Hoofdstuk 1: structuur van de biomoleculen
Dia 15:
Koolwaterstof bindt 4 keer meestal met waterstof dat maar 1 keer bindt.
CH4: methaan
C2H6: ethaan
3:propaan
4: butaan
5: pentaan
6: hexaan
7: heptaan
8: octaan
9: nonaan
10: decaan
Deze moleculen kunnen ook voorkomen met een dubbele of een driedubbele binding.
KWS: functionele groepen
Functionele groepen
Functionele groep
methanol
Alcohols R–OH
CH3OH
diethylether
Ethers R–O–R’
CH3CH2-O-CH2CH3
palmitinezuur
Carbonzuren R–COOH
C15H31-COOH
Esters R–COOR’
Ketones R1CO–R2 aceton
Aldehydes RCHO
Amide R-CO-NH2
Amine R-NH2 ethylamine CH3CH2N
20H2
1. Suikers
, Suiker wordt opgeslagen in onze spieren -> wordt omgevormd tot glycogeen.
Enkelvoudige suikers:
C,H en O (‘koolhydraten’)
Minstens 2 -OH groepen
Carbonylgroep
Tekening niet moeten tekenen!
OH aan de rechterkant D-vorm
OH aan de linkerkant L-vorm
Koolstof met verschillende groepen erop heet een asymmetrisch koolstofatoom -> steriochemische
eigenschappen
In de natuur zijn de meeste suikers de D-vorm
Pentose suikers: met 5 koolstofatomen:
Ribose suiker zit in DNA (desoxyribonucleïnezuur)
Het is een aldose een aldehyde groep
Zuurstof is elektronegatief en bindt graag met een aldehydegroep, koolstof
,Lineair -> cyclisch -> zuurstof gaat reageren met zijn elektronen op een plaats waar koolstof een
dubbele binding heeft -> een waterstof komt vrij en gaat boven aan de O plakken -> wordt een cirkel
gevormd.
Als het een vijfring is dan spreken we van een furanose
En een 6-ring een pyranose
Bij de beta D-ribofurnaose dan is de OH van onder en bij de alfa van boven.
Wanneer een ringstructuur bij een aldehyde aanwezig is dan spreek je van een hemiacetaan
Hexose:
Dit kunnen tekenen!!!!!!!!!
, De waterstof gaat naar boven zodat het een 1 binding wordt en geen dubbele binding.
Zie de twee foto’s hierboven!
Monomeer van zetmeel
Monomeer van cellulose
en glycogeen
Pyranose
Dia 15:
Koolwaterstof bindt 4 keer meestal met waterstof dat maar 1 keer bindt.
CH4: methaan
C2H6: ethaan
3:propaan
4: butaan
5: pentaan
6: hexaan
7: heptaan
8: octaan
9: nonaan
10: decaan
Deze moleculen kunnen ook voorkomen met een dubbele of een driedubbele binding.
KWS: functionele groepen
Functionele groepen
Functionele groep
methanol
Alcohols R–OH
CH3OH
diethylether
Ethers R–O–R’
CH3CH2-O-CH2CH3
palmitinezuur
Carbonzuren R–COOH
C15H31-COOH
Esters R–COOR’
Ketones R1CO–R2 aceton
Aldehydes RCHO
Amide R-CO-NH2
Amine R-NH2 ethylamine CH3CH2N
20H2
1. Suikers
, Suiker wordt opgeslagen in onze spieren -> wordt omgevormd tot glycogeen.
Enkelvoudige suikers:
C,H en O (‘koolhydraten’)
Minstens 2 -OH groepen
Carbonylgroep
Tekening niet moeten tekenen!
OH aan de rechterkant D-vorm
OH aan de linkerkant L-vorm
Koolstof met verschillende groepen erop heet een asymmetrisch koolstofatoom -> steriochemische
eigenschappen
In de natuur zijn de meeste suikers de D-vorm
Pentose suikers: met 5 koolstofatomen:
Ribose suiker zit in DNA (desoxyribonucleïnezuur)
Het is een aldose een aldehyde groep
Zuurstof is elektronegatief en bindt graag met een aldehydegroep, koolstof
,Lineair -> cyclisch -> zuurstof gaat reageren met zijn elektronen op een plaats waar koolstof een
dubbele binding heeft -> een waterstof komt vrij en gaat boven aan de O plakken -> wordt een cirkel
gevormd.
Als het een vijfring is dan spreken we van een furanose
En een 6-ring een pyranose
Bij de beta D-ribofurnaose dan is de OH van onder en bij de alfa van boven.
Wanneer een ringstructuur bij een aldehyde aanwezig is dan spreek je van een hemiacetaan
Hexose:
Dit kunnen tekenen!!!!!!!!!
, De waterstof gaat naar boven zodat het een 1 binding wordt en geen dubbele binding.
Zie de twee foto’s hierboven!
Monomeer van zetmeel
Monomeer van cellulose
en glycogeen
Pyranose