decentrale selectie UVA 2025-2026
,Leerboek Neurologie hoofdstuk 18
1. De hogere cerebrale functies worden onderverdeeld in de cognitieve, conatieve en
affectieve functies. Welke van onderstaande voorbeelden past het best bij een conatieve
functie?
a. Persoon X blijft doorgaan met studeren, zelfs als het moeilijk wordt en zijn motivatie
wegzakt.
b. Persoon X kiest ervoor om zijn verdriet niet te onderdrukken maar zoekt steun bij
vrienden.
c. Persoon X moet logisch nadenken om de juiste formules toe te passen en de stappen
in de juiste volgorde uit te voeren. Hij maakt een plan om de oplossing stap voor stap
aan te pakken.
d. Ondanks zijn stemming probeert persoon X voor zichzelf te zorgen door voldoende
rust te nemen, goed te eten en kleine activiteiten te ondernemen die hem helpen om
zijn energie en humeur te verbeteren.
2.Meneer Y komt op het spreekuur. De laatste tijd heeft hij veel hoofdpijn en merkt hij dat
hij niet meer kan lezen maar wel kan schrijven. Er blijkt sprake te zijn van alexie zonder
agrafie. Dit zeldzame beeld komt voor bij patiënten met een afsluiting van de……?
a. cerebri anterior links
b. A. cerebri posterior links
c. A. basilaris
d. A. cerebri media
3.Waarnemen, redeneren en geheugen vallen onder de ….. functies. Deze functie is
aangedaan bij hersenbeschadiging van …. Wat moet er op de puntjes staan?
a. Conatieve; de frontale cortex
b. Conatieve; de temporale, pariëtale en occipitale cortex
c. Cognitieve; de frontale cortex
d. Cognitieve; de temporale, pariëtale en occipitale cortex
4. Een patiënt ontwaakt na een coma na een zwaar auto-ongeluk. Het is nog onduidelijk
waar er schade in de hersenen is. De spraak is inhoudelijk intact maar het valt zijn vrouw
op dat hij vlak en monotoon spreekt. Hoe wordt dit fenomeen genoemd? En op welke
locatie is er waarschijnlijk sprake van schade aan de hersenen?
a. Afasie, de linker hemisfeer
b. Afasie, de rechterhemisfeer
c. Aprosodie, de linker hemisfeer
d. Aprosodie, de rechterhemisfeer
, 5. Welke van onderstaande stellingen is niet waar met betrekking tot een neglect
(verwaarlozing)?
a. Dit wordt in bijna alle gevallen gezien bij grote laesies in de linker hemisfeer.
b. Hierbij verliest de patiënt de aandacht voor één helft van het lichaam.
c. Neglect gaat vaak samen met hemianopsie (halfzijdige blindheid).
d. Patiënten gebruiken een hand of arm minder, ook wanneer er geen parese is.
6. Het expliciet geheugen kan worden onderverdeeld in het werkgeheugen, het episodisch
geheugen en semantisch geheugen. Combineer de juiste omschrijving met het juiste soort
geheugen
1. Het herkennen van begrippen en vormen onafhankelijk van de context.
2. Het kortdurend opslaan van een beperkte hoeveelheid informatie, zonder dat actief
wordt geprobeerd om deze informatie te onthouden.
3. Heeft betrekking op ervaringen die iemand persoonlijk ervaart en die samenhangen
met een bepaalde tijd of context.
a. 1= semantisch, 2= episodisch, 3= werkgeheugen
b. 1= werkgeheugen, 2= episodisch, 2= semantisch
c. 1= semantisch, 2= werkgeheugen, 3= episodisch
d. 1= episodisch, 2= werkgeheugen, 3 = semantisch
7. Bij de huisarts komt patiënt X, een man van 80 jaar oud. Na het gesprek vermoedt de
huisarts dat het retrograde episodische geheugen van patiënt X is aangedaan. Welke vraag
moet de huisarts stellen om zijn vermoeden te testen?
a. ‘’Wat was de naam van uw middelbare school?’’
b. ‘’Wat heeft u vanochtend gegeten?’’
c. ‘’Kunt u het telefoonnummer dat ik u net heb gegeven, onthouden en herhalen?’’
d. ‘’Kunt u voor mij omschrijven hoe een appel eruitziet?’’
8. Welke anatomische structuren zijn er aangegeven onder het rode en oranje balkje?
a. Rood = gyrus postcentralis, oranje = hypofyse
b. Rood = gyrus cinguli, oranje = corpus mamillare
c. Rood = gyrus postcentralis, oranje = corpus mamillare
d. Rood = gyrus cinguli, oranje = hypofyse