= beweegreden voor gedrag (waarom doen we wat we doen)
= mogen = moeten
"omdat ik deze "omdat ik me "omdat ik
"omdat dit les zinvol vind anders dan beter
thema me boeit" naar de schuldig scoor op men
= geen psycho.
= psychologische
lespraktijk toe"
vrijheid voel"
vrijheid examen"
Soorten motivatie (zelfdeterminatietheorie)
bv. geïdentificeerde regulatie: ik wil graag leerkracht worden omdat
ik het lerarenberoep een nuttige en zinvolle beroep vind.
Bv. geïntrojecteerde regulatie: ik studeer voor de
examens omdat
ik me zou schamen als ik niet geslaagd ben.
Psychologische baisbehoeften:
A. Autonomie: ‘ik kan het zelf (kiezen)’
Vrijheid en keuze -> eigenaar van de eigen acties, denken en voelen
Je geeft de keuze om met 2 of alleen te werken
Je dwingt een llng om zelfstandig te werken
B. Verbondenheid: ‘ik hoor erbij’
Hebben van goede en hechte relaties met anderen
, Je verwelkomt de llng spontaan bij het binnenkomen
C. Competentie: ‘ik kan het’
Geloof en vertrouwen dat men bekwaam is voor
goede resultaten
llng. Haakt af omdat de les te moeilijk is
zelfdeterminatietheorie hangt samen met de ABC-
theorie
De zelfdeterminatietheorie is een voorstelling van een motivationeel
continuüm waarbij de horizontale as de vervulling van de psychologische
basisbehoeften voorstelt.
wat is motiverende taal?
Schuld of schaamte- inducerende taal vermijden
Bv. ‘ je hebt me ontgoocheld’
Inspelen op een plichtbesef vermijden
Bv. ‘in mijn tijd’
Kunnen, voorstellen en willen
Moeten, verwachten, ontgoochelen
Wat is een groep?
Minstens 2 individuen
Onderlinge relatie tussen de verschillende leden
Vb. klas, gezin, sportclub, …
Kenmerken bij optimale relaties binnen een groep:
- Gezamenlijke doelen
- Onderlinge afhankelijkheid (= je hebt elkaar nodig)
- Structuren waarbij verschillende rollen kunnen ontstaan voor groepsleden
- Gedeelde normen en waarden
Hoe verloopt het groepsproces?
Model van tuckman (1965)
- Oriëntatie of vorming van de groep
- Conflict of storming
- Structureren of norming
- Performing of samenwerken
- Ontbinding of dissolution/adjourning
, Oriëntatie of vorming van de groep
Hoe herkennen?
- Losse individuen of veilige duo’s en trio’s
- Individuen vertonen soms negatief gedrag om erbij te horen
- Zijn afhankelijk van de leider voor praktisch info en gedragsnormen die
gelden
- Oppervlakkige gesprekken
Rol van de leerkracht
= leider die de groep aanstuurt dus positieve normen installeren door:
- Maken van afspreken
- ….
Conflict of stroming (hiërarchie)
Hoe herkennen?
- De pikorde word bepaald: leden vinden hun plaats in de groep
Wie is de informele leider?
- De groep is opgesplitst in subgroepen of kliekjes
Verschillen vaak van mening
- Individuen hebben het soms moeilijk
Rol van de leerkracht?
= procesbegeleider
- Rustig blijven en niet persoonlijk nemen
= ruzie maken is belangrijke fase in de sociale ontwikkeling
- Voorbeeldfunctie: niet roepen, slaan met deuren, …
- Leerlingen ondersteunen
Om verschillen te waarderen
Om constructief om te gaan met conflicten
Structuren of norming
Hoe herkennen we?
- Positionering -> groepsgevoel
- Veiligheid
- Ik-boodschappen ( openlijk over jezelf durven praten
- Normen, regels en rollen worden vastgelegd
- Teamdoel word duidelijk
- Geen verandering meer mogelijk
Interpersoonlijke relaties: worden belangrijk