt bij hen.
Het communicatieproces is succesvol als alle componenten goed op elkaar zijn afgestemd en eventuele ruis of misverstanden worden
geminimaliseerd.
Communicatiemodellen
Je toont de gelijkenissen en verschillen van de componenten van een communicatieproces aan met 2 communicatiemodellen:
De communicatiemodellen van Fauconnier en Watzlawick bieden twee verschillende perspectieven op hoe communicatie werkt, maar er zijn
ook enkele gelijkenissen tussen de componenten die ze beschrijven. Laten we beginnen met een korte uitleg van beide modellen en daarna
kijken naar de overeenkomsten en verschillen.
communicatie en public relations Pagina 1
,1. Het communicatiemodel van Fauconnier
Gilles Fauconnier is vooral bekend door zijn werk in conceptuele integratie en mental spaces. Dit model richt zich op hoe betekenis ontstaat
tijdens communicatie door middel van mentale ruimten waarin de zender en ontvanger hun eigen conceptuele beelden en informatie verwerken
en combineren.
Belangrijke componenten:
• Mentale ruimten: Tijdens communicatie construeren zowel de zender als de ontvanger mentale modellen die ze gebruiken om de wereld
te begrijpen.
• Conceptuele integratie: Het proces waarbij ideeën van verschillende mentale ruimten worden samengevoegd om nieuwe betekenissen te
vormen.
• Contextuele interpretatie: De ontvanger interpreteert de boodschap op basis van de context en zijn eigen mentale ruimte.
In essentie gaat Fauconnier’s model verder dan een lineaire overdracht van informatie en beschrijft het hoe betekenis dynamisch wordt gecreëerd
door conceptuele structuren in ons brein.
2. De communicatie-axioma’s van Watzlawick
Paul Watzlawick beschreef in zijn communicatieonderzoek vijf belangrijke axioma’s die de basis vormen voor zijn model. Deze axioma’s leggen
de nadruk op de interpersoonlijke aspecten van communicatie en hoe onbedoelde boodschappen altijd aanwezig zijn. De vijf axioma's:
1. Het is onmogelijk om niet te communiceren: Alles wat we doen (of niet doen) draagt bij aan communicatie.
2. Communicatie heeft een inhouds- en betrekkingsniveau: De inhoud (wat gezegd wordt) en de relatie (hoe het wordt gezegd) beïnvloeden
elkaar.
3. Interpunctie van interacties: Mensen interpreteren communicatiereeksen op hun eigen manier, waardoor er misverstanden kunnen
ontstaan.
4. Digitale en analoge communicatie: Digitale communicatie verwijst naar woorden (gesproken of geschreven), terwijl analoge
communicatie verwijst naar non-verbale elementen zoals lichaamstaal.
5. Symmetrische en complementaire interactie: Symmetrische interacties zijn gebaseerd op gelijkheid, terwijl complementaire interacties
verschillen in machtsverhoudingen weerspiegelen.
Gelijkenissen tussen de modellen van Fauconnier en Watzlawick
1. Contextuele interpretatie:
○ Fauconnier: De betekenis van een boodschap hangt af van de context en de mentale ruimte waarin de ontvanger zich bevindt.
○ Watzlawick: De axioma's benadrukken dat communicatie altijd plaatsvindt binnen een relationele en contextuele setting (inhouds-
en betrekkingsniveau).
Gelijkenis: Beide modellen onderstrepen het belang van context in het begrijpen van de boodschap.
2. Betekeniscreatie en interpretatie:
○ Fauconnier: Communicatie draait om het samenvoegen van conceptuele structuren om betekenis te creëren.
○ Watzlawick: Communicatie gaat niet alleen over woorden, maar ook over hoe deze woorden worden geïnterpreteerd op basis van
de interactie tussen zender en ontvanger. Gelijkenis: Beide modellen erkennen dat communicatie geen lineair proces is waarin
informatie gewoon van de zender naar de ontvanger gaat; het gaat om interpretatie en het construeren van betekenis.
3. Non-verbale elementen:
○ Fauconnier: Mentale ruimten omvatten zowel verbale als non-verbale representaties van informatie.
○ Watzlawick: Het vierde axioma maakt een onderscheid tussen digitale (verbale) en analoge (non-verbale) communicatie.
Gelijkenis: Beiden erkennen dat communicatie verder gaat dan alleen gesproken of geschreven woorden.
Verschillen tussen de modellen van Fauconnier en Watzlawick
1. Cognitieve versus sociale focus:
○ Fauconnier: Zijn model richt zich op de cognitieve processen van de zender en ontvanger. De nadruk ligt op hoe concepten in het
brein worden gevormd en geïntegreerd tijdens de communicatie.
○ Watzlawick: De axioma's van Watzlawick zijn sociaal-interactioneel en richten zich meer op hoe mensen elkaar beïnvloeden en
interpreteren binnen interpersoonlijke interacties.
Verschil: Fauconnier benadrukt mentale structuren en cognitieve processen, terwijl Watzlawick focust op de dynamiek tussen
mensen en hoe communicatie interacties en relaties beïnvloedt.
2. Impliciete versus expliciete communicatie:
○ Fauconnier: Zijn model behandelt de expliciete constructie van betekenis door conceptuele integratie, zonder de noodzaak te
benadrukken om altijd te communiceren.
○ Watzlawick: Het eerste axioma stelt dat het onmogelijk is om niet te communiceren, wat betekent dat zelfs stilte of passief gedrag
een communicatieve waarde heeft.
Verschil: Watzlawick benadrukt dat elk gedrag een communicatieve functie heeft, terwijl Fauconnier zich vooral richt op de
actieve constructie van betekenis.
3. Lineair versus dynamisch proces:
○ Fauconnier: Zijn model is minder gericht op de interactie tussen mensen en meer op de dynamische mentale processen die zich
binnen het individu afspelen tijdens communicatie.
communicatie en public relations Pagina 2
, ○ Watzlawick: Hij beschrijft communicatie als een proces dat voortdurend plaatsvindt tussen individuen, waarbij relationele
dynamieken een centrale rol spelen.
Verschil: Watzlawick legt de nadruk op interactie tussen mensen, terwijl Fauconnier de nadruk legt op mentale processen binnen
individuen.
Conclusie:
Hoewel beide modellen benadrukken dat communicatie complexer is dan een simpele overdracht van informatie, leggen ze de nadruk op
verschillende aspecten. Fauconnier richt zich meer op de cognitieve processen van betekenisvorming, terwijl Watzlawick meer aandacht besteedt
aan de interpersoonlijke en relationele dynamiek in communicatie. Beide erkennen echter het belang van context, interpretatie en non-verbale
elementen, wat cruciaal is voor een goed begrip van communicatieprocessen.
Communicatiedoelen
Je bepaalt in gegeven communicatiesituaties wat het doel is van de communicatie en geeft er toelichting bij. Je doet dat zowel vanuit het
standpunt van de zender als de ontvanger.
Bij het analyseren van communicatiesituaties is het belangrijk om het communicatiedoel te identificeren vanuit zowel het standpunt van de
zender als de ontvanger. Hieronder bespreek ik verschillende communicatiedoelen en geef ik toelichting over hoe deze doelen tot uiting komen
in verschillende situaties, gezien vanuit beide standpunten.
1. Informatie geven
Doel van de zender: De zender wil feitelijke informatie of kennis overbrengen aan de ontvanger, vaak zonder verdere bedoeling zoals overtuigen
of beïnvloeden.
Doel van de ontvanger: De ontvanger wil specifieke informatie ontvangen en verwerken om een situatie, probleem of onderwerp beter te
begrijpen.
• Voorbeeld: Een leraar legt de werking van de bloedsomloop uit aan een klas.
○ Zender (leraar): Wil de studenten de juiste kennis over de bloedsomloop geven, zodat ze deze kunnen begrijpen en toepassen.
○ Ontvanger (studenten): Willen de informatie begrijpen om deze later te kunnen gebruiken, bijvoorbeeld tijdens een toets of in een
beroepssituatie.
2. Overtuigen
Doel van de zender: De zender wil de ontvanger beïnvloeden of overtuigen van een bepaald idee, standpunt of gedrag. Hierbij is het doel om de
gedachten of handelingen van de ontvanger te veranderen.
Doel van de ontvanger: De ontvanger staat open om de boodschap te overwegen, maar kan zowel akkoord gaan als weerstand bieden afhankelijk
van de overredingskracht van de zender.
• Voorbeeld: Een politieke kandidaat houdt een speech om kiezers te overtuigen om op hem te stemmen.
○ Zender (kandidaat): Probeert het publiek te overtuigen van zijn kwalificaties en standpunten, met als doel stemmen te winnen.
○ Ontvanger (kiezers): Luisteren naar de boodschap en beslissen of ze de kandidaat steunen op basis van zijn argumenten.
3. Adviseren
Doel van de zender: De zender geeft advies aan de ontvanger met als doel hen te helpen een beslissing te nemen of een probleem op te lossen.
De zender biedt suggesties of aanbevelingen, maar de uiteindelijke keuze ligt bij de ontvanger.
Doel van de ontvanger: De ontvanger wil informatie en suggesties verkrijgen die hen helpen een beter geïnformeerde beslissing te nemen. De
ontvanger kan het advies opvolgen, naast zich neerleggen of combineren met andere informatie.
• Voorbeeld: Een financiële adviseur raadt een klant aan om in bepaalde beleggingsfondsen te investeren.
○ Zender (adviseur): Geeft advies over beleggingsmogelijkheden gebaseerd op de financiële situatie en doelen van de klant.
○ Ontvanger (klant): Overweegt het advies en besluit of ze het zullen opvolgen, afhankelijk van hun eigen voorkeuren en
risicobereidheid.
4. Bewustmaken
Doel van de zender: De zender wil de ontvanger bewust maken van een bepaald probleem, situatie of risico waarvan de ontvanger zich mogelijk
niet bewust is. Vaak is het doel om de ontvanger te informeren en hen aan te zetten tot nadenken of actie.
Doel van de ontvanger: De ontvanger leert iets nieuws of krijgt een nieuwe kijk op een situatie. De ontvanger kan zich gemotiveerd voelen om
actie te ondernemen of verder na te denken over het onderwerp.
• Voorbeeld: Een NGO voert een campagne om mensen bewust te maken van klimaatverandering.
○ Zender (NGO): Wil mensen bewust maken van de gevolgen van klimaatverandering en hen aansporen tot duurzamer gedrag.
○ Ontvanger (publiek): Wordt geconfronteerd met nieuwe informatie over de urgentie van klimaatverandering en kan zich realiseren
dat hun gedrag impact heeft op het milieu.
5. Verbinden
Doel van de zender: De zender wil een gevoel van saamhorigheid, samenwerking of een sterke relatie opbouwen tussen zichzelf en de
ontvanger(s). Dit doel is vaak gericht op het verbeteren van onderlinge relaties, het creëren van een gemeenschap of teamgevoel.
Doel van de ontvanger: De ontvanger zoekt naar verbinding en wil zich betrokken of geaccepteerd voelen binnen een bepaalde groep of relatie.
Dit doel is vaak emotioneel en relationeel van aard.
• Voorbeeld: Een teamleider organiseert een teambuilding-activiteit voor zijn teamleden om de samenwerking te verbeteren.
○ Zender (teamleider): Wil de band tussen teamleden versterken, zodat ze beter kunnen samenwerken en vertrouwen opbouwen.
○ Ontvanger (teamleden): Willen zich verbonden voelen met hun collega’s en ervaren dat ze als een eenheid kunnen samenwerken.
communicatie en public relations Pagina 3
, Toepassing in een communicatiesituatie:
Voorbeeld: Een dokter informeert een patiënt over de diagnose en bespreekt de behandelingsopties.
• Doel van de zender (dokter):
○ Informatie geven: De dokter geeft de patiënt feitelijke informatie over de diagnose. ○ Adviseren: De dokter biedt aanbevelingen
over de beste behandelingsopties.
○ Bewustmaken: De dokter maakt de patiënt bewust van de gevolgen van niet behandelen.
• Doel van de ontvanger (patiënt):
○ Informatie krijgen: De patiënt wil begrijpen wat de diagnose inhoudt.
○ Advies ontvangen: De patiënt zoekt naar professioneel advies om een weloverwogen keuze te maken.
○ Bewust worden: De patiënt wordt zich bewust van de ernst van de situatie en de noodzaak van actie.
Conclusie:
Het doel van communicatie kan variëren van het simpelweg overbrengen van informatie tot het opbouwen van een relatie of het overtuigen van
een ander. Bij elke communicatiesituatie is het belangrijk om te begrijpen wat de zender wil bereiken en hoe de ontvanger de boodschap
interpreteert en verwerkt.
Vormen van communicatie
Je herkent de vormen van communicatie aan de hand van voorbeelden en communicatiesituaties
Communicatie kan op verschillende manieren plaatsvinden, afhankelijk van het medium, de context en de aard van de boodschap. De
belangrijkste vormen van communicatie zijn mondelinge en schriftelijke communicatie, evenals verbale en non-verbale communicatie. Laten we
deze vormen van communicatie verkennen aan de hand van voorbeelden en communicatiesituaties.
1. Mondelinge en schriftelijke communicatie
a) Mondelinge communicatie
Mondelinge communicatie verwijst naar het overbrengen van informatie door middel van gesproken woorden. Dit kan face-to-face zijn, maar
ook via de telefoon, videovergaderingen of voiceberichten. Het voordeel van mondelinge communicatie is dat het meestal snel en direct is, en
het laat ruimte voor interactie, zoals vragen stellen of direct reageren.
• Voorbeeld: Een manager bespreekt tijdens een vergadering met zijn team de voortgang van een project.
○ Communicatiesituatie: De manager deelt updates en vraagt om feedback van de teamleden. Dit gebeurt mondeling, wat interactie en
vragen in real-time mogelijk maakt. b) Schriftelijke communicatie
Schriftelijke communicatie verwijst naar informatie die schriftelijk wordt overgebracht, zoals in emails, brieven, rapporten, sms’jes of chats.
Schriftelijke communicatie biedt de mogelijkheid om formele en gedetailleerde informatie over te brengen, en het kan bewaard worden voor
later gebruik.
• Voorbeeld: Een bedrijf stuurt een memo via e-mail aan alle werknemers over een verandering in het personeelsbeleid.
○ Communicatiesituatie: De e-mail geeft gedetailleerde informatie over de nieuwe regels en is een formeel communicatiemiddel dat
werknemers op elk moment kunnen raadplegen.
2. Verbale en non-verbale communicatie
a) Verbale communicatie
Verbale communicatie omvat het gebruik van woorden om een boodschap over te brengen, zowel gesproken als geschreven. Dit betekent dat
zowel mondelinge als schriftelijke communicatie kunnen vallen onder verbale communicatie, zolang er woorden worden gebruikt.
• Voorbeeld (gesproken): Een klant belt de klantenservice om een probleem met een product op te lossen.
○ Communicatiesituatie: De klant en de medewerker van de klantenservice communiceren verbaal via gesproken woorden. De
medewerker geeft instructies om het probleem op te lossen.
• Voorbeeld (geschreven): Een student schrijft een essay over een historisch onderwerp.
○ Communicatiesituatie: In het essay gebruikt de student geschreven woorden om een analyse te geven van historische
gebeurtenissen.
b) Non-verbale communicatie
Non-verbale communicatie verwijst naar het overbrengen van boodschappen zonder gebruik te maken van woorden. Dit kan gebeuren door
middel van lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, oogcontact, houding, en zelfs toon van stem. Non-verbale communicatie kan de
boodschap ondersteunen, versterken of zelfs in tegenspraak zijn met de verbale boodschap.
• Voorbeeld (lichaamstaal): Tijdens een sollicitatiegesprek glimlacht de kandidaat vaak en maakt regelmatig oogcontact met de interviewer.
○ Communicatiesituatie: De glimlach en het oogcontact van de kandidaat sturen een nonverbale boodschap van zelfvertrouwen en
betrokkenheid, wat zijn verbale antwoorden ondersteunt.
• Voorbeeld (stemintonatie): Een moeder vraagt op strenge toon aan haar kind om zijn kamer op te ruimen.
○ Communicatiesituatie: Hoewel de moeder simpelweg vraagt om de kamer op te ruimen (verbale communicatie), maakt de toon
van haar stem duidelijk dat ze wil dat het kind haar onmiddellijk gehoorzaamt (non-verbaal signaal).
Toepassing van de vormen in een communicatiesituatie:
Stel je voor dat een teamleider zijn team informeert over een nieuwe werkwijze tijdens een teambespreking:
communicatie en public relations Pagina 4
Communicatie en communicatieproces
-Je definieert de componenten van het communicatieproces en past ze toe op een communicatiesituatie.
Het communicatieproces bestaat uit een aantal componenten die elk een cruciale rol spelen in het effectief overbrengen van een boodschap. Hier
is een uitleg van de verschillende componenten van het communicatieproces, met een toepassing op een voorbeeldsituatie.
1. Zender en ontvanger
De zender is degene die de boodschap overbrengt, en de ontvanger is degene die de boodschap ontvangt en interpreteert.
• Voorbeeld: Een docent (zender) geeft een uitleg over een wiskundige formule aan een klas met studenten (ontvangers).
2. Boodschap
De boodschap is de informatie die de zender wil overbrengen. Dit kan een idee, gevoel, instructie of ander soort informatie zijn.
• Voorbeeld: De docent legt de wiskundige formule uit en benadrukt waarom deze belangrijk is om te begrijpen.
3. Medium of kanaal
Het medium of kanaal is het middel waarmee de boodschap wordt overgebracht. Dit kan verbaal (gesproken of geschreven woorden) of non-
verbaal (lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen) zijn. Daarnaast kan het ook een specifiek communicatiemiddel zijn, zoals een e-mail, telefoon,
sociale media of face-to-face contact.
• Voorbeeld: De docent gebruikt een whiteboard en spreekt mondeling om de uitleg van de formule over te brengen.
4. Context of situatie
De context of situatie omvat de omstandigheden waarin de communicatie plaatsvindt. Dit kan betrekking hebben op de fysieke omgeving,
culturele achtergrond, tijd en plaats van de communicatie.
• Voorbeeld: De uitleg vindt plaats in een klaslokaal tijdens een wiskundeles. De studenten bevinden zich in een formele leeromgeving en
verwachten educatieve informatie.
5. Noodzaak of redundantie
Noodzaak verwijst naar de essentiële informatie die nodig is om de boodschap goed over te brengen. Redundantie verwijst naar het toevoegen
van extra informatie die helpt om de boodschap duidelijker te maken of fouten te verminderen.
• Voorbeeld: De docent herhaalt de formule meerdere keren en geeft extra voorbeelden om ervoor te zorgen dat de studenten de stof goed
begrijpen (redundantie).
6. Ruis
Ruis verwijst naar alle mogelijke verstoringen die de communicatie kunnen belemmeren. Dit kan fysieke ruis zijn (bijvoorbeeld geluid van
buitenaf), psychologische ruis (bijvoorbeeld de ontvanger is afgeleid) of semantische ruis (als de zender en ontvanger verschillende betekenissen
toekennen aan dezelfde woorden).
• Voorbeeld: Een student is afgeleid door lawaai buiten het klaslokaal (fysieke ruis), waardoor hij de uitleg van de docent niet goed kan
volgen.
Toepassing in een communicatiesituatie:
Stel je voor dat een manager (zender) in een teamvergadering een belangrijke aankondiging doet aan de teamleden (ontvangers). De boodschap
is dat er nieuwe projectdoelstellingen zijn. Het kanaal is de mondelinge mededeling tijdens een face-to-face vergadering. De context is een
formele werkvergadering binnen een bedrijf. De manager herhaalt de belangrijkste doelstellingen en stuurt later een follow-up e-mail om ervoor
te zorgen dat iedereen de informatie begrijpt (redundantie). Echter, sommige teamleden zijn afgeleid door hun mobiele telefoons (ruis),
waardoor de boodschap niet volledig overkomt bij hen.
Het communicatieproces is succesvol als alle componenten goed op elkaar zijn afgestemd en eventuele ruis of misverstanden worden
geminimaliseerd.
Communicatiemodellen
Je toont de gelijkenissen en verschillen van de componenten van een communicatieproces aan met 2 communicatiemodellen:
De communicatiemodellen van Fauconnier en Watzlawick bieden twee verschillende perspectieven op hoe communicatie werkt, maar er zijn
ook enkele gelijkenissen tussen de componenten die ze beschrijven. Laten we beginnen met een korte uitleg van beide modellen en daarna
kijken naar de overeenkomsten en verschillen.
communicatie en public relations Pagina 1
,1. Het communicatiemodel van Fauconnier
Gilles Fauconnier is vooral bekend door zijn werk in conceptuele integratie en mental spaces. Dit model richt zich op hoe betekenis ontstaat
tijdens communicatie door middel van mentale ruimten waarin de zender en ontvanger hun eigen conceptuele beelden en informatie verwerken
en combineren.
Belangrijke componenten:
• Mentale ruimten: Tijdens communicatie construeren zowel de zender als de ontvanger mentale modellen die ze gebruiken om de wereld
te begrijpen.
• Conceptuele integratie: Het proces waarbij ideeën van verschillende mentale ruimten worden samengevoegd om nieuwe betekenissen te
vormen.
• Contextuele interpretatie: De ontvanger interpreteert de boodschap op basis van de context en zijn eigen mentale ruimte.
In essentie gaat Fauconnier’s model verder dan een lineaire overdracht van informatie en beschrijft het hoe betekenis dynamisch wordt gecreëerd
door conceptuele structuren in ons brein.
2. De communicatie-axioma’s van Watzlawick
Paul Watzlawick beschreef in zijn communicatieonderzoek vijf belangrijke axioma’s die de basis vormen voor zijn model. Deze axioma’s leggen
de nadruk op de interpersoonlijke aspecten van communicatie en hoe onbedoelde boodschappen altijd aanwezig zijn. De vijf axioma's:
1. Het is onmogelijk om niet te communiceren: Alles wat we doen (of niet doen) draagt bij aan communicatie.
2. Communicatie heeft een inhouds- en betrekkingsniveau: De inhoud (wat gezegd wordt) en de relatie (hoe het wordt gezegd) beïnvloeden
elkaar.
3. Interpunctie van interacties: Mensen interpreteren communicatiereeksen op hun eigen manier, waardoor er misverstanden kunnen
ontstaan.
4. Digitale en analoge communicatie: Digitale communicatie verwijst naar woorden (gesproken of geschreven), terwijl analoge
communicatie verwijst naar non-verbale elementen zoals lichaamstaal.
5. Symmetrische en complementaire interactie: Symmetrische interacties zijn gebaseerd op gelijkheid, terwijl complementaire interacties
verschillen in machtsverhoudingen weerspiegelen.
Gelijkenissen tussen de modellen van Fauconnier en Watzlawick
1. Contextuele interpretatie:
○ Fauconnier: De betekenis van een boodschap hangt af van de context en de mentale ruimte waarin de ontvanger zich bevindt.
○ Watzlawick: De axioma's benadrukken dat communicatie altijd plaatsvindt binnen een relationele en contextuele setting (inhouds-
en betrekkingsniveau).
Gelijkenis: Beide modellen onderstrepen het belang van context in het begrijpen van de boodschap.
2. Betekeniscreatie en interpretatie:
○ Fauconnier: Communicatie draait om het samenvoegen van conceptuele structuren om betekenis te creëren.
○ Watzlawick: Communicatie gaat niet alleen over woorden, maar ook over hoe deze woorden worden geïnterpreteerd op basis van
de interactie tussen zender en ontvanger. Gelijkenis: Beide modellen erkennen dat communicatie geen lineair proces is waarin
informatie gewoon van de zender naar de ontvanger gaat; het gaat om interpretatie en het construeren van betekenis.
3. Non-verbale elementen:
○ Fauconnier: Mentale ruimten omvatten zowel verbale als non-verbale representaties van informatie.
○ Watzlawick: Het vierde axioma maakt een onderscheid tussen digitale (verbale) en analoge (non-verbale) communicatie.
Gelijkenis: Beiden erkennen dat communicatie verder gaat dan alleen gesproken of geschreven woorden.
Verschillen tussen de modellen van Fauconnier en Watzlawick
1. Cognitieve versus sociale focus:
○ Fauconnier: Zijn model richt zich op de cognitieve processen van de zender en ontvanger. De nadruk ligt op hoe concepten in het
brein worden gevormd en geïntegreerd tijdens de communicatie.
○ Watzlawick: De axioma's van Watzlawick zijn sociaal-interactioneel en richten zich meer op hoe mensen elkaar beïnvloeden en
interpreteren binnen interpersoonlijke interacties.
Verschil: Fauconnier benadrukt mentale structuren en cognitieve processen, terwijl Watzlawick focust op de dynamiek tussen
mensen en hoe communicatie interacties en relaties beïnvloedt.
2. Impliciete versus expliciete communicatie:
○ Fauconnier: Zijn model behandelt de expliciete constructie van betekenis door conceptuele integratie, zonder de noodzaak te
benadrukken om altijd te communiceren.
○ Watzlawick: Het eerste axioma stelt dat het onmogelijk is om niet te communiceren, wat betekent dat zelfs stilte of passief gedrag
een communicatieve waarde heeft.
Verschil: Watzlawick benadrukt dat elk gedrag een communicatieve functie heeft, terwijl Fauconnier zich vooral richt op de
actieve constructie van betekenis.
3. Lineair versus dynamisch proces:
○ Fauconnier: Zijn model is minder gericht op de interactie tussen mensen en meer op de dynamische mentale processen die zich
binnen het individu afspelen tijdens communicatie.
communicatie en public relations Pagina 2
, ○ Watzlawick: Hij beschrijft communicatie als een proces dat voortdurend plaatsvindt tussen individuen, waarbij relationele
dynamieken een centrale rol spelen.
Verschil: Watzlawick legt de nadruk op interactie tussen mensen, terwijl Fauconnier de nadruk legt op mentale processen binnen
individuen.
Conclusie:
Hoewel beide modellen benadrukken dat communicatie complexer is dan een simpele overdracht van informatie, leggen ze de nadruk op
verschillende aspecten. Fauconnier richt zich meer op de cognitieve processen van betekenisvorming, terwijl Watzlawick meer aandacht besteedt
aan de interpersoonlijke en relationele dynamiek in communicatie. Beide erkennen echter het belang van context, interpretatie en non-verbale
elementen, wat cruciaal is voor een goed begrip van communicatieprocessen.
Communicatiedoelen
Je bepaalt in gegeven communicatiesituaties wat het doel is van de communicatie en geeft er toelichting bij. Je doet dat zowel vanuit het
standpunt van de zender als de ontvanger.
Bij het analyseren van communicatiesituaties is het belangrijk om het communicatiedoel te identificeren vanuit zowel het standpunt van de
zender als de ontvanger. Hieronder bespreek ik verschillende communicatiedoelen en geef ik toelichting over hoe deze doelen tot uiting komen
in verschillende situaties, gezien vanuit beide standpunten.
1. Informatie geven
Doel van de zender: De zender wil feitelijke informatie of kennis overbrengen aan de ontvanger, vaak zonder verdere bedoeling zoals overtuigen
of beïnvloeden.
Doel van de ontvanger: De ontvanger wil specifieke informatie ontvangen en verwerken om een situatie, probleem of onderwerp beter te
begrijpen.
• Voorbeeld: Een leraar legt de werking van de bloedsomloop uit aan een klas.
○ Zender (leraar): Wil de studenten de juiste kennis over de bloedsomloop geven, zodat ze deze kunnen begrijpen en toepassen.
○ Ontvanger (studenten): Willen de informatie begrijpen om deze later te kunnen gebruiken, bijvoorbeeld tijdens een toets of in een
beroepssituatie.
2. Overtuigen
Doel van de zender: De zender wil de ontvanger beïnvloeden of overtuigen van een bepaald idee, standpunt of gedrag. Hierbij is het doel om de
gedachten of handelingen van de ontvanger te veranderen.
Doel van de ontvanger: De ontvanger staat open om de boodschap te overwegen, maar kan zowel akkoord gaan als weerstand bieden afhankelijk
van de overredingskracht van de zender.
• Voorbeeld: Een politieke kandidaat houdt een speech om kiezers te overtuigen om op hem te stemmen.
○ Zender (kandidaat): Probeert het publiek te overtuigen van zijn kwalificaties en standpunten, met als doel stemmen te winnen.
○ Ontvanger (kiezers): Luisteren naar de boodschap en beslissen of ze de kandidaat steunen op basis van zijn argumenten.
3. Adviseren
Doel van de zender: De zender geeft advies aan de ontvanger met als doel hen te helpen een beslissing te nemen of een probleem op te lossen.
De zender biedt suggesties of aanbevelingen, maar de uiteindelijke keuze ligt bij de ontvanger.
Doel van de ontvanger: De ontvanger wil informatie en suggesties verkrijgen die hen helpen een beter geïnformeerde beslissing te nemen. De
ontvanger kan het advies opvolgen, naast zich neerleggen of combineren met andere informatie.
• Voorbeeld: Een financiële adviseur raadt een klant aan om in bepaalde beleggingsfondsen te investeren.
○ Zender (adviseur): Geeft advies over beleggingsmogelijkheden gebaseerd op de financiële situatie en doelen van de klant.
○ Ontvanger (klant): Overweegt het advies en besluit of ze het zullen opvolgen, afhankelijk van hun eigen voorkeuren en
risicobereidheid.
4. Bewustmaken
Doel van de zender: De zender wil de ontvanger bewust maken van een bepaald probleem, situatie of risico waarvan de ontvanger zich mogelijk
niet bewust is. Vaak is het doel om de ontvanger te informeren en hen aan te zetten tot nadenken of actie.
Doel van de ontvanger: De ontvanger leert iets nieuws of krijgt een nieuwe kijk op een situatie. De ontvanger kan zich gemotiveerd voelen om
actie te ondernemen of verder na te denken over het onderwerp.
• Voorbeeld: Een NGO voert een campagne om mensen bewust te maken van klimaatverandering.
○ Zender (NGO): Wil mensen bewust maken van de gevolgen van klimaatverandering en hen aansporen tot duurzamer gedrag.
○ Ontvanger (publiek): Wordt geconfronteerd met nieuwe informatie over de urgentie van klimaatverandering en kan zich realiseren
dat hun gedrag impact heeft op het milieu.
5. Verbinden
Doel van de zender: De zender wil een gevoel van saamhorigheid, samenwerking of een sterke relatie opbouwen tussen zichzelf en de
ontvanger(s). Dit doel is vaak gericht op het verbeteren van onderlinge relaties, het creëren van een gemeenschap of teamgevoel.
Doel van de ontvanger: De ontvanger zoekt naar verbinding en wil zich betrokken of geaccepteerd voelen binnen een bepaalde groep of relatie.
Dit doel is vaak emotioneel en relationeel van aard.
• Voorbeeld: Een teamleider organiseert een teambuilding-activiteit voor zijn teamleden om de samenwerking te verbeteren.
○ Zender (teamleider): Wil de band tussen teamleden versterken, zodat ze beter kunnen samenwerken en vertrouwen opbouwen.
○ Ontvanger (teamleden): Willen zich verbonden voelen met hun collega’s en ervaren dat ze als een eenheid kunnen samenwerken.
communicatie en public relations Pagina 3
, Toepassing in een communicatiesituatie:
Voorbeeld: Een dokter informeert een patiënt over de diagnose en bespreekt de behandelingsopties.
• Doel van de zender (dokter):
○ Informatie geven: De dokter geeft de patiënt feitelijke informatie over de diagnose. ○ Adviseren: De dokter biedt aanbevelingen
over de beste behandelingsopties.
○ Bewustmaken: De dokter maakt de patiënt bewust van de gevolgen van niet behandelen.
• Doel van de ontvanger (patiënt):
○ Informatie krijgen: De patiënt wil begrijpen wat de diagnose inhoudt.
○ Advies ontvangen: De patiënt zoekt naar professioneel advies om een weloverwogen keuze te maken.
○ Bewust worden: De patiënt wordt zich bewust van de ernst van de situatie en de noodzaak van actie.
Conclusie:
Het doel van communicatie kan variëren van het simpelweg overbrengen van informatie tot het opbouwen van een relatie of het overtuigen van
een ander. Bij elke communicatiesituatie is het belangrijk om te begrijpen wat de zender wil bereiken en hoe de ontvanger de boodschap
interpreteert en verwerkt.
Vormen van communicatie
Je herkent de vormen van communicatie aan de hand van voorbeelden en communicatiesituaties
Communicatie kan op verschillende manieren plaatsvinden, afhankelijk van het medium, de context en de aard van de boodschap. De
belangrijkste vormen van communicatie zijn mondelinge en schriftelijke communicatie, evenals verbale en non-verbale communicatie. Laten we
deze vormen van communicatie verkennen aan de hand van voorbeelden en communicatiesituaties.
1. Mondelinge en schriftelijke communicatie
a) Mondelinge communicatie
Mondelinge communicatie verwijst naar het overbrengen van informatie door middel van gesproken woorden. Dit kan face-to-face zijn, maar
ook via de telefoon, videovergaderingen of voiceberichten. Het voordeel van mondelinge communicatie is dat het meestal snel en direct is, en
het laat ruimte voor interactie, zoals vragen stellen of direct reageren.
• Voorbeeld: Een manager bespreekt tijdens een vergadering met zijn team de voortgang van een project.
○ Communicatiesituatie: De manager deelt updates en vraagt om feedback van de teamleden. Dit gebeurt mondeling, wat interactie en
vragen in real-time mogelijk maakt. b) Schriftelijke communicatie
Schriftelijke communicatie verwijst naar informatie die schriftelijk wordt overgebracht, zoals in emails, brieven, rapporten, sms’jes of chats.
Schriftelijke communicatie biedt de mogelijkheid om formele en gedetailleerde informatie over te brengen, en het kan bewaard worden voor
later gebruik.
• Voorbeeld: Een bedrijf stuurt een memo via e-mail aan alle werknemers over een verandering in het personeelsbeleid.
○ Communicatiesituatie: De e-mail geeft gedetailleerde informatie over de nieuwe regels en is een formeel communicatiemiddel dat
werknemers op elk moment kunnen raadplegen.
2. Verbale en non-verbale communicatie
a) Verbale communicatie
Verbale communicatie omvat het gebruik van woorden om een boodschap over te brengen, zowel gesproken als geschreven. Dit betekent dat
zowel mondelinge als schriftelijke communicatie kunnen vallen onder verbale communicatie, zolang er woorden worden gebruikt.
• Voorbeeld (gesproken): Een klant belt de klantenservice om een probleem met een product op te lossen.
○ Communicatiesituatie: De klant en de medewerker van de klantenservice communiceren verbaal via gesproken woorden. De
medewerker geeft instructies om het probleem op te lossen.
• Voorbeeld (geschreven): Een student schrijft een essay over een historisch onderwerp.
○ Communicatiesituatie: In het essay gebruikt de student geschreven woorden om een analyse te geven van historische
gebeurtenissen.
b) Non-verbale communicatie
Non-verbale communicatie verwijst naar het overbrengen van boodschappen zonder gebruik te maken van woorden. Dit kan gebeuren door
middel van lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, oogcontact, houding, en zelfs toon van stem. Non-verbale communicatie kan de
boodschap ondersteunen, versterken of zelfs in tegenspraak zijn met de verbale boodschap.
• Voorbeeld (lichaamstaal): Tijdens een sollicitatiegesprek glimlacht de kandidaat vaak en maakt regelmatig oogcontact met de interviewer.
○ Communicatiesituatie: De glimlach en het oogcontact van de kandidaat sturen een nonverbale boodschap van zelfvertrouwen en
betrokkenheid, wat zijn verbale antwoorden ondersteunt.
• Voorbeeld (stemintonatie): Een moeder vraagt op strenge toon aan haar kind om zijn kamer op te ruimen.
○ Communicatiesituatie: Hoewel de moeder simpelweg vraagt om de kamer op te ruimen (verbale communicatie), maakt de toon
van haar stem duidelijk dat ze wil dat het kind haar onmiddellijk gehoorzaamt (non-verbaal signaal).
Toepassing van de vormen in een communicatiesituatie:
Stel je voor dat een teamleider zijn team informeert over een nieuwe werkwijze tijdens een teambespreking:
communicatie en public relations Pagina 4