C. Systematiek en cladistiek
1. De clades
- Monofyletische groep (Alle groepsleden zijn verwant en te herleiden tot een
gemeensch. voorouder) - Vb. ‘Zoogdieren’ en ‘Vogels’
- Parafyletische groep (Omvat meest recente gemeensch. voorouder maar niet alle
nakomelingen) - Vb. ‘Reptielen’ → Voorouder van ‘Reptielen’ is ook die van ‘Vogels’
- Polyfyletische groep (Omvat niet meest recente gemeensch. voorouder van alle
groepsleden) - Vb. ‘Warmbloedigen’ → Voorouder warmbloedigen was koudbloedig
2. Het cladogram
Clades die nauw verwant zijn aan elkaar waartussen geen andere clades meer
geplaats kunnen worden → Zustergroepen
3. Reconstructie van de fylogenie
1. Opstellen lijst met organismen = Studiegroep
2. Opstellen lijst homologe kenmerken (Evolutionair verworven kenmerken
uit een gemeenschappelijke voorouder) → Homologie
In tegenstelling tot convergente evolutie (Gelijklopende evolutie bij
verschillende diersoorten, onafhankelijk van elkaar verworven)
→ Homoplasie (Gelijkenis in vorm) en analogie (Gelijkenis in functie)
Enkel meest recent verworven gemeenschappelijke kenmerken (uit een
gemeensch. voorouder) waarmee men zich kan onderscheiden bepalen het
evolutionaire verwantschap → Apomorfie (Onderscheidend kenmerk)
Dit in tegenstelling tot → Plesiomorfie (Verenigend kenmerk)
➔Synapomorfie: Recent verworven kenmerk dat door meerdere groepen wordt gedeeld
➔Autoapomorfie: Recent verworven kenmerk dat slechts door één groep wordt bezit
Omgekeerde evolutie: Verworven kenmerk verliezen vb. Slangen verloren ledematen
3. Identificatie synapomorfieën → Cladogram met maximale spaarzaamheid opstellen
Ontstaan en evolutie van de vertebraten
A. Positie van de gewervelden in dierenrijk
Metazoa (Dieren)
➔ Bilateria (Tweezijdig symmetrisch met drie embryonale cellagen)
→ Deuterostomia (Eerste opening gevormd is anus en tweede opening is mond)
→ Chordata (Stam) samen met ‘Enchinodermata’ en ‘Hemichordata’ tot
‘Deuterostomia’, alle overige ‘Bilateria’ behoren tot de ‘Protostomia’!!
→ Vertebrata (Onderstam)
→ Protostomia (Eerste opening die wordt gevormd is mond)
B. De chordata (en C. Mijlpalen in de evolutie van de vertebraten in linkerkolom tabel)
1. Specifieke kenmerken Chordata
, → Notochord (Minstens in een bepaald stadium aanwezig)
→ Centraal zenuwstelsel bestaat uit dorsale en holle buis
→ Faryngeale zakjes of kieuwspleten (Ontwikkelen bij vissen tot kieuwen)
→ Postanale staart (Gespierde staart caudaal van de anus)
→ Endostyle of schildklier (Bij Vertebraten is deze klier omgevormd tot schildklier)
2. Overige typische kenmerken Chordata
→ Gesloten bloedsomloop (Geen bloed in weefselruimte)
→ Cefalisatie (Belangrijke sensoriële input a.d.h.v. zintuigen op de kop gecentreerd)
3. Basisindeling van de Chordata → CLADOGRAM VAN DE VERTEBRATEN!!
Protochordata Cephalochordata (= Schedellozen) C
Niet-vertebrate H
→ Lancetvis (Ongewerveld!!)
chordata O
Urochordata (Tunicata, manteldieren) R
→ Zakpijpen, salpen D
en mantelvisjes A
T
1. Schedel Vertebrate Cyclostomata (= Rondmondigen) V
E A
2. Wervels chordata → Petromyzontidae (Zeeprik en rivierprik)
R
→ Myxini (Slijmprikken) T
3. Kaken
Chondrichthyes (= Kraakbeenvissen) G E
De onderstam N B
‘Vertebraten’ is
→ Elasmobranchii A R
4. Loskop. eigenlijk fout!! zoals haaien en roggen T A
kaken van Het hebben van Actinopterygii (= Straalvinnigen) T H T
kieuwapp. wervels E O
→ Chondrostei A
(vertebrae) is niet L S
- Acipenseriformes (steuren) E
het T
hoofdkenmerk. → Teleostei O O
Dat is het hebben - Anguilliformes: zoals paling S M
van een schedel! - Esociformes: zoals snoek T A
De onderstam - Salmoniformes: zoals zalm en forel O T
‘Craniata’ - Pleuronectiformes (platvissen): zoals tong, M A
(Schedeldieren) I
heilbot, schol, pladijs, tarbot en griet
zou correcter zijn
- Perciformes (baarsachtigen): zoals zeebaars,
én omvat Myxini
(slijmprikken) die snoekbaars, makreel, goudbrasem, roodbaars,
geen tonijn, pieterman, rode poon en zeeduivel
wervelkolom - Gadiformes (kabeljauwachtigen):
hebben! Van de zoals kabeljauw, pollak, koolvis,
onderstam van heek, wijting en schelvis
de ‘Vertebraten’ - Clupeiformes (haringachtigen):
mag pas
zoals haring en ansjovis
gesproken
worden na de - Siluriformes (katvissen en meervallen):
afsplitsing van de zoals pangasius
Myxini!! - Cypriniformes (karperachtigen): zoals karper,
goudvis, koi, voorn en zebravis
5. Gespier. Coelacantimorpha S
aanhangs. A
→ Coelacanth (Levend fossiel!!) R
Dipnoi (= Longvissen) D C
I O
Amphibia (= Amfibieën) →Lissamphibia T
6. Aanleg P P
E
ledematen → Gymnophiona: Naakte wormsalamanders N T
T
→Caudata: Land- en watersalamanders O E
R
→ Anura: Kikkers en padden zoals boomkikker, T R
A
E
klauwkikker en pijlgifkikker P Y
T G
Mammalia A O
7. Voortp. R I
M D
op land → Prototheria A
A I
N
Zoals vogelbekdier en mierenegel P