ctualiteitsbeginsel: het principe waarbij we ervanuitgaan dat processen in het verleden
A
en in het heden op dezelfde manier en tempo verlopen als het heden. Op deze manier
verklaren geologen de ontstaanswijze en landschappen.
K
● leine catastrofes doorbreken de langzame geologische cycli
● Aarde is 4,6 miljard jaar oud
Twee belangrijke eigenschappen van de aarde:
● Vloeibaar water
● Inwendige gelaagdheid (schillen)
(de aardbol is niet overal hetzelfde, je hebt chemische en fysische verschillen)
hemische samenstelling: tijdens de meteorietinslaghoe de aarde ontstond, was
C
er veel warmte. Dit liet de metalen smelten. De zwaarste metalen zakten diep de
aarde in. Toen kwam er nog een meteorietinslag, wat de aarde opbrak in schillen
waarin, door de afkoeling van de inslag, weer verschillende samenstellingen
ontstonden.
1. Aardkern: ijzer
2. Aardmantel: magnesium en ijzer
3. Aardkorst:
- continentale korst: 30-70 km dik, licht gesteentevan graniet
- oceanische korst: 7 km dik, zwaar gesteente van basalt
Fysische opbouwvan de aarde:
1. Lithosfeer: hard
2. Asthenosfeer: zacht, plastisch, stroperig (beweegt de aardkorst)
3. Binnenmantel: vast gesteente
4. Buitenkern: vloeibaar
5. Binnenkern: hardgesteente
Inwendigebronnen warmte:
- Radioactiviteit van gesteentes
- De aarde is ontstaan uit nevel gassen en stoffen, die al heel veel warmte
meedroegen
- De meteorietinslagen waar de aarde van moet afkoelen
Uitwendigebronnen warmte:
- De zon
, 1.2 Het verhaal van de gesteenten
Basisbestanddelen gesteenten:
● mineralen: verbinding die in natuur voorkomt met bepaalde chemische
eigenschappen (kristalvorm) en fysische eigenschappen (hardheid)
● organische stoffen: ontstaan uit levende organismen
Soorten gesteenten:
1. Stollingsgesteenten: afgekoeld en gestold magma
- dieptegesteente:diepenlangzamestolling
→ grote kristallen (graniet)
- uitvloeiingsgesteente:oppervlakkigeensnellestolling
→ kleine kristallen (basalt)
2. Sedimentgesteenten: samengeperste afzettingen
- klastische: verhardingzandofkleidoor druk vanlagen erboven (zandsteen)
- organische: verhardingorganisch materiaaldoor drukvan lagen erboven
(kalksteen)
3. Metamorfe gesteenten: originele samenstelling veranderddoor druk/temperatuur
- bv diep in de aardkorst
- bv bij gebergtevorming
- bv kalksteen 🡪 marmer
- bv kleisteen 🡪 leisteen
, 1.3 Schuivende continenten
Toen geologen onderzoek gingen doen kwamen ze achter twee dingen:
1. sedimenten worden horizontaal afgezet
2. onderliggende laag is ouder dan de bovenliggende laag (superpositie)
geologische tijdschaal:
● relatievegeologische tijdschaal: hoe dieper hoe ouder
(zonder jaartallen) (voor 20ste eeuw)
● absolutegeologische tijdschaal: met radioactief vervalouderdom bepalen
(met jaartallen (vanaf de 20ste eeuw)
Afrika en Zuid-Amerika:
- overeenkomsten flora en fauna
- gesteenten die naadloos op elkaar aansloten
- sporen met gelijktijdige ijskap
conclusie: continenten zaten vroeger aan elkaar vast (opgemerkt doorWegener)
probleem: hoe bewijs je de beweging van continenten?
aleomagnetisme:
P
Magnetisch noorden en zuiden veranderen soms. IJzerhoudende mineralen stollen richting
het magnetisch punt op dat moment. Het patroon van de gesteenten is symmetrisch
waardoor ze erachter kwamen dat het magnetische punt soms verandert.
eafloor spreading:
S
Bij mid oceanische ruggen komt er magma naar boven wat stolt. Het vroeger gestolte
magma wordt daardoor naar buiten geduwt. Hierdoor groeit de plaat aan twee kanten en
wordt de oceaan breder. Dit wordt bevestigd door satellietmetingen.
- Hoe ouder het gesteente hoe verder van de bergrug af.
Dit is het bewijs voor de beweging van de platen →platentektoniek
e beweging van de platen wordt
D
aangedreven door de inwendige hitte van de
aarde.
eze kringloop wordt convectiestromen
D
genoemd.
ecent is bewezen dat zwaartekracht ook
R
een groot deel bijdraagt aan de beweging van
de platen.