DIABETES MELLITUS
INHOUDSOPGAVE
Definitie.......................................................................................................................................................... 2
Indeling .......................................................................................................................................................... 4
Diagnose ......................................................................................................................................................... 7
Etiologie – evolutie – prognose ....................................................................................................................... 9
Type 1 diabetes.................................................................................................................................................... 9
Type 2 diabetes.................................................................................................................................................. 15
Vergelijking type 1 en type 2 ............................................................................................................................. 22
Andere specifieke vormen van diabetes ............................................................................................................ 23
Verwikkelingen ............................................................................................................................................. 26
Microangiopathie .............................................................................................................................................. 26
Diabetische neuropathie ................................................................................................................................... 30
Macroangiopathie of atheromatose ................................................................................................................. 32
Dermatologische verwikkelingen ...................................................................................................................... 32
De diabetische voet ........................................................................................................................................... 33
Metabole coma’s ............................................................................................................................................... 33
Behandeling.................................................................................................................................................. 36
Behandeling type 1 diabetes ............................................................................................................................. 36
Behandeling type 2 diabetes ............................................................................................................................. 46
Behandeling van pt met gestoorde OGTT.......................................................................................................... 56
Behandeling van microangiopathie................................................................................................................... 56
1
,DEFINITIE
Diabetes = een syndroom, gekenmerkt dr een verhoging vh glucosegehalte (glycemie) van het bloed, met
geassocieerde veranderingen in het metabolisme van eiwitten en vetten, veroorzaakt dr een relatief of
absoluut tekort aan insuline of zijn cellulaire werking
Dus een verzameling van verschillende zaken/aandoeningen die zorgen vr een verstoord insuline
metabolisme
Insuline = anabool hormoon (‘bouwt je lichaam op’) à in afwezigheid van insuline: katabolisme
- In aanwezigheid van insuline:
o Stimulatie glycogeenaanmaak id lever à aanleg suiker-stockage
o Inhibitie glycolyse à glucose wordt niet afgebroken
o Activatie van lipase id bloedvatwand
o Inhibitie van lipase id weefsels
- In afwezigheid van insuline:
o Stimulatie glycogenolyse id lever
o Stimulatie glycolyse
o Activatie van lipase id weefsels à dus ih vetweefsel worden TG verknipt tot vrije vetzuren en
worden afgebroken, waardoor er ketonen worden gevormd
o Geen activatie van lipase id bloedvatwand à TG blijven aanw id bloedbaan, dus ° hyperTG
Glucose kan niet worden opgenomen id weefsels vanuit de bloedbaan (hyperglycemie) indien insuline er niet is
à dus worden er andere E bronnen aangesproken:
- Eiwitten à spieren worden afgebroken, de AZ worden dan gebruikt als E bron (via gluconeogenese)
- Vet à lipase breekt triglyceriden in het vetweefsel af tot vrije vetzuren, uit die vrije vetzuren worden
dan ketonen gevormd die knn gebruikt worden als E bron
Veel organen hebben graag ketonen (hart, nieren... – reden: minder O2 nodig om ATP te maken) maaar het
probleem is dat een deel van die ketonen geen échte ketonen zijn en wel zuren à bij zodanig veel ketonen* zal
je lichaam dus verzuren en ontstaat er een acidose: ‘diabetische ketoacidose’
2
,*Bij personen zonder DMT1 kunnen er ook ketonen aangemaakt worden, indien er onvoldoende koolhydraten
worden ingenomen bv bij vasten of ketodieet à maaar dit zal nooit in dergelijke hoeveelheid zijn dat er een
acidose kan °
We maken ons zorgen over diabetes omdat:
- Toename van DMT2
- Agressiever worden van DMT1
Overleving bij DMT1:
- Meer overlijden bij DMT1 ivgm controlegroep
- Vrouwen > mannen à reden: id controlegroep vrouwen, is er een kleinere mortaliteit ivgm de
controlegroep mannen (het verschil in mortaliteit tss vrouwen met diabetes en gezonde vrouwen is
groter dan verschil in mortaliteit tss mannen met diabetes en gezonde mannen, omdat gezonde
mannen hogere mortaliteit hebben dan gezonde vrouwen)
3
,INDELING
Gestoorde glycemie =
- Glycemie hoger dan normale grenzen
- Onvoldoende hoog vr diagnostische criteria DM
‘impaired fasting glucose’ of IFG =
- Een verhoogde nuchtere glycemie (tss 100 en 126 mg/dL)
- Kleinere kans om DM te ontw (≠ risicoprofiel ivgm IGT)
‘impaired glucose tolerance’ of IGT (gestoorde glucosetolerantie) =
- Een storing id glycemie na orale glucosetolerantietest (OGTT)
- Grote kans om DM te ontw - !e prognostische factor vr CV lijden en evolutie nr diabetes
Meerdere vormen van diabetes:
- Verschillende oorzaken
- Gemeenschappelijke gevolgen
Indeling in 4 grote groepen
- Type 1 diabetes mellitus
- Type 2 diabetes mellitus
- Andere specifieke vormen van diabetes (‘secundaire diabetes’)
- Zwangerschapsdiabetes
4
,Type 1 - 4%
- ß-celdestructie à indien allemaal kapot: geen insuline secretie meer en
° absolute insulinedeficiëntie
- Insuline-afhankelijk vr onmiddellijke overleving
- Oorzaken
o Immuun-gemedieerd
o Onbekend (niet auto-immuun)
Type 2 - 95%
- Insulineresistentie met variabele residuele insulinesecretie (hoe sterk de
resistentie en de secretie zijn, is zeer variabel)
- Er is dus wel nog insuline, maaar de doelorganen (spier, vetweefsels,
lever...) worden er gwn ongevoelig voor (geen invloed meer als insuline
erop bindt)
- ° dr ouder worden, dikker worden en minder beweging (dus dr 3 zaken
samen)
- NIET insuline-afhankelijk vr onmiddellijke overleving
Andere vormen - < 1%
- Zeer uiteenlopende oorzaken
o Monogenetische vormen van diabetes (MODY)
o Ziekte vd exocriene pancreas
o Drug-induced (bv corticosteroïden)
o Infecties
o ...
Zwangerschapsdiabetes - < 1%
- = diabetes bij een zwangere vrouw, vastgesteld tijdens de zwangerschap
zonder argumenten vr een andere vorm van diabetes
- Bij 5-25%, meestal vanaf 20 weken (eerder indien voorafbestaande
insulineresistentie)
- Oorzaak: een fysiologische, toenemende insuline-resistentie die ° tijdens
de zwangerschap (hypothese hierboven: moeder beschermen tegen
hypoglycemies, doordat de foetus glucose steelt bij de mama), die
onvoldoende gecompenseerd kan worden dr ß-cel hyperfunctie
- Groter risico op type 2 diabetes na de zwangerschap
- Complicaties mogelijk hierdoor
o Zwangerschapshypertensie
o Macrosomie
o Neonatale morbiditeit
5
, - Screening dmv 2-stappen (of meteen OGTT zonder voorafgaande GCT)
o Opsporing dmv glucose challenge test (GCT): 50 g glucose
belasting bij niet nuchtere vrouw à indien na 1 uur de
glycemie > 130 mg/dL, is dit abnormaal
o Bevestiging dmv OGTT
6
INHOUDSOPGAVE
Definitie.......................................................................................................................................................... 2
Indeling .......................................................................................................................................................... 4
Diagnose ......................................................................................................................................................... 7
Etiologie – evolutie – prognose ....................................................................................................................... 9
Type 1 diabetes.................................................................................................................................................... 9
Type 2 diabetes.................................................................................................................................................. 15
Vergelijking type 1 en type 2 ............................................................................................................................. 22
Andere specifieke vormen van diabetes ............................................................................................................ 23
Verwikkelingen ............................................................................................................................................. 26
Microangiopathie .............................................................................................................................................. 26
Diabetische neuropathie ................................................................................................................................... 30
Macroangiopathie of atheromatose ................................................................................................................. 32
Dermatologische verwikkelingen ...................................................................................................................... 32
De diabetische voet ........................................................................................................................................... 33
Metabole coma’s ............................................................................................................................................... 33
Behandeling.................................................................................................................................................. 36
Behandeling type 1 diabetes ............................................................................................................................. 36
Behandeling type 2 diabetes ............................................................................................................................. 46
Behandeling van pt met gestoorde OGTT.......................................................................................................... 56
Behandeling van microangiopathie................................................................................................................... 56
1
,DEFINITIE
Diabetes = een syndroom, gekenmerkt dr een verhoging vh glucosegehalte (glycemie) van het bloed, met
geassocieerde veranderingen in het metabolisme van eiwitten en vetten, veroorzaakt dr een relatief of
absoluut tekort aan insuline of zijn cellulaire werking
Dus een verzameling van verschillende zaken/aandoeningen die zorgen vr een verstoord insuline
metabolisme
Insuline = anabool hormoon (‘bouwt je lichaam op’) à in afwezigheid van insuline: katabolisme
- In aanwezigheid van insuline:
o Stimulatie glycogeenaanmaak id lever à aanleg suiker-stockage
o Inhibitie glycolyse à glucose wordt niet afgebroken
o Activatie van lipase id bloedvatwand
o Inhibitie van lipase id weefsels
- In afwezigheid van insuline:
o Stimulatie glycogenolyse id lever
o Stimulatie glycolyse
o Activatie van lipase id weefsels à dus ih vetweefsel worden TG verknipt tot vrije vetzuren en
worden afgebroken, waardoor er ketonen worden gevormd
o Geen activatie van lipase id bloedvatwand à TG blijven aanw id bloedbaan, dus ° hyperTG
Glucose kan niet worden opgenomen id weefsels vanuit de bloedbaan (hyperglycemie) indien insuline er niet is
à dus worden er andere E bronnen aangesproken:
- Eiwitten à spieren worden afgebroken, de AZ worden dan gebruikt als E bron (via gluconeogenese)
- Vet à lipase breekt triglyceriden in het vetweefsel af tot vrije vetzuren, uit die vrije vetzuren worden
dan ketonen gevormd die knn gebruikt worden als E bron
Veel organen hebben graag ketonen (hart, nieren... – reden: minder O2 nodig om ATP te maken) maaar het
probleem is dat een deel van die ketonen geen échte ketonen zijn en wel zuren à bij zodanig veel ketonen* zal
je lichaam dus verzuren en ontstaat er een acidose: ‘diabetische ketoacidose’
2
,*Bij personen zonder DMT1 kunnen er ook ketonen aangemaakt worden, indien er onvoldoende koolhydraten
worden ingenomen bv bij vasten of ketodieet à maaar dit zal nooit in dergelijke hoeveelheid zijn dat er een
acidose kan °
We maken ons zorgen over diabetes omdat:
- Toename van DMT2
- Agressiever worden van DMT1
Overleving bij DMT1:
- Meer overlijden bij DMT1 ivgm controlegroep
- Vrouwen > mannen à reden: id controlegroep vrouwen, is er een kleinere mortaliteit ivgm de
controlegroep mannen (het verschil in mortaliteit tss vrouwen met diabetes en gezonde vrouwen is
groter dan verschil in mortaliteit tss mannen met diabetes en gezonde mannen, omdat gezonde
mannen hogere mortaliteit hebben dan gezonde vrouwen)
3
,INDELING
Gestoorde glycemie =
- Glycemie hoger dan normale grenzen
- Onvoldoende hoog vr diagnostische criteria DM
‘impaired fasting glucose’ of IFG =
- Een verhoogde nuchtere glycemie (tss 100 en 126 mg/dL)
- Kleinere kans om DM te ontw (≠ risicoprofiel ivgm IGT)
‘impaired glucose tolerance’ of IGT (gestoorde glucosetolerantie) =
- Een storing id glycemie na orale glucosetolerantietest (OGTT)
- Grote kans om DM te ontw - !e prognostische factor vr CV lijden en evolutie nr diabetes
Meerdere vormen van diabetes:
- Verschillende oorzaken
- Gemeenschappelijke gevolgen
Indeling in 4 grote groepen
- Type 1 diabetes mellitus
- Type 2 diabetes mellitus
- Andere specifieke vormen van diabetes (‘secundaire diabetes’)
- Zwangerschapsdiabetes
4
,Type 1 - 4%
- ß-celdestructie à indien allemaal kapot: geen insuline secretie meer en
° absolute insulinedeficiëntie
- Insuline-afhankelijk vr onmiddellijke overleving
- Oorzaken
o Immuun-gemedieerd
o Onbekend (niet auto-immuun)
Type 2 - 95%
- Insulineresistentie met variabele residuele insulinesecretie (hoe sterk de
resistentie en de secretie zijn, is zeer variabel)
- Er is dus wel nog insuline, maaar de doelorganen (spier, vetweefsels,
lever...) worden er gwn ongevoelig voor (geen invloed meer als insuline
erop bindt)
- ° dr ouder worden, dikker worden en minder beweging (dus dr 3 zaken
samen)
- NIET insuline-afhankelijk vr onmiddellijke overleving
Andere vormen - < 1%
- Zeer uiteenlopende oorzaken
o Monogenetische vormen van diabetes (MODY)
o Ziekte vd exocriene pancreas
o Drug-induced (bv corticosteroïden)
o Infecties
o ...
Zwangerschapsdiabetes - < 1%
- = diabetes bij een zwangere vrouw, vastgesteld tijdens de zwangerschap
zonder argumenten vr een andere vorm van diabetes
- Bij 5-25%, meestal vanaf 20 weken (eerder indien voorafbestaande
insulineresistentie)
- Oorzaak: een fysiologische, toenemende insuline-resistentie die ° tijdens
de zwangerschap (hypothese hierboven: moeder beschermen tegen
hypoglycemies, doordat de foetus glucose steelt bij de mama), die
onvoldoende gecompenseerd kan worden dr ß-cel hyperfunctie
- Groter risico op type 2 diabetes na de zwangerschap
- Complicaties mogelijk hierdoor
o Zwangerschapshypertensie
o Macrosomie
o Neonatale morbiditeit
5
, - Screening dmv 2-stappen (of meteen OGTT zonder voorafgaande GCT)
o Opsporing dmv glucose challenge test (GCT): 50 g glucose
belasting bij niet nuchtere vrouw à indien na 1 uur de
glycemie > 130 mg/dL, is dit abnormaal
o Bevestiging dmv OGTT
6