100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

samenvatting van Biologische Modelsystemen

Beoordeling
-
Verkocht
1
Pagina's
63
Geüpload op
09-02-2025
Geschreven in
2024/2025

Heyhey, dit document bevat een duidelijke samenvatting van alle hoofdstukken van het vak biologische modelsystemen. Zelf vond ik het geen makkelijk vak, maar door toch goede notities te nemen en op basis daarvan deze samenvatting te maken, ben ik toch geslaagd in eerste zit. SUCCES!

Meer zien Lees minder











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
9 februari 2025
Aantal pagina's
63
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Biologische modelsystemen
TERMINOLOGIE:
Chromosomen
Chromosomen = informatiedragers en overervingsprincipes

1) chromatiden

2) centromeer

3) korte arm (p-arm)

4) lange arm (q-arm




Cel -> celkern -> chromosoom -> DNA (dubbele helix)

Soorten mutaties en hun effect op proteïne en functie




STRUCTUREEL: NUMERIEK:

1) DELETIE: er is weggenomen 1) POLYPOÏDE: ipv een diploide zet chr, kun je
2) DUPLICATIE: er is iets verdubbeld bv een triploïde set hebben
3) INVERSIE: er is een stukje omgewisseld 2)ANEUPLOÏDE: cel heeft onjuist aantal
4) INSERTIE: er is een stukje toegevoegd chromosomen, maar niet over de volledige
5) TRANSLOCATIE: stukje van 1 chr verhuist naar andere chr set. Bv trisomie 21 -> downsyndroom

,1) SUBSTITUTIE: AZ gaat veranderen tov wild type
2) DELETIE: 1 nucleotide (=fosfaatgroep, suiker en base) wordt weggeknipt
3) INSERTIE: 1 nucleotide wordt toegevoegd
4) INVERSIE: nucleotiden verwisselen van plaats

2 en 3 -> veroorzaken vaak een frameshift (=veranderende codon, resultaat vaak in vroeger stop van
EW -> verlies van functie
=> 1 codon bestaat uit 3 nucleotiden, resulteert in 1 AZ




1) SILENT: er is wel verandering op nucleotide niveau maar resulteert niet in een ander AZ en dus ook
niet in een ander eiwit
2) NONSENSE: de verandering van AZ zorgt voor ‘STOP’
3) MISSENSE: 3.1 conservatief: er is wel verandering van AZ maar de functie blijft bewaard
3.2 non-conservatief: er is wel verandering van AZ en we krijgen een andere functie van
EW

,Deze mutatie kunnen een effect hebben op de functie van het eiwit
1) LOSS-OF-FUNCTION: leiden tot een vermindering of een volledige verlies van de functie van het
EW. Loss-of-function mutaties zijn vaak recessief. Dat betekent dat er meestal 2 kopieën van het
gemuteerde gen nodig zijn om een effect te veroorzaken

2) GAIN-OF-FUNCTION: leiden tot een verhoogde, nieuwe of afwijkende functie van het eiwit. Ze zijn
vaak dominant, omdat zelfs één kopie van het gemuteerde gen al genoeg kan zijn om de nieuwe te
veroorzaken. Vaak ernstige gevolgen.

Variant versus mutatie
1) MUTATIE: permanente verandering in de DNA-sequentie
Geeft aanleiding tot afwijking of ziekte
Kan spontaan ontstaan of door omgevingsfactoren
2) VARIANT: verwijst naar elke genetische verandering of afwijking in de DNA-sequentie
Kunnen neutraal, voordelig of nadelig zijn
Loss-of-function experimenten
Doel: gen uitschakelen of expressie tijdelijk onderdrukken
• Gen knockdown (=KD = tijdelijk)
• Gen knockout (=KO = permanent)

Gain-of-function experimenten
Doel: het gen tot expressie brengen op een verkeerd tijdstip, plaats of met constitutieve activiteit


HOOFDSTUK 1: biologische modelsystemen
Historiek
• voor de 20ste eeuw: NATURALISME
- observatie en beschrijving van het dierenrijk
- beschrijven van rijkdom aan vormen, bouwplannen
- plaatsen in systematische of evolutieve context
• vanaf midden 19de eeuw: sterke opgang van EMBRYOLOGIE
- observatie en beschrijving van vroege ontwikkeling
- beschrijven van vorm van larvale stadia
- gebruikt in evolutieve context
• eind 19de en begin 20ste: splitsing tussen embryologie en evolutionaire biologie
-nadruk lag op experimentele biologie: 1) experimentele embryologie
2) genetica (overerving)
• 1950: intrede van moleculaire biologie: er moet zoiets zijn zoals genen, DNA en
chromosomen

Definitie en keuze van modelorganismen
• Modelorganismen = favoriete organismen voor studie van bepaalde processen
-> niet één ideaal organisme, maar verschillende soorten -> gekozen omwille van bepaald
voordeel (historisch, praktisch -> modelorganismen zijn historisch bepaald geweest en
achteraf om praktische redenen behouden gebleven
• Grote zes: 1) drosophila melanogaster 4) Xenophus laevis
2) Danio rerio 5) gallus gallus
3) Caenorhabditis elegans 6) mus musculus

, -> geen fylogenetische overwegingen: niet gekozen omdat het voorouders van ons zijn, gewoon uit
praktische redenen

Criteria
1. BESCHIKBAARHEID: soms heb je er echt heel veel nodig
Zebravis zijn dat bv beter dat muizen want in 1 kooi kunnen er maar
enkele muizen en zebravissen juist heeeeel veel
2. KOSTPRIJS: muizen: in één kooi kunnen 4 muizen (1 kooi kost 10euro per week) -> niet veel
experimenten
fruitvliegen: in één pot kunnen ong 1000 (kost niet veel) -> veel experimenten

3. TOEGANKELIJKHEID: veel gemakkelijker om een embryo van een kikker te manipuleren dan van een
Muis -> muizen: in uterus kikkers: buiten het lichaam)
4. SNELHEID: stel je doet een onderzoek rond gastrulatie, dan voer je dit onderzoek/experiment best
Uit op een dier waar gastrulatie langzaam gebeurt (bv: gallus galllus = kip)
5. KLEINE LICHAAMSGROOTTE
6. MANIPULEERBAARHEID: gaat bv gemakkelijker bij een groter embryo
7. GENETICA EN GENENKAARTEN: beschikbaar van bijna alle dieren
8. RELEVANTIE: muis staat nog steeds dichts bij de mens van alle modelorganismen, MAAR geen enkel
Modelorganisme voldoet aan alles.


HOOFDSTUK 2: CAENORHABDITIS ELEGANS
Historiek
Jaren 60: replicatiemechanisme en genetica van virussen (Sydney Brenner)
Rond 1950: DNA structuur ontdekt door Watson en Crick -> bestudeerd in heel klein organisme
(bacterie) -> kennis uitbreiden naar complexere meercellige organismen
=> VEREISTEN:
• Even gemakkelijk te bestuderen als eencellige
• Korte levenscyclus
• Klein, met weinig cellen
• Gemakkelijk en in grote aantallen te kweken
-> introductie van de rondworm= caenorhabditis elegans

Eigenschappen van de caenorhabditis elegans
• Klein (1mm)
• Gemakkelijk te kweken (op agarplaten -> voedsel = E. coli bacterie
• Transparant
• Snelle generatietijd: 3 dagen van ei tot adult (leeft erna nog ong 15 d)
• Zelfbevruchtende hermafrodiet
• Vast en klein aantal cellen -> ontstaan via een vast delingspatroon
• Eenvoudig bouwplan
€15,46
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
louisebert

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
louisebert Universiteit Gent
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
8
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
6
Documenten
9
Laatst verkocht
1 maand geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen