Doelgroepen
1. Wat verstaan we onder een doelgroep?
Inleiding
Doelgroep:
Een specifieke groep mensen (kinderen, jongeren of volwassenen) met vergelijkbare behoeften, uitdagingen,
kenmerken of hulp- of ondersteuningsvraag
We plaatsen geen mensen in hokjes of labelen ze niet
→Elk persoon met of zonder bijzondere ondersteuningsvraag is een individu met unieke vaardigheden, ervaringen,
behoeften en nood aan een passende en affectieve ondersteuning
→Indeling > bedoelt om hoofdlijnen te herkennen
2. Een beperking hoeft geen handicap te zijn
Beperking
Een hindernis die de persoon ondervindt (fysiek, cognitief of sensorieel) en die het functioneren van een individu op
één of meer gebieden beïnvloedt. Een beperking kan aangeboren zijn of verworven door omstandigheden
Voorbeeld:
- Onderbeen wordt na een auto-ongeluk geamputeerd en wandelen is niet zoals ervoor
Amputatie / fysieke beperking > hindert hem in zijn functioneren of hier het wandelen
Handicap
De afstemmingsprobleem tussen de persoon met een beperking en omgeving
3. 4 richtvragen volgens Van Os
Vertrekpunt voor de ondersteuning?
o Als orthopedagogisch begeleider stel je een vragend en luisterend oor op
o De cliënt is een volwaardige burger die zelf weet wat hij/zij wil (actief luisteren hfdst 7 com + ago)
Hulpmiddel om je vragen en luisterend op te stellen?
o 4 vragen van Jim Van OS
Richtvragen om een beeld te krijgen van:
o Het verhaal van de cliënt met zijn of haar sterktes en zwaktes
o Het wenselijk doel van de cliënt
o De ondersteuning die nodig is om het doel te bereiken
Vraag 1: wat is er met jou gebeurd?
1
, o Cliënt ruimte geven om zijn/haar verhaal te delen
o OTB: kans om de persoonlijke achtergrond, context van de cliënt te verkennen en begrijpen
Vraag 2: Wat zijn je kwetsbaarheden en weerbaarheden?
o Welke factoren belemmeren de vooruitgang van de cliënt?
o Welke krachten, talenten,… bevorderen vooruitgang van de cliënt en/of kunnen de kwetsbaarheden
verminderen?
→Versterken van weerbaarheden wil niet zeggen dat de kwetsbaarheden zijn opgelost! Ze kunnen nog
aanwezig zijn
Kwetsbaarheden
Zijn moeilijkheden, zwakheden, tekortkomingen of gevoeligheden die de cliënt vatbaar maken voor risico’s of
negatieve gevolgen
Weerbaarheid
Zijn de vaardigheden en beschermende factoren die de cliënt in staat stelt om veerkrachtig te zijn en effectief om te
gaan met uitdagingen, stress en tegenslag
Vraag 3: Waar wil je naar toe?
o Gewenste toekomstige situatie
o Cliënt gaat zelf (of betrokken wordt bij) het doel formuleren > neemt het zelf in handen
o Mee dirigeren leidt tot motivatie, verandering en groei
o Belangrijk > realistische + haalbare doelen stellen
Vraag 4: Wat heb je nodig?
o Cliënt geeft aan (of wordt betrokken bij) welke hulpmiddelen of hulpstrategieën nodig zijn om de gewenste
situatie (doel) te bereiken
o Mee dirigeren → motivatie, verandering en groei
2
,verHoofdstuk 1 – Personen met een verstandelijke beperking (VB)
Opbouw:
1. Personen met een verstandelijke beperking
Verstandelijke beperking
Een blijvende toestand waarbij het intellectueel vermogen en de adaptieve vaardigheden van de persoon minder
goed ontwikkeld zijn.
Dit heeft invloed op het algemeen dagelijks functioneren van de persoon.
Intellectueel vermogen
De bekwaamheid om info op te doen, te begrijpen, te verweken, erover na te denken en problemen op te lossen
→Ruimer dan het IQ
Voorbeelden:
o Redeneren: logisch denken, verbanden leggen
o Schoolse vaardigheden: lezen, rekenen
o …
Intelligentiequotiënt
Een maat om cognitieve vaardigheden of mentale capaciteiten van een persoon te vergelijken met de populatie als
geheel
Adaptieve vaardigheden
Vaardigheden die een persoon nodig heeft om zich aan te passen aan het dagelijks leven en om zelfstandig te
functioneren in verschillende omgevingen
3 soorten adaptieve vaardigheden:
1. Praktische adaptieve vaardigheden
2. Sociale adaptieve vaardigheden
3. Conceptuele adaptieve vaardigheden
Praktische adaptieve vaardigheden
o Uitvoeren van taken en handelingen nodig voor zelfverzorging en onafhankelijk functioneren
Voorbeelden: persoonlijke hygiëne, eten, drinken, toiletgebruik, geldbeheer, vervoer, …
3
, Sociale adaptieve vaardigheden
o Effectief communiceren, relaties opbouwen, interacties aangaan, begrijpen en toepassen sociale normen &
regels
Voorbeelden: luisteren, non-verbale communicatie, empathie, sociale signalen begrijpen, vriendschap
onderhouden, …
Conceptuele adaptieve vaardigheden → komt vooral voor in het onderwijs
o In verschillende situaties abstracte informatie begrijpen, verwerken en toepassen
Voorbeelden: begrip van tijd, geld, tellen, meten, kleuren, vormen, letters en cijfers, schrijven …
1.2. Elke persoon met een verstandelijke beperking is uniek
Het algemeen dagelijks functioneren van personen met een verstandelijke beperking wordt beïnvloed door:
o De ontwikkelingsleeftijd van de persoon
o De ernst (de mate) van de verstandelijke beperking
1.2.1. De ontwikkelingsleeftijd
o De blijvende toestand
Kalenderleeftijd
De leeftijd van de persoon in jaren sinds de geboorte
Ontwikkelingsleeftijd
Ontwikkeling op verschillende ontwikkelingsgebieden
Bij een verstandelijke beperking:
o Fysieke ontwikkeling: loopt normaal bv
borsten, borsthaar, spierontwikkeling
o Cognitief: vaak laag IQ
o Emotioneel: scoren laag
o Schijnbaar: kan bv boterham smeren en dat
gaat goed. Dit wil niet zeggen dat het effectief
zo is. Mensen gaan vaak overschatten
1.2.2. De ernst
De ernst
De mate waarin de beperking het dagelijks functioneren van de persoon beïnvloedt. Het geeft aan hoeveel
belemmering en uitdaging iemand ervaart als gevolg van de beperking. Dit wordt aangegeven in de behoeften (of
nood) aan ondersteuning en/of zorg
4
1. Wat verstaan we onder een doelgroep?
Inleiding
Doelgroep:
Een specifieke groep mensen (kinderen, jongeren of volwassenen) met vergelijkbare behoeften, uitdagingen,
kenmerken of hulp- of ondersteuningsvraag
We plaatsen geen mensen in hokjes of labelen ze niet
→Elk persoon met of zonder bijzondere ondersteuningsvraag is een individu met unieke vaardigheden, ervaringen,
behoeften en nood aan een passende en affectieve ondersteuning
→Indeling > bedoelt om hoofdlijnen te herkennen
2. Een beperking hoeft geen handicap te zijn
Beperking
Een hindernis die de persoon ondervindt (fysiek, cognitief of sensorieel) en die het functioneren van een individu op
één of meer gebieden beïnvloedt. Een beperking kan aangeboren zijn of verworven door omstandigheden
Voorbeeld:
- Onderbeen wordt na een auto-ongeluk geamputeerd en wandelen is niet zoals ervoor
Amputatie / fysieke beperking > hindert hem in zijn functioneren of hier het wandelen
Handicap
De afstemmingsprobleem tussen de persoon met een beperking en omgeving
3. 4 richtvragen volgens Van Os
Vertrekpunt voor de ondersteuning?
o Als orthopedagogisch begeleider stel je een vragend en luisterend oor op
o De cliënt is een volwaardige burger die zelf weet wat hij/zij wil (actief luisteren hfdst 7 com + ago)
Hulpmiddel om je vragen en luisterend op te stellen?
o 4 vragen van Jim Van OS
Richtvragen om een beeld te krijgen van:
o Het verhaal van de cliënt met zijn of haar sterktes en zwaktes
o Het wenselijk doel van de cliënt
o De ondersteuning die nodig is om het doel te bereiken
Vraag 1: wat is er met jou gebeurd?
1
, o Cliënt ruimte geven om zijn/haar verhaal te delen
o OTB: kans om de persoonlijke achtergrond, context van de cliënt te verkennen en begrijpen
Vraag 2: Wat zijn je kwetsbaarheden en weerbaarheden?
o Welke factoren belemmeren de vooruitgang van de cliënt?
o Welke krachten, talenten,… bevorderen vooruitgang van de cliënt en/of kunnen de kwetsbaarheden
verminderen?
→Versterken van weerbaarheden wil niet zeggen dat de kwetsbaarheden zijn opgelost! Ze kunnen nog
aanwezig zijn
Kwetsbaarheden
Zijn moeilijkheden, zwakheden, tekortkomingen of gevoeligheden die de cliënt vatbaar maken voor risico’s of
negatieve gevolgen
Weerbaarheid
Zijn de vaardigheden en beschermende factoren die de cliënt in staat stelt om veerkrachtig te zijn en effectief om te
gaan met uitdagingen, stress en tegenslag
Vraag 3: Waar wil je naar toe?
o Gewenste toekomstige situatie
o Cliënt gaat zelf (of betrokken wordt bij) het doel formuleren > neemt het zelf in handen
o Mee dirigeren leidt tot motivatie, verandering en groei
o Belangrijk > realistische + haalbare doelen stellen
Vraag 4: Wat heb je nodig?
o Cliënt geeft aan (of wordt betrokken bij) welke hulpmiddelen of hulpstrategieën nodig zijn om de gewenste
situatie (doel) te bereiken
o Mee dirigeren → motivatie, verandering en groei
2
,verHoofdstuk 1 – Personen met een verstandelijke beperking (VB)
Opbouw:
1. Personen met een verstandelijke beperking
Verstandelijke beperking
Een blijvende toestand waarbij het intellectueel vermogen en de adaptieve vaardigheden van de persoon minder
goed ontwikkeld zijn.
Dit heeft invloed op het algemeen dagelijks functioneren van de persoon.
Intellectueel vermogen
De bekwaamheid om info op te doen, te begrijpen, te verweken, erover na te denken en problemen op te lossen
→Ruimer dan het IQ
Voorbeelden:
o Redeneren: logisch denken, verbanden leggen
o Schoolse vaardigheden: lezen, rekenen
o …
Intelligentiequotiënt
Een maat om cognitieve vaardigheden of mentale capaciteiten van een persoon te vergelijken met de populatie als
geheel
Adaptieve vaardigheden
Vaardigheden die een persoon nodig heeft om zich aan te passen aan het dagelijks leven en om zelfstandig te
functioneren in verschillende omgevingen
3 soorten adaptieve vaardigheden:
1. Praktische adaptieve vaardigheden
2. Sociale adaptieve vaardigheden
3. Conceptuele adaptieve vaardigheden
Praktische adaptieve vaardigheden
o Uitvoeren van taken en handelingen nodig voor zelfverzorging en onafhankelijk functioneren
Voorbeelden: persoonlijke hygiëne, eten, drinken, toiletgebruik, geldbeheer, vervoer, …
3
, Sociale adaptieve vaardigheden
o Effectief communiceren, relaties opbouwen, interacties aangaan, begrijpen en toepassen sociale normen &
regels
Voorbeelden: luisteren, non-verbale communicatie, empathie, sociale signalen begrijpen, vriendschap
onderhouden, …
Conceptuele adaptieve vaardigheden → komt vooral voor in het onderwijs
o In verschillende situaties abstracte informatie begrijpen, verwerken en toepassen
Voorbeelden: begrip van tijd, geld, tellen, meten, kleuren, vormen, letters en cijfers, schrijven …
1.2. Elke persoon met een verstandelijke beperking is uniek
Het algemeen dagelijks functioneren van personen met een verstandelijke beperking wordt beïnvloed door:
o De ontwikkelingsleeftijd van de persoon
o De ernst (de mate) van de verstandelijke beperking
1.2.1. De ontwikkelingsleeftijd
o De blijvende toestand
Kalenderleeftijd
De leeftijd van de persoon in jaren sinds de geboorte
Ontwikkelingsleeftijd
Ontwikkeling op verschillende ontwikkelingsgebieden
Bij een verstandelijke beperking:
o Fysieke ontwikkeling: loopt normaal bv
borsten, borsthaar, spierontwikkeling
o Cognitief: vaak laag IQ
o Emotioneel: scoren laag
o Schijnbaar: kan bv boterham smeren en dat
gaat goed. Dit wil niet zeggen dat het effectief
zo is. Mensen gaan vaak overschatten
1.2.2. De ernst
De ernst
De mate waarin de beperking het dagelijks functioneren van de persoon beïnvloedt. Het geeft aan hoeveel
belemmering en uitdaging iemand ervaart als gevolg van de beperking. Dit wordt aangegeven in de behoeften (of
nood) aan ondersteuning en/of zorg
4