1. Fundamentele chemische wetten
1) Aristoteles: 4 elementen nl. aarde, water, vuur en lucht
2) Robert Boyle (1627-1691): wou theorie van Aristoteles niet meer aanvaarden
3) Georg Ernst Stahl (1659-1734): Phlogiston- theorie
4) Antoine Lavoisier (1743-1794): wet van behoud der massa in gesloten ruimte
5) Joseph Proust (1754-1826): wet van de constante ss
6) John Dalton (1766-1844): wet van de veelvuldige verhoudingen + atoommodel
Wetten van Dalton
● Materie: enkv stoffen bestaan uit atomen
● Elementen: atomen v 1zelfde element zijn identiek
● Verbindingen: verbinding bevat steeds dezelfde verhouding in de aantallen vd
samenstellende atomen
● Reacties: verbindingswijze vd atomen w gewijzigd (identiteit blijft bewaard)
2. Atoombouw
pg 12-13
3. Atoomsymbolen
pg 13-15
4. Atoommassa
1
● Atoommassaeenheden: 1 amu = 12
vd absolute massa ve 12C isotoop = 1,66054.1024 g
𝑎𝑏𝑠. 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑣ℎ 𝑎𝑡𝑜𝑜𝑚 𝑋 𝑢𝑖𝑡𝑔𝑒𝑑𝑟𝑢𝑘𝑡 𝑖𝑛 𝑔𝑟𝑎𝑚
● Relatieve Atoommassa: RAM = 1
12
𝑣𝑑 𝑎𝑏𝑠. 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑣𝑎𝑛 12𝐶
𝑎𝑏𝑠. 𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑣ℎ 𝑎𝑡𝑜𝑜𝑚 𝑋 𝑢𝑖𝑡𝑔𝑒𝑑𝑟𝑢𝑘𝑡 𝑖𝑛 𝑔𝑟𝑎𝑚
= 1,66054.1024 𝑔
5. PSE
● 18 kolommen = 18 groepen
○ 1A = alkalimetalen
○ 2A = aardalkalimetalen
○ groep 3 tot 12 = transitiemetalen
○ 7A = halogenen
○ 8A = edelgassen
● 7 rijen = 7 perioden
● Atoomstralen en elektronegativiteit nemen toe van boven nr onder en van links nr rechts
, 6. Nomenclatuur
1. Binaire verbindingen
● Naam vd elementen w na elkaar vernoemt
● Element meest elektropositief blijft onveranderd + eerste vernoemd
● Andere elementen volgen met latijnse/griekse stam + eindigend op -ide
Multiplicatieve voorvoegsel *
1: mono 5: penta 9: nona
2: di 6: hexa 10: deca
3: tri 7: hepta 11: undeca
4: tetra 8: octa 12: dodeca (>12: poly)
* voorvoegsel weglaten indien geen verwarring
formule naam
CS2 Koolstofdisulfide
CCl4 Koolstoftetrachloride
SCl4 Zwaveltetrachloride
S2Cl2 Dizwaveldichloride
AlH3 Aluminium(tri)hydride
N2O Stikstof(mon)oxide
NO2 Stikstofdioxide
N2O4 Distikstoftetraoxide
2. Ionen
● Positieve atoomionen = kationen
○ uitgang “ion” + eventueel oxidatiegetal () in romeinse cijfers
● Negatieve atoomionen = anionen
○ Latijnse/Griekse stam + “ide-ion”
Cl-: chloride-ion H-: hydride-ion
O2-: oxide-ion N3-: nitride-ion
S2-: sulfide-ion C4-: carbide-ion
3. Radicale en meeratomige kationen
● Radicaal = molecuul of atoom, al dan niet geladen, dat 1 of meer ongepaarde e- heeft
radicaal kation
HO: hydroxyl
CO: carboxyl
NO: Nitrosyl NO+: nitrosylkation
NO2: nitryl NO2+: nitrylkation
UO2: uranyl UO2+: uranyl(V)-kation
UO22+: uranyl(VI)-kation