Hoofdstuk 3: belang van micro-organismen
Interactie met andere organismen
➢ Micro-organismen vrij levend -> zelfstandig kunnen overleven
➢ Saprofyten -> leven van dood materiaal
3 verschillende relatievormen
➢ Symbiose: samenleven van een organisme op of in het lichaam van een organisme van andere soort
➢ Mutualisme: samenwerking tussen 2 verschillende soorten waarbij beide partijen profiteren
➢ Commensalisme: een organisme profiteert van een gratis ritje
➔ De gastheer toch altijd een licht voor- of nadeel zal ondervinden van zijn gast
➔ Bacteriële flora in de darmen bv
• Als immuniteit echt verzwakt is kunnen sommige flora leiden tot ziekte -> opportunistische infecties
➢ Parasitisme: een organisme (het parasiet -> haalt voedingstoffen) profiteert van de gastheer
➔ Obligate pathogenen -> indien aanwezig kan het een ziekte veroorzaken
➔ Opportunistische pathogenen -> veroorzaken geen ziekte bij gezonde personen maar kunnen wel schade berokken bij een algemene of lokale
verzwakking
Nuttige eigenschappen
Milieu:
➢ Verantwoordelijk voor koolstof-, stikstof- en fosfor-cyclus
➢ Zorgen weer voor de afbraak van organische afvalstoffen
Humaan gebruik:
➢ Voor de productie van voedsel zoals kaas, yoghurt, brood
➢ Fermenteren suikers tot melkzuur -> verlaging in pH met een langere bewaringstijd
➢ Pure chemische synthese -> productie antibiotica
➢ Zuivering van vervuild afvalwater of bodems
➢ Biotechnologie -> gewenste stoffen produceren via genetische manipulatie
Interactie met andere organismen
➢ Micro-organismen vrij levend -> zelfstandig kunnen overleven
➢ Saprofyten -> leven van dood materiaal
3 verschillende relatievormen
➢ Symbiose: samenleven van een organisme op of in het lichaam van een organisme van andere soort
➢ Mutualisme: samenwerking tussen 2 verschillende soorten waarbij beide partijen profiteren
➢ Commensalisme: een organisme profiteert van een gratis ritje
➔ De gastheer toch altijd een licht voor- of nadeel zal ondervinden van zijn gast
➔ Bacteriële flora in de darmen bv
• Als immuniteit echt verzwakt is kunnen sommige flora leiden tot ziekte -> opportunistische infecties
➢ Parasitisme: een organisme (het parasiet -> haalt voedingstoffen) profiteert van de gastheer
➔ Obligate pathogenen -> indien aanwezig kan het een ziekte veroorzaken
➔ Opportunistische pathogenen -> veroorzaken geen ziekte bij gezonde personen maar kunnen wel schade berokken bij een algemene of lokale
verzwakking
Nuttige eigenschappen
Milieu:
➢ Verantwoordelijk voor koolstof-, stikstof- en fosfor-cyclus
➢ Zorgen weer voor de afbraak van organische afvalstoffen
Humaan gebruik:
➢ Voor de productie van voedsel zoals kaas, yoghurt, brood
➢ Fermenteren suikers tot melkzuur -> verlaging in pH met een langere bewaringstijd
➢ Pure chemische synthese -> productie antibiotica
➢ Zuivering van vervuild afvalwater of bodems
➢ Biotechnologie -> gewenste stoffen produceren via genetische manipulatie