Week 7
Te bestuderen literatuur:
§15 1.1-1.2 (HV) & 1-4 (OC) & HR Blaauboer/Berlips
§16 1.1-1.2 (HV) & OC & HR Portacabin & HR Dépex/curatoren Bergel & HR Boom op erfgrens;
Grensoverschrijdende treurwilg
§17 10.3.2 (HV) & OC
Te maken opdrachten:
- Opdrachten bij MC-vraag 1, casus 1, MC-vraag 2, MC-vraag 3
WG 7: Goederenrecht, begrippen, eigendom en bezit 08/11/2024
MC1 A – eigendom wel overgedragen, verbintenis niet, HR Blaauboer/Berlips: Een partij kan de
rechtsopvolger onder bijzondere titel niet binden zonder diens toestemming
1a. Vóór 1 december is Kaag de onmiddellijke houder van de dakpannen op grond van art. 3:107
lid 2 jo. lid 4 BW. Schouten is op dat moment de eigenaar en de middellijke bezitter van de
dakpannen die in de schuur van Kaag liggen opgeslagen op grond van art. 3:107 lid 3 BW.
1b. Na 1 december is Kaag eigenaar geworden van de dakpannen. Op grond van art. 5:3 BW is
Kaag eigenaar van het huis en alle bestanddelen. Wat betreft art. 3:4 lid 2 BW is er in casu geen
sprake van een hechte fysieke verbinding, want de dakpannen zitten niet vast aan het huis. Wat
betreft art. 3:4 lid 1 BW en HR Dépex/Curatoren zijn de dakpannen dankzij verkeersopvattingen
toch bestanddeel van het huis, aangezien een huis zonder dakpannen onvoltooid is. Kaag is dus
eigenaar geworden op grond van art. 5:3 BW, natrekking. Daarnaast is hij onmiddellijk bezitter
op grond van art. 3:107 lid 1 jo. lid 2 BW.
1c. Allereerst kan Schouten een beroep doen op tekortkoming op grond van art. 6:74 BW, er kan
in casu sprake zijn van niet-nakoming en hieruit kan eventueel een schadevergoeding
voortkomen. Daarnaast kan Schouten een beroep doen op onrechtmatige daad op grond van
art. 6:162 BW en ook hieruit zou een schadevergoeding voort kunnen komen. Ook kan er een
beroep worden gedaan op ongerechtvaardigde verrijking op grond van art. 6:212 BW.
MC2 A – art. 5:20 lid 1 sub f
MC3 B – Achterhoek eigenaar op grond van art. 5:1 BW, Den boef middellijk bezitter op grond
van art. 3:107 lid 1 jo. lid 3 BW, Coster onmiddellijk houder op grond van art. 3:107 lid 2 jo. lid 4
BW.
, Week 8
Te bestuderen literatuur:
§18 10.1 (HV) & OC
§18 10.3 (HV) & OC
§19 10.2 (HV) & OC
Te maken opdrachten:
- Opdrachten bij casus 1, casus 2, MC-vraag 1, casus 3
WG 8: Overdracht en derdenbescherming 15/11/2024
1a Voor eigendomsoverdracht zijn op grond van art. 3:84 BW een aantal vereisten, namelijk een
geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Er is een geldige titel,
namelijk een koopovereenkomst. Daarnaast is er sprake van beschikkingsbevoegdheid,
aangezien Achterberg eigenaar is en de roerende zaak kan vervreemden. In casu loopt het mis
op de levering. Wat betreft de leveringsformaliteiten moet er gekeken worden naar die van een
roerende zaak, aangezien een schilderij een roerende zaak is. Hierbij zijn art. 3:90 BW en art.
3:114 BW van toepassing. Er wordt niet afgesproken dat er een leveringshandeling plaatsvindt.
In casu is het eigendom nog niet overgedragen en heeft er dus nog geen bezitsverschaffing
plaatsgevonden. Dit betekent dat Achterberg nog eigenaar en onmiddellijk bezitter is en dat
Beets geen goederenrechtelijke positie heeft.
1b. Voor eigendomsoverdracht zijn op grond van art. 3:84 BW een aantal vereisten, namelijk een
geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder. Nu loopt het niet mis op
de levering, aangezien het eigendom nu wel is overgedragen, het goed wordt immers
meegegeven. Dit betekent dat Achterberg geen goederenrechtelijke positie heeft en dat Beets
de eigenaar en onmiddellijk bezitter is geworden.
1c. De koopovereenkomst wordt wegens misbruik van omstandigheden vernietigd.
Vernietiging heeft terugwerkende kracht op grond van art. 3:53 BW. Dit betekent dat er nooit
een geldige titel is geweest en er nooit overdracht heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat
Achterberg weer eigenaar is en Beets niet meer, maar Beets is nog wel onmiddellijk bezitter
totdat hij het schilderij teruglevert.
2a. De wijze van levering is traditio consitum posserorium, aangezien de fiets bij de
vervreemder blijft staan (art. 3:115 sub a). Hierbij was Derksen bezitter en wordt hij nu houder
voor Anken. Anken wordt middellijk bezitter en eigenaar.
2b. Op 2 januari is Anken eigenaar, Bever was slechts onmiddellijk houder. Op 2 februari is
Coster eigenaar, aangezien Coster geen reden had om eraan te twijfelen dat Bever eigenaar
was van de fiets. Coster wordt dus beschermd op grond van art. 3:86 BW.
2c. Coster is in dat geval eigenaar van de fiets en is Bever houder voor Coster. Op grond van art.
3:90 lid 2 BW heeft Anken nu opnieuw recht op de zaak, omdat Bever nog houder is. De levering
van de overeenkomst tussen Bever en Coster was niet geldig op grond van art. 3:90 lid 2 BW, wat
betekent dat er geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden en Anken eigenaar is.
In casu is er sprake van een traditio consitum posserorium levering. Op grond van art. 3:111 is
levering van een houder door c.o. ongeldig.