3. NATUUREXPLORATIE IN DE PRAKTIJK
3.1 MINISAFARI
Safari = tocht waarbij je op zoek gaat naar wilde dieren
De ‘grote vijf’
1. Olifanten Makkelijker bereikbaar voor kls
2. Neushoorn
3. Leeuwen De ‘kleine vijf’
4. Buffels 1. Mieren
5. Luipaarden 2. Torren
= Enkel in Afrika of de zoo 3. Duizendpoten
4. Spinnen
5. Lieveheersbeestjes
= Kriebeldiertjes
(!) Er bestaan geen griezelige dieren, alleen maar griezelige mensen …
Voor sommige volwassenen zijn veel dieren griezels, maar het dier verliest zijn griezeligheid
naarmate je meer van het dier weet en je er meer mee omgaat
Kleuters = meestal niet bang voor dieren
Als ze bang zijn, worden ze vaak al angstig gemaakt door hun ouders
- Reactie van ouders is dus zeer belangrijk in de aanwezigheid van kinderen
1. WAAR MOET JE KLEINE DIEREN ZOEKEN EN HOE MOET JE ZE VANGEN?
Terugvinden op de grond, in dood hout, boomstammen en takken
- Grasveld en weide
- Bomen en struikgewas
- Strooisel laag, onder hout of stenen
- Valkuilen
= Gat in bodem graven en daar een pot in
- Andere manieren
(insectenzuiger)
2. PRAKTISCHE LESAANPAK
· Groepsindeling
» Kleuters verdelen in kleine groepjes en elke groep een diertje geven
» Aandacht verdelen
· Hulpmateriaal
= Doorschijnende doosjes
,· Inhoud – doelstellingen
(!) Belangrijk om kennis te maken met het dier en ermee leren omgaan voor de
beleving
Kennen ze het dier? Waar lag het? Welke lichaamsdelen kunnen ze onderscheiden?
· Huisvesten in de klas
- Bodemdieren
= Bewaren op donkere en vochtige plaatsen
» Korte tijd – plastieken doosjes met vochtige aarde + voedsel
» Lange tijd – natuurlijke omgeving zo goed mogelijk nabootsen
(terrarium namaken) – aquariumbak = noodzakelijk
- Dieren die je op planten gevonden hebt
= Meestal vliegende dieren
Ruime pot = bewegingsvrijheid
» Takjes van de plant die je hebt gevonden in de pot stoppen
- Voedsel voor kriebeldiertjes
= Het meest voorkomende voedsel
, · Verwerking
Kleuters kunnen verschillende onderscheiden maken op vlak van zintuigen
- Explorerende aanpak tonen om meer te weten te komen
- Organismen en gangbare materialen ordenen adhv eenvoudige gevonden criteria
- Houding van zorg en respect voor de natuur
3. BASISKENNIS
Dieren zijn meercellige organismen
= levend wezen
· Bestaan uit meer cellen die een celkern en een celmembraan bevatten MAAR geen
celwand
· Niet in staat zelf voedsel te maken uit zonlicht
» Ze eten andere organismen
» De suikers die dat organisme aanmaakte, kunnen ze gebruiken als brandstof om
te overleven
Schematische voorstelling – classificatie van dieren
, \ Rond classificatie van dieren bestaan bij kinderen enkele misconcepties
» Ze zien voornamelijk de gewervelden en vaak zelfs alleen de grote zoogdieren
en vogels als dieren
» Er ontstaan problemen wanneer een dier geen viervoeter of zacht is
» Spin of worm of de mens zijn dus volgens kinderen GEEN dier
» Identificeren obv visuele kenmerken, vorm en grootte
= Dolfijn, walvis of slang worden vaak fouten bij gemaakt
Worden als vissen geklasseerd
1. CLASSIFICATIE VAN DIEREN
SPONZEN = EEN KOLONIE VAN CELLEN
= Meercellige dieren zonder echte weefsels en organen
· Ze bestaan uit een hele boel cellen die samen een lichaam vormen en zo
waterstroom laten ontstaan
· Skelet bestaat uit kiezelnaalden of hoornvezels – wordt verkocht als natuurspons
» Geen zenuwen, bloedvaten of zintuigen
» Geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten
» Kan op zichzelf overleven
· Water komt de spons binnen via de kleine openingen in de wand
» à Buiten via de grote opening
· Cellen van de spons
= Zelf voedingstoffen en zuurstof op
= Geven afvalstoffen en CO2 aan water
3.1 MINISAFARI
Safari = tocht waarbij je op zoek gaat naar wilde dieren
De ‘grote vijf’
1. Olifanten Makkelijker bereikbaar voor kls
2. Neushoorn
3. Leeuwen De ‘kleine vijf’
4. Buffels 1. Mieren
5. Luipaarden 2. Torren
= Enkel in Afrika of de zoo 3. Duizendpoten
4. Spinnen
5. Lieveheersbeestjes
= Kriebeldiertjes
(!) Er bestaan geen griezelige dieren, alleen maar griezelige mensen …
Voor sommige volwassenen zijn veel dieren griezels, maar het dier verliest zijn griezeligheid
naarmate je meer van het dier weet en je er meer mee omgaat
Kleuters = meestal niet bang voor dieren
Als ze bang zijn, worden ze vaak al angstig gemaakt door hun ouders
- Reactie van ouders is dus zeer belangrijk in de aanwezigheid van kinderen
1. WAAR MOET JE KLEINE DIEREN ZOEKEN EN HOE MOET JE ZE VANGEN?
Terugvinden op de grond, in dood hout, boomstammen en takken
- Grasveld en weide
- Bomen en struikgewas
- Strooisel laag, onder hout of stenen
- Valkuilen
= Gat in bodem graven en daar een pot in
- Andere manieren
(insectenzuiger)
2. PRAKTISCHE LESAANPAK
· Groepsindeling
» Kleuters verdelen in kleine groepjes en elke groep een diertje geven
» Aandacht verdelen
· Hulpmateriaal
= Doorschijnende doosjes
,· Inhoud – doelstellingen
(!) Belangrijk om kennis te maken met het dier en ermee leren omgaan voor de
beleving
Kennen ze het dier? Waar lag het? Welke lichaamsdelen kunnen ze onderscheiden?
· Huisvesten in de klas
- Bodemdieren
= Bewaren op donkere en vochtige plaatsen
» Korte tijd – plastieken doosjes met vochtige aarde + voedsel
» Lange tijd – natuurlijke omgeving zo goed mogelijk nabootsen
(terrarium namaken) – aquariumbak = noodzakelijk
- Dieren die je op planten gevonden hebt
= Meestal vliegende dieren
Ruime pot = bewegingsvrijheid
» Takjes van de plant die je hebt gevonden in de pot stoppen
- Voedsel voor kriebeldiertjes
= Het meest voorkomende voedsel
, · Verwerking
Kleuters kunnen verschillende onderscheiden maken op vlak van zintuigen
- Explorerende aanpak tonen om meer te weten te komen
- Organismen en gangbare materialen ordenen adhv eenvoudige gevonden criteria
- Houding van zorg en respect voor de natuur
3. BASISKENNIS
Dieren zijn meercellige organismen
= levend wezen
· Bestaan uit meer cellen die een celkern en een celmembraan bevatten MAAR geen
celwand
· Niet in staat zelf voedsel te maken uit zonlicht
» Ze eten andere organismen
» De suikers die dat organisme aanmaakte, kunnen ze gebruiken als brandstof om
te overleven
Schematische voorstelling – classificatie van dieren
, \ Rond classificatie van dieren bestaan bij kinderen enkele misconcepties
» Ze zien voornamelijk de gewervelden en vaak zelfs alleen de grote zoogdieren
en vogels als dieren
» Er ontstaan problemen wanneer een dier geen viervoeter of zacht is
» Spin of worm of de mens zijn dus volgens kinderen GEEN dier
» Identificeren obv visuele kenmerken, vorm en grootte
= Dolfijn, walvis of slang worden vaak fouten bij gemaakt
Worden als vissen geklasseerd
1. CLASSIFICATIE VAN DIEREN
SPONZEN = EEN KOLONIE VAN CELLEN
= Meercellige dieren zonder echte weefsels en organen
· Ze bestaan uit een hele boel cellen die samen een lichaam vormen en zo
waterstroom laten ontstaan
· Skelet bestaat uit kiezelnaalden of hoornvezels – wordt verkocht als natuurspons
» Geen zenuwen, bloedvaten of zintuigen
» Geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten
» Kan op zichzelf overleven
· Water komt de spons binnen via de kleine openingen in de wand
» à Buiten via de grote opening
· Cellen van de spons
= Zelf voedingstoffen en zuurstof op
= Geven afvalstoffen en CO2 aan water