Fleur Verdonck
Leerstof: Thomas more Antwerpen
1
,1.Samenvatting van de leerstof uit de les
- Hoofdstuk 1: Kennismaking met sociale psychologie
- Hoofdstuk 2: Groepsnormen
- Hoofdstuk 3: Prosociaal gedrag
- Hoofdstuk 4: Interpersoonlijke processen
- Hoofdstuk 5: Sociale waarneming
- Hoofdstuk 6: Groepsperceptie
- Hoofdstuk 7: Attitudes
2. Namen van wetenschappers die te kennen zijn voor het examen+ uitleg. (p.30)
3. Linken tussen de overlopen hoofdstukken. (p. 34)
4. Begrippen uit elk hoofdstuk (p.37)
2
,Hoofdstuk 1. Kennismaking met sociale psychologie.
Sociale psychologie bevat een grote diversiteit aan onderwerpen, maar onderzoekt vooral hoe een
omgeving invloed kan hebben op een persoon.
Sociale psychologie = een wetenschappelijke studie die gebruik maakt van methodisch onderzoek om
zo de samenhang binnen fenomenen zoeken: (verschillende soorten onderzoek)
• Methodisch onderzoek
➔ Geen gebruik van cijfermateriaal, verbale beschrijving van het onderzoek
➔ De subjectiviteit mee in rekening nemen
➔ (gebruik gevalstudies)
• Correlationeel onderzoek (voor meer zekerheid, vergelijkend)
➔ Verband tussen twee variabelen onderzoeken.
➔ Verschillende soorten gegevens verzamelen.
• Experimenteel onderzoek
➔ Invloed van een variabelen op een andere variabelen
➔ OV en AV
➔ Onderzoek moet plaats vinden in een stabiele omgeving
➔ Causale/ correlationele verbanden
Gordon Allport -> omschrijving sociale psychologie:
“ De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van
mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere
mensen.”
Empirische cyclus voor wetenschappelijk onderzoek:
1. Empirie = Toevallige vaststelling
2. Theorie = voorlopige hypothese
3. Toetsing = concrete voorspellingen
4. Gerichte observaties
5. Eventueel bijgestelde hypothese
ABC-model (gedachten, gevoelens en handelingen van mensen):
• A = affectieve component (gevoelens)
• B = manifeste gedrag (handelingen)
• C = cognitieve aspecten ( gedachten)
Sociale psychologie is niet alleen het zichtbaar gedrag, maar ook wat mensen denken.
3
, “Beïnvloed worden door feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen.” Soorten
beïnvloedingen:
• Feitelijke of directe aanwezigheid
➔ Iemand die tegen je praat bv.
• Indirecte Beïnvloeding
➔ Invloed van reclame op jou gedrag bv.
• Voorgestelde aanwezigheid
= de aanwezigheid van de meningen en reacties van anderen die invloed hebben op je gedrag
(welke kledij je bv. Draagt)
• Impliciete aanwezigheid
=de aanwezigheid van mensen die je proberen beïnvloeden. (bv via reclame). Je merkt niet dat
ze er zijn, maar dat zijn ze wel?
-Eigen invalshoeken van de sociale psychologie:
Onderscheid tussen sociologen en sociaal psychologen:
• Sociologen= focussen op groepgsgebonden zaken
• Sociaal pscy. = focus op individu.
• Ontwikkelingspsychologen = hoe het gedrag in verschillende aspecten evolueert over de
verschillende levensfase.
• Algemene psychologen = basisprocessen van het gedrag
• Persoonlijkheid psychologen= de aan- of afwezigheid van persoonlijkheidseigenschappen
Multidisciplinaire aanpak = Iedereen reageert anders op alles, daarom heeft iedereen een andere
aanpak nodig.
-Band tussen theorie en praktijk:
Veldtheorie = het gedrag van mensen in afhankelijk van hun persoonlijkheid of karakter en de omgeving
of situatie waarin ze zich bevinden.
• Weetje -> (jaren 1950 – explosie van zeer uiteenlopende sociaalpsychologische theorie, na
tweede wereldoorlog)
-Ethische aandachtspunten:
• Deontologische code= code waarin wetenschappers zich moeten houden tijdens onderzoek
• Replicatie onderzoek = alles moet zodanig nauwkeurig genoteerd worden zodat anderen het
kunnen nadoen.
• cross culturele psychologie = wetenschap die specifiek onderzoek doet naar de manier
waarop gedrag kan veranderen binnen verschillende culturen.
• individualistische cultuur = onafhankelijkheid van mensen
• collectivistische cultuur = gemeenschap, sociale harmonie
• evolutionaire psychologie = biologie
• Kameleoneffect = de neiging om mensen na te bootsen.
4