Investeringsanalyse Examenvragen
Examenperiode 1, 2de jaar vastgoed HoGent (jaar 2023/2024)
Harboort Nico
(39 vragen)
, (Antwoorden achteraan document)
Vraag 1:
Wat is de juiste definitie van de netto contante waarde (Net Present Value, NPV) bij een
investeringsproject?
A) Het verschil tussen de initiële investering en de kasstromen zonder discontering.
B) De som van alle toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen een bepaalde
rentevoet, verminderd met de initiële investering.
C) Het totaal van de toekomstige kasstromen, vermeerderd met de initiële investering.
D) Het rendement dat een project oplevert over de gehele looptijd.
Vraag 2:
Een investering wordt als voldoende rendabel beschouwd wanneer:
A) De netto contante waarde (NPV) negatief is.
B) De interne opbrengstvoet (IRR) gelijk is aan de disconteringsvoet.
C) De interne opbrengstvoet (IRR) hoger is dan de kostenvoet van het kapitaal.
D) De terugverdientijd langer is dan de looptijd van de investering.
Vraag 3:
Wat betekent een bruto aanvangsrendement (BAR) van 8%?
A) Het project genereert 8% rendement na aftrek van alle kosten.
B) De verhouding tussen de bruto huuropbrengsten en de aanschaffingswaarde
bedraagt 8%.
C) De netto huuropbrengsten bedragen 8% van de totale investering.
D) Het projectrendement bedraagt 8%, inclusief waardestijging van het vastgoed.
Vraag 4:
Wat is een belangrijk kenmerk van de DCF-methode (Discounted Cash Flow)?
A) De methode houdt geen rekening met de tijdswaarde van geld.
B) Toekomstige kasstromen worden omgerekend naar hun huidige waarde.
C) Alleen directe opbrengsten worden in aanmerking genomen.
D) De methode berekent uitsluitend de bruto opbrengsten van een investering.
Examenperiode 1, 2de jaar vastgoed HoGent (jaar 2023/2024)
Harboort Nico
(39 vragen)
, (Antwoorden achteraan document)
Vraag 1:
Wat is de juiste definitie van de netto contante waarde (Net Present Value, NPV) bij een
investeringsproject?
A) Het verschil tussen de initiële investering en de kasstromen zonder discontering.
B) De som van alle toekomstige kasstromen, verdisconteerd tegen een bepaalde
rentevoet, verminderd met de initiële investering.
C) Het totaal van de toekomstige kasstromen, vermeerderd met de initiële investering.
D) Het rendement dat een project oplevert over de gehele looptijd.
Vraag 2:
Een investering wordt als voldoende rendabel beschouwd wanneer:
A) De netto contante waarde (NPV) negatief is.
B) De interne opbrengstvoet (IRR) gelijk is aan de disconteringsvoet.
C) De interne opbrengstvoet (IRR) hoger is dan de kostenvoet van het kapitaal.
D) De terugverdientijd langer is dan de looptijd van de investering.
Vraag 3:
Wat betekent een bruto aanvangsrendement (BAR) van 8%?
A) Het project genereert 8% rendement na aftrek van alle kosten.
B) De verhouding tussen de bruto huuropbrengsten en de aanschaffingswaarde
bedraagt 8%.
C) De netto huuropbrengsten bedragen 8% van de totale investering.
D) Het projectrendement bedraagt 8%, inclusief waardestijging van het vastgoed.
Vraag 4:
Wat is een belangrijk kenmerk van de DCF-methode (Discounted Cash Flow)?
A) De methode houdt geen rekening met de tijdswaarde van geld.
B) Toekomstige kasstromen worden omgerekend naar hun huidige waarde.
C) Alleen directe opbrengsten worden in aanmerking genomen.
D) De methode berekent uitsluitend de bruto opbrengsten van een investering.