Samenvatting Omgaan met Diversiteit
3 aspecten v inclusieve HV’er
Cognitieve aspect: je staat sterker als je weet wat diversiteit is.
Affectieve aspect: je moet natuurlijk ook voelen, een hart hebben voor de
andere
Gedragsaspect: tot slot moeten we doen wat we vertellen, het goede
voorbeeld geven
Begrippen
Stereotypen
- Veralgemenend denkbeeld over kenmerken, eigenschappen en
gedrag v groep.
- Generaliseren en versimpeling v werkelijkheid.
Vooroordelen
- Mening/idee/veronderstelling over iets of iemand, zonder dat je
diegene goed kent of de feiten hebt waargenomen.
- Vaker ten aanzien v personen die niet op ons lijken.
- Niet aangeboren, afhankelijk v RK en w aangeleerd
Discriminatie
- Het maken v onderscheid, handelen.
- 3 meest gekende vormen: racisme, seksisme, ageisme
- 2 manieren: expliciete discriminatie en impliciete discriminatie
Privileges
- Deel uitmaken v meerderheid levert jou in de maatschappij
voordelen op
Polarisatie
- Groepen met >< meningen komen zodanig tegenover elkaar te
staan dat ze als persoon lijnrecht tegenover mekaar komen, ze
beginnen elkaar te haten.
- Gevaarlijk als men elkaar als vijand gaat zien.
Uitsluiting
- Persoon mag niet deelnemen aan samenleving owv handicap,
afkomst, geslacht…
Segregatie
- Bepaalde personen leven samen in omgeving die speciaal voor hen
voorzien is, apart en geïsoleerd.
Assimilatie
- Ontdoen v oorspronkelijke kenmerken v persoon of groep.
- Je wordt verwacht je zodanig aan te passen als individu of groep aan
een dominante cultuur, dat je oorspronkelijke identiteit op de
achtergrond raakt.
Integratie
- Proces waarbij minderheden kenmerken overnemen v
meerderheidscultuur om deel uit te maken v samenleving met
behoud v hun identiteit.
Inclusie
- Recht op volwaardige deelname aan samenleving op gelijke voet
met andere burgers, een onafhankelijk leven met gelijke
keuzemogelijkheden en met respect voor individuele keuzes.
- Verschillen aanvaarden
, Kruispuntdenken
- Identiteit bestaat uit verschillende lagen/deelidentiteiten die we niet
los v mekaar kunnen zien en altijd in beweging zijn.
Etniciteit/taligheid
Stereotypen: denkbeeld
- Ze zijn minder geïntegreerd in samenleving, ze willen zich niet
aanpassen.
- Bedreiging voor nationale cultuur
- Minder bekwaam omdat ze andere taal spreken of accent hebben
Vooroordelen: houding/oordeel vanuit gevoel
- Iemand met een andere huidskleur is sneller een fiets aan het stelen
dan een blanke persoon.
- ‘Oh, ze kan al goed Nederlands’
- In WZC zat vrouw die nooit iets aan zorgkundige met donkere
huidskleur durfde te vragen.
Discriminatie: handelen
- Geen stage mogen doen owv hoofddoek.
- Niet gekozen worden als huurder owv naam.
- Asielzoeker w in elkaar geslagen omdat buurtbewoners tegen de
aanwezigheid van een opvangcentrum zijn.
- Als men gaat winkelen, extra in het oog gehouden worden door het
personeel.
- Hoger onderwijsniveau halen, dan lkr gedacht hadden.
Privileges: norm onbewuste voordelen
- Mijn beide ouders zijn hier geboren, mijn naam klinkt dus niet
‘anders’.
Polarisatie: groepen staan lijnrecht tegenover mekaar haat
- VB’ers VS migranten
Uitsluiting: personen mogen owv bepaalde kenmerken niet meedoen
- In Zuid-Afrika mocht je niet vooraan op de bus zitten als je zwart
was.
Segregatie: groep mensen w apart gezet v samenleving
- Aparte wijken/scholen voor Joodse gemeenschap
Assimilatie: mensen mogen deelnemen aan M als ze zich aanpassen
- Als je je aanpast en Nederlands spreekt, mag je naar deze school
gaan
Integratie: minderheden gaan kenmerken overnemen v
meerderheidscultuur om deel uit te maken v samenleving met behoud v
hun identiteit
- Inburgeringstrajecten
Inclusie: aanvaarden v verschillen. Gelijkwaardigheid.
- Op een school inzetten om Okan klassen in te zetten met reguliere
klassen. Lessen aanpassen aan diversiteit van elkaar, leerlingen
gaan elkaar dingen leren.
3 aspecten v inclusieve HV’er
Cognitieve aspect: je staat sterker als je weet wat diversiteit is.
Affectieve aspect: je moet natuurlijk ook voelen, een hart hebben voor de
andere
Gedragsaspect: tot slot moeten we doen wat we vertellen, het goede
voorbeeld geven
Begrippen
Stereotypen
- Veralgemenend denkbeeld over kenmerken, eigenschappen en
gedrag v groep.
- Generaliseren en versimpeling v werkelijkheid.
Vooroordelen
- Mening/idee/veronderstelling over iets of iemand, zonder dat je
diegene goed kent of de feiten hebt waargenomen.
- Vaker ten aanzien v personen die niet op ons lijken.
- Niet aangeboren, afhankelijk v RK en w aangeleerd
Discriminatie
- Het maken v onderscheid, handelen.
- 3 meest gekende vormen: racisme, seksisme, ageisme
- 2 manieren: expliciete discriminatie en impliciete discriminatie
Privileges
- Deel uitmaken v meerderheid levert jou in de maatschappij
voordelen op
Polarisatie
- Groepen met >< meningen komen zodanig tegenover elkaar te
staan dat ze als persoon lijnrecht tegenover mekaar komen, ze
beginnen elkaar te haten.
- Gevaarlijk als men elkaar als vijand gaat zien.
Uitsluiting
- Persoon mag niet deelnemen aan samenleving owv handicap,
afkomst, geslacht…
Segregatie
- Bepaalde personen leven samen in omgeving die speciaal voor hen
voorzien is, apart en geïsoleerd.
Assimilatie
- Ontdoen v oorspronkelijke kenmerken v persoon of groep.
- Je wordt verwacht je zodanig aan te passen als individu of groep aan
een dominante cultuur, dat je oorspronkelijke identiteit op de
achtergrond raakt.
Integratie
- Proces waarbij minderheden kenmerken overnemen v
meerderheidscultuur om deel uit te maken v samenleving met
behoud v hun identiteit.
Inclusie
- Recht op volwaardige deelname aan samenleving op gelijke voet
met andere burgers, een onafhankelijk leven met gelijke
keuzemogelijkheden en met respect voor individuele keuzes.
- Verschillen aanvaarden
, Kruispuntdenken
- Identiteit bestaat uit verschillende lagen/deelidentiteiten die we niet
los v mekaar kunnen zien en altijd in beweging zijn.
Etniciteit/taligheid
Stereotypen: denkbeeld
- Ze zijn minder geïntegreerd in samenleving, ze willen zich niet
aanpassen.
- Bedreiging voor nationale cultuur
- Minder bekwaam omdat ze andere taal spreken of accent hebben
Vooroordelen: houding/oordeel vanuit gevoel
- Iemand met een andere huidskleur is sneller een fiets aan het stelen
dan een blanke persoon.
- ‘Oh, ze kan al goed Nederlands’
- In WZC zat vrouw die nooit iets aan zorgkundige met donkere
huidskleur durfde te vragen.
Discriminatie: handelen
- Geen stage mogen doen owv hoofddoek.
- Niet gekozen worden als huurder owv naam.
- Asielzoeker w in elkaar geslagen omdat buurtbewoners tegen de
aanwezigheid van een opvangcentrum zijn.
- Als men gaat winkelen, extra in het oog gehouden worden door het
personeel.
- Hoger onderwijsniveau halen, dan lkr gedacht hadden.
Privileges: norm onbewuste voordelen
- Mijn beide ouders zijn hier geboren, mijn naam klinkt dus niet
‘anders’.
Polarisatie: groepen staan lijnrecht tegenover mekaar haat
- VB’ers VS migranten
Uitsluiting: personen mogen owv bepaalde kenmerken niet meedoen
- In Zuid-Afrika mocht je niet vooraan op de bus zitten als je zwart
was.
Segregatie: groep mensen w apart gezet v samenleving
- Aparte wijken/scholen voor Joodse gemeenschap
Assimilatie: mensen mogen deelnemen aan M als ze zich aanpassen
- Als je je aanpast en Nederlands spreekt, mag je naar deze school
gaan
Integratie: minderheden gaan kenmerken overnemen v
meerderheidscultuur om deel uit te maken v samenleving met behoud v
hun identiteit
- Inburgeringstrajecten
Inclusie: aanvaarden v verschillen. Gelijkwaardigheid.
- Op een school inzetten om Okan klassen in te zetten met reguliere
klassen. Lessen aanpassen aan diversiteit van elkaar, leerlingen
gaan elkaar dingen leren.