Ontwikkelingsstoornissen Pagina 1 van 80 2de semester
Overzicht te kennen stof (Handboek)
• H1 Wat zijn ontwikkelingsstoornissen
• Handboek hoofdstuk 1 pp. 14-31 (met uitzondering van het ICF-model pp. 26-30 niet te kennen)
• PPT van hoorcollege (les 1 deel 1)
• H2 Diagnostiek en begeleiding bij ontwikkelingsstoornissen
• Handboek hoofdstuk 2 pp. 33-63
• Box 2.1 , guren 2.1 en 2.2 en tabel 2.1 behandeld in de lessen = leerstof
• Boxen 2.2-2.3-2.4-2.5-2.6-2.7 = geen leerstof
• PPT van hoorcollege (les 1 deel 2)
• LEERPAD (les 2)
• H4 Communicatiestoornissen
• Handboek hoofdstuk 4 (pp. 95-126)
• 4.1 Inleiding (te kennen)
• 4. 2 Kenmerken
• 4.2.1 Primaire gedragskenmerken (te kennen)
• 4.2.2 Fenotypes (te kennen zie primaire kenmerken)
• 4.2.3 Secundaire gedragskenmerken (te kennen)
• 4.2.4 Neuropsychologische kenmerken (geen leerstof)
• 4.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 4.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 4.2.7 Etiologie (geen leerstof)
• 4.3 Diagnostiek (geen leerstof)
• 4.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 10)
• H5 ASS
• 5.1 Inleiding (te kennen)
• 5.2 Kenmerken
• 5.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 5.2.2 Fenotypes (1ste paragraaf kennen, de rest lezen)
• 5.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 5.2.4 Neuropsychologische kenmerken (te kennen)
• 5.2.5 Prevalentie en comorbiditeit (te kennen)
• 5.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 5.2.7 Etiologie (te kennen)
• 5.3 Diagnostiek (alles wat besproken is in de PowerPoint en opgenomen in de leerdoelen)
• 5.4 Begeleiding (te kennen)
• Groene boxen 5.1, 5,2 en 5.3 (illustratief)
• PPT van hoorcollege (les 3 en les 5)
• LEERPAD (les 4)
• H6 Aandachtsde ciëntie-/hyperactiviteitsstoornis
• Handboek hoofdstuk 6 (pp. 159-189 )
• 6.1 Inleiding (te kennen)
• 6. 2 Kenmerken (te kennen)
• 6.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 6.2.2 Fenotypes (te kennen)
• 6.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 6.2.4 Neuropsychologische kenmerken (te kennen)
• 6.2.5 Prevalentie en comorbiditeit (te kennen)
• 6.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 6.2.7 Etiologie (te kennen)
• 6.3 Diagnostiek (enkel wat besproken is in de PPT)
• 6.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 6.1, 6.2 en 6.3 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 6)
• PPT van hoorcollege (les 7)
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 2 van 80 2de semester
• H7 Leerstoornissen
• 7.1 Inleiding (te kennen)
• 7.2 Kenmerken van dyslexie (te kennen)
• 7.2.1 De nitie (te kennen)
• 7.2.2 Primaire kenmerken (te kennen)
• 7.2.3 Fenotypes (niet kennen)
• 7.2.4 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 7.2.5 Neuropsychologische kenmerken (niet kennen)
• 7.2.6 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 7.2.7 Beloop en prognose (te kennen)
• 7.2.8 Etiologie (niet kennen – enkel weten dat het multifactorieel is en O-P-model uit PPT)
• 7.4 Diagnostiek (alles wat besproken is in de PowerPointpresentatie en opgenomen in de leerdoelen)
• 7.5 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 7.1, 7.2 en 7.3 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 8)
• PPT van hoorcollege (les 9
• H8 DCD - Coördinatieontwikkelingsstoornis
• 8.1 Inleiding (te kennen)
• 8. 2 Kenmerken
• 8.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 8. 2.2 Fenotypes (niet kennen)
• 8.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 8.2.4 Neuropsychologische kenmerken (niet kennen)
• 8.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 8.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 8.2.7 Etiologie (niet kennen)
• 8.3 Diagnostiek (niet kennen ENKEL WAT OPGENOMEN IS IN DE LES IN DE PPT)
• 8.4 Begeleiding (te kennen wat besproken is in de les)
• Groene boxen 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4 (illustratief = niet kennen)
• PPT van hoorcollege (les 11)
• H9 Ticstoornissen
• Handboek hoofdstuk 9 (pp. 251-272)
• 9.1 Inleiding (te kennen)
• 9. 2 Kenmerken
• 9.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 9. 2.2 Fenotypes (te kennen)
• 9.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 9.2.4 Neuropsychologische kenmerken (geen leerstof)
• 9.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 9.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 9.2.7 Etiologie (geen leerstof enkel weten dat het multifactorieel)
• 9.3 Diagnostiek (geen leerstof)
• 9.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 9.1 en 9.2 (geen leerstof)
• PPT van hoorcollege (les 11)
© Eveline Vandenberghe 2024
fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 3 van 80 2de semester
Leerdoelen en exameninfo
H1
• de nieert de term ontwikkelingsstoornis en licht daarbij de kernbegrippen uit de de nitie toe.
• geeft de verschillende ontwikkelingsstoornissen zoals opgenomen in de DSM-5.
• duidt waarom men spreekt over klinische beelden (DSM-5) of fenotypes i.p.v. subtypes.
• benoemt de criteria waaraan moet voldaan zijn alvorens te spreken over een stoornis en kan deze kort
in eigen woorden toelichten.
• legt uit wat het verschil is tussen primaire en secundaire kenmerken.
• legt uit wat vaak voorkomende psychosociale (secundaire) problemen kunnen zijn en linkt dit aan het
belang van context (omgeving) bij ondersteuning.
• licht toe hoe een ontwikkelingsstoornis ontstaat aan de hand van het BEM-model.
• geeft een aantal algemene risico – en protectieve factoren bij ontwikkelingsstoornissen op niveau van
het kind en de omgeving.
H2
• duidt het verschil tussen de termen diagnostiek en begeleiding.
• geeft een aantal voor – en nadelen van diagnoses.
• legt het verschil uit tussen de drie soorten diagnostiek (onderkennende, verklarende en
handelingsgerichte diagnostiek) en kan herkennen in een voorbeeld over welke vorm van diagnostiek
het gaat.
• duidt kort het verschil tussen de termen screening, diagnostische onderzoek en assessment.
• duidt kort het verschil tussen screenings-, diagnostische en assessmentinstrumenten.
• kent de aandachtspunten bij diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen.
• kent de fasen van het diagnostisch proces bij ontwikkelingsstoornissen en geeft de juiste fase bij een
beschreven stap in het proces (vb. aan de hand van een fragment).
• kent de verschillende instanties voor diagnostiek (afkoringen voluit + kort uitleg in eigen woorden –
gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• kent de verschillende instanties voor begeleiding (afkortingen voluit + kort uitleg in eigen woorden)
(gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• duidt in eigen woorden het belang van vroegdiagnostiek bij ontwikkelingsstoornissen
• geeft hindernissen die ouders kunnen ondervinden in dit diagnostisch proces.
Leerpad 1
• Verduidelijkt de fasen van het diagnostisch proces bij ontwikkelingsstoornissen en geeft de juiste fase
bij een beschreven stap in het proces (vb. aan de hand van een fragment).
• Verduidelijkt de verschillende instanties voor diagnostiek (afkoringen voluit + kort uitleg in eigen
woorden – gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• Verduidelijkt de verschillende instanties voor begeleiding (afkortingen voluit + kort uitleg in eigen
woorden) (gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• Duidt in eigen woorden het belang van vroegdiagnostiek bij ontwikkelingsstoornissen geeft
hindernissen die ouders kunnen ondervinden in dit diagnostisch proces.
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 4 van 80 2de semester
H4
• omschrijft de term 'communicatiestoornissen' zoals deze is opgenomen in de DSM-5.
• geeft de term 'primaire spraak - en taalontwikkelingsstoornissen (STOS) als vaak
• gebruikte synoniem in de praktijk.
• benoemt de gemeenschappelijke kenmerken van communicatiestoornissen.
• benoemt de primaire gedragskenmerken van de verschillende
• communicatiestoornissen (taalontwikkelingsstoornis, spraakklankstoornis,
• ontwikkelingsstotteren en sociale communicatiestoornis).
• geeft aan in een praktijkvoorbeeld over welke communicatiestoornis het gaat en
• verantwoord de keuze.
• geeft de vaak voorkomende secundaire gedragskenmerken van
• communicatiestoornissen.
• schetst kort de prevalentie en comorbiditeit.
• geeft mogelijkheden, ondersteuningsnoden en de beleving van personen met
• communicatiestoornissen en hun context weer.
• bespreekt kind- en omgevingsfactoren die een invloed hebben op de prognose van
• communicatiestoornissen.
• legt alle besproken begeleidingsvormen uit.
• formuleert tips naar ouders en leerkrachten toe.
H5
• kent de de nitie van ASS.
• kent de primaire en secundaire gedragskenmerken van ASS.
• schetst kort het beloop en de prognose van ASS.
• schetst de comorbiditeit en prevalentie van ASS.
• geeft de kind – en omgevings/contextfactoren die een invloed hebben op de prognose van ASS.
• geeft mogelijkheden, ondersteuningsnoden en de beleving van personen met ASS en hun context
weer.
• duidt de multifactoriële etiologie en het functioneren bij ASS aan de hand van de verschillende niveaus
van het BEM-model.
• beschrijft de neuropsychologische tekorten waarvoor de meeste evidentie bestaat van ASS.
• geeft belangrijke zaken vermeld bij de onderkennende diagnostiek van ASS (legt de begrippen die
daarbij toegelicht zijn uit).
• noemt zelf enkele diverse speci eke screeningsinstrumenten op (algemene screeningsvragenlijsten,
speci eke screeningsvragenlijsten, gedragsbeoordelingsschaal, spelobservatie, interview).
• wanneer de student de naam van een speci ek screeningsinstrument vermeld in de PowerPoint ziet,
linkt de student deze aan screening naar ASS en de fase in het diagnostisch proces.
• duidt waarom di erentiaaldiagnostiek moeilijk is en wat daarbij speci ek is voor ASS.
• linkt de fases van het diagnostisch proces aan vb. een test of een actie (vb. M-CHAT, CBCL,
telefonische aanmelding, bespreken van adviezen met ouders, …).
• geeft enkele belangrijke algemene kenmerken van de begeleiding bij kinderen met ASS.
• legt alle besproken begeleidingsvormen uit.
• formuleert tips naar ouders en leerkrachten.
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi ff fi fi fi
Overzicht te kennen stof (Handboek)
• H1 Wat zijn ontwikkelingsstoornissen
• Handboek hoofdstuk 1 pp. 14-31 (met uitzondering van het ICF-model pp. 26-30 niet te kennen)
• PPT van hoorcollege (les 1 deel 1)
• H2 Diagnostiek en begeleiding bij ontwikkelingsstoornissen
• Handboek hoofdstuk 2 pp. 33-63
• Box 2.1 , guren 2.1 en 2.2 en tabel 2.1 behandeld in de lessen = leerstof
• Boxen 2.2-2.3-2.4-2.5-2.6-2.7 = geen leerstof
• PPT van hoorcollege (les 1 deel 2)
• LEERPAD (les 2)
• H4 Communicatiestoornissen
• Handboek hoofdstuk 4 (pp. 95-126)
• 4.1 Inleiding (te kennen)
• 4. 2 Kenmerken
• 4.2.1 Primaire gedragskenmerken (te kennen)
• 4.2.2 Fenotypes (te kennen zie primaire kenmerken)
• 4.2.3 Secundaire gedragskenmerken (te kennen)
• 4.2.4 Neuropsychologische kenmerken (geen leerstof)
• 4.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 4.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 4.2.7 Etiologie (geen leerstof)
• 4.3 Diagnostiek (geen leerstof)
• 4.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 10)
• H5 ASS
• 5.1 Inleiding (te kennen)
• 5.2 Kenmerken
• 5.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 5.2.2 Fenotypes (1ste paragraaf kennen, de rest lezen)
• 5.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 5.2.4 Neuropsychologische kenmerken (te kennen)
• 5.2.5 Prevalentie en comorbiditeit (te kennen)
• 5.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 5.2.7 Etiologie (te kennen)
• 5.3 Diagnostiek (alles wat besproken is in de PowerPoint en opgenomen in de leerdoelen)
• 5.4 Begeleiding (te kennen)
• Groene boxen 5.1, 5,2 en 5.3 (illustratief)
• PPT van hoorcollege (les 3 en les 5)
• LEERPAD (les 4)
• H6 Aandachtsde ciëntie-/hyperactiviteitsstoornis
• Handboek hoofdstuk 6 (pp. 159-189 )
• 6.1 Inleiding (te kennen)
• 6. 2 Kenmerken (te kennen)
• 6.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 6.2.2 Fenotypes (te kennen)
• 6.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 6.2.4 Neuropsychologische kenmerken (te kennen)
• 6.2.5 Prevalentie en comorbiditeit (te kennen)
• 6.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 6.2.7 Etiologie (te kennen)
• 6.3 Diagnostiek (enkel wat besproken is in de PPT)
• 6.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 6.1, 6.2 en 6.3 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 6)
• PPT van hoorcollege (les 7)
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 2 van 80 2de semester
• H7 Leerstoornissen
• 7.1 Inleiding (te kennen)
• 7.2 Kenmerken van dyslexie (te kennen)
• 7.2.1 De nitie (te kennen)
• 7.2.2 Primaire kenmerken (te kennen)
• 7.2.3 Fenotypes (niet kennen)
• 7.2.4 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 7.2.5 Neuropsychologische kenmerken (niet kennen)
• 7.2.6 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 7.2.7 Beloop en prognose (te kennen)
• 7.2.8 Etiologie (niet kennen – enkel weten dat het multifactorieel is en O-P-model uit PPT)
• 7.4 Diagnostiek (alles wat besproken is in de PowerPointpresentatie en opgenomen in de leerdoelen)
• 7.5 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 7.1, 7.2 en 7.3 (geen leerstof)
• LEERPAD (les 8)
• PPT van hoorcollege (les 9
• H8 DCD - Coördinatieontwikkelingsstoornis
• 8.1 Inleiding (te kennen)
• 8. 2 Kenmerken
• 8.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 8. 2.2 Fenotypes (niet kennen)
• 8.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 8.2.4 Neuropsychologische kenmerken (niet kennen)
• 8.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 8.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 8.2.7 Etiologie (niet kennen)
• 8.3 Diagnostiek (niet kennen ENKEL WAT OPGENOMEN IS IN DE LES IN DE PPT)
• 8.4 Begeleiding (te kennen wat besproken is in de les)
• Groene boxen 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4 (illustratief = niet kennen)
• PPT van hoorcollege (les 11)
• H9 Ticstoornissen
• Handboek hoofdstuk 9 (pp. 251-272)
• 9.1 Inleiding (te kennen)
• 9. 2 Kenmerken
• 9.2.1 Primaire kenmerken (te kennen)
• 9. 2.2 Fenotypes (te kennen)
• 9.2.3 Secundaire kenmerken (te kennen)
• 9.2.4 Neuropsychologische kenmerken (geen leerstof)
• 9.2.5 Prevalentie en co-morbiditeit (te kennen)
• 9.2.6 Beloop en prognose (te kennen)
• 9.2.7 Etiologie (geen leerstof enkel weten dat het multifactorieel)
• 9.3 Diagnostiek (geen leerstof)
• 9.4 Begeleiding (te kennen)
• Boxen 9.1 en 9.2 (geen leerstof)
• PPT van hoorcollege (les 11)
© Eveline Vandenberghe 2024
fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 3 van 80 2de semester
Leerdoelen en exameninfo
H1
• de nieert de term ontwikkelingsstoornis en licht daarbij de kernbegrippen uit de de nitie toe.
• geeft de verschillende ontwikkelingsstoornissen zoals opgenomen in de DSM-5.
• duidt waarom men spreekt over klinische beelden (DSM-5) of fenotypes i.p.v. subtypes.
• benoemt de criteria waaraan moet voldaan zijn alvorens te spreken over een stoornis en kan deze kort
in eigen woorden toelichten.
• legt uit wat het verschil is tussen primaire en secundaire kenmerken.
• legt uit wat vaak voorkomende psychosociale (secundaire) problemen kunnen zijn en linkt dit aan het
belang van context (omgeving) bij ondersteuning.
• licht toe hoe een ontwikkelingsstoornis ontstaat aan de hand van het BEM-model.
• geeft een aantal algemene risico – en protectieve factoren bij ontwikkelingsstoornissen op niveau van
het kind en de omgeving.
H2
• duidt het verschil tussen de termen diagnostiek en begeleiding.
• geeft een aantal voor – en nadelen van diagnoses.
• legt het verschil uit tussen de drie soorten diagnostiek (onderkennende, verklarende en
handelingsgerichte diagnostiek) en kan herkennen in een voorbeeld over welke vorm van diagnostiek
het gaat.
• duidt kort het verschil tussen de termen screening, diagnostische onderzoek en assessment.
• duidt kort het verschil tussen screenings-, diagnostische en assessmentinstrumenten.
• kent de aandachtspunten bij diagnostiek van ontwikkelingsstoornissen.
• kent de fasen van het diagnostisch proces bij ontwikkelingsstoornissen en geeft de juiste fase bij een
beschreven stap in het proces (vb. aan de hand van een fragment).
• kent de verschillende instanties voor diagnostiek (afkoringen voluit + kort uitleg in eigen woorden –
gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• kent de verschillende instanties voor begeleiding (afkortingen voluit + kort uitleg in eigen woorden)
(gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• duidt in eigen woorden het belang van vroegdiagnostiek bij ontwikkelingsstoornissen
• geeft hindernissen die ouders kunnen ondervinden in dit diagnostisch proces.
Leerpad 1
• Verduidelijkt de fasen van het diagnostisch proces bij ontwikkelingsstoornissen en geeft de juiste fase
bij een beschreven stap in het proces (vb. aan de hand van een fragment).
• Verduidelijkt de verschillende instanties voor diagnostiek (afkoringen voluit + kort uitleg in eigen
woorden – gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• Verduidelijkt de verschillende instanties voor begeleiding (afkortingen voluit + kort uitleg in eigen
woorden) (gesubsidieerd of niet – diagnostiek en/of begeleiding).
• Duidt in eigen woorden het belang van vroegdiagnostiek bij ontwikkelingsstoornissen geeft
hindernissen die ouders kunnen ondervinden in dit diagnostisch proces.
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi
, Ontwikkelingsstoornissen Pagina 4 van 80 2de semester
H4
• omschrijft de term 'communicatiestoornissen' zoals deze is opgenomen in de DSM-5.
• geeft de term 'primaire spraak - en taalontwikkelingsstoornissen (STOS) als vaak
• gebruikte synoniem in de praktijk.
• benoemt de gemeenschappelijke kenmerken van communicatiestoornissen.
• benoemt de primaire gedragskenmerken van de verschillende
• communicatiestoornissen (taalontwikkelingsstoornis, spraakklankstoornis,
• ontwikkelingsstotteren en sociale communicatiestoornis).
• geeft aan in een praktijkvoorbeeld over welke communicatiestoornis het gaat en
• verantwoord de keuze.
• geeft de vaak voorkomende secundaire gedragskenmerken van
• communicatiestoornissen.
• schetst kort de prevalentie en comorbiditeit.
• geeft mogelijkheden, ondersteuningsnoden en de beleving van personen met
• communicatiestoornissen en hun context weer.
• bespreekt kind- en omgevingsfactoren die een invloed hebben op de prognose van
• communicatiestoornissen.
• legt alle besproken begeleidingsvormen uit.
• formuleert tips naar ouders en leerkrachten toe.
H5
• kent de de nitie van ASS.
• kent de primaire en secundaire gedragskenmerken van ASS.
• schetst kort het beloop en de prognose van ASS.
• schetst de comorbiditeit en prevalentie van ASS.
• geeft de kind – en omgevings/contextfactoren die een invloed hebben op de prognose van ASS.
• geeft mogelijkheden, ondersteuningsnoden en de beleving van personen met ASS en hun context
weer.
• duidt de multifactoriële etiologie en het functioneren bij ASS aan de hand van de verschillende niveaus
van het BEM-model.
• beschrijft de neuropsychologische tekorten waarvoor de meeste evidentie bestaat van ASS.
• geeft belangrijke zaken vermeld bij de onderkennende diagnostiek van ASS (legt de begrippen die
daarbij toegelicht zijn uit).
• noemt zelf enkele diverse speci eke screeningsinstrumenten op (algemene screeningsvragenlijsten,
speci eke screeningsvragenlijsten, gedragsbeoordelingsschaal, spelobservatie, interview).
• wanneer de student de naam van een speci ek screeningsinstrument vermeld in de PowerPoint ziet,
linkt de student deze aan screening naar ASS en de fase in het diagnostisch proces.
• duidt waarom di erentiaaldiagnostiek moeilijk is en wat daarbij speci ek is voor ASS.
• linkt de fases van het diagnostisch proces aan vb. een test of een actie (vb. M-CHAT, CBCL,
telefonische aanmelding, bespreken van adviezen met ouders, …).
• geeft enkele belangrijke algemene kenmerken van de begeleiding bij kinderen met ASS.
• legt alle besproken begeleidingsvormen uit.
• formuleert tips naar ouders en leerkrachten.
© Eveline Vandenberghe 2024
fi fi ff fi fi fi