Samenvatting - Media effecten (S0N80a)

Media effecten

COLLEGE 1: INLEIDING

MEDIA EFFECTEN?

Media-effecten = de cognitieve, attitude, sociale of gedragsveranderingen (1) die voorkomen bij
individuen, groepen en samenlevingen (2) als gevolg van blootstelling of interactie met media-inhoud
(3)Kunnen op verschillende manieren optreden Sociale media, tv, … (4) Onmiddellijk vs langdurig (5)

 Direct vs indirect
 Einddoel is om na te gaan of media een bepaalde verandering kunnen te weeg brengen
o Cognitief: waaraan of hoe we denken
o Attitude: houding tov mensen, organisaties beïnvloeden
o Sociaal: sociale normen  hoe wij omgeving percipiëren
o Gedrag: om deze te kunnen snappen moeten we naar de andere kijken
 Meestal naar individuen in het algemeen
o Individuen globaal inschatten om dan voor specifieke personen de concluderen
o Onderzoek kijkt naar hoe vaak, hoeveel mensen worden blootgesteld  linken aan
veranderingen in gedragingen
 Meer aandacht aan interactie
o Vb. sociale media: interageren met verschillende mensen
 Soorten media
o Interessant welke effecten plaatsvinden op lange termijn
o Interessant om te zien of mensen op lange termijn veranderingen vertonen
 Direct of indirect zijn
o Vb. posten: kan invloed hebben op persoon zelf (direct) maar ook sociale omgeving
(indirect)

COLUMBINE SCHOOL SHOOTING

Vaak discussie over wat effecten van media zullen zijn

 Vaak de negatieve  moral panics
 Nieuwe media geïntroduceerd  denken snel dat het slecht is

Case: columbine school shooting

 Speciale case
 Jongeren starten school shooting ( had het niet van jongeren verwacht)
 Mensen willen hier verklaring voor
 Werd verwezen naar media
o Vb. president Clinton: linkte geweld shooting met geweld in films, games, series
 Blik media = slecht

Vb. Zaak Hans van Temse

 Jongen die geweer pakt en begint te schieten in Antwerpen
 Werd direct gekeken naar feit dat hij graag games speelde
 Is dit effectief waar of wordt media als zondebok gebruikt?

WAYS OF KNOWING

Eigen ervaringen kijken die ze hebben met media

 Veel mensen schatten media-effecten in obv hun persoonlijke ervaringen
 Third person effect = media hebben geen invloed op mij, wel op anderen
 Mss dat het anderen gewelddadig maken, maar mij niet

,Media effecten
Autoriteit

 Blindelings vertrouwen in personen met autoriteit (vb. dokters,…)
 Halo effect = mensen die expert zijn op een gebied, worden gezien als intelligent over de hele
lijn
 Politici waarschuwen vaak over media-effecten zonder expertise hierover
 Probleem: autoriteiten weten het ook niet altijd veel beter

Als we media-effecten willen beoordelen zijn ervaringen en autoriteit niet het beste

MEDIA-EFFECTEN IN HUIDIGE SAMENLEVING

Wat doet media met zelfbeeld van mensen?

 Nood aan wet. Onderzoek om dit te testen
 Op basis hiervan  beleidsmaatregelen

WAYS OF KNOWING- WETENSCHAP

Onderzoek geeft nog geen uitsluitsel over welk effect het heeft

 Er zijn verschillende studies met verschillende resultaten
 Geen ja/nee vraag  dieper gaan graven
 Media en journalisten zijn vaak opzoek naar eenduidig antwoord maar is er vaak niet
 Publiek heeft vaak een idee dat eigenlijk niet 100% waar is

DOELEN VAN WETENSCHAP

 Voorspellen = zeggen wat er in de toekomst gaat gebeuren
o Media effecten  voorspellen hoe mensen zullen reageren op inhouden
o MAAR beperkingen aan voorspellingen (vb. voor iedereen?)
 Verschillende culturen, religies, voorkeuren,…
 Verklaren = in bredere context of patroon plaatsen
o Waarom treden bepaalde effecten op? Hoe verklaren?
 Begrijpen = volgorde kennen van causale gebeurtenissen
o Komt voort uit goede verklaring
o Sequenties v relaties te snappen
 Controleren = gevolg van voorspellen, verklaren en begrijpen
o Bredere context v wetenschappelijk onderzoek
o Wij willen controle hebben over de veranderingen

HOE WORDEN DIE DOELEN BEREIKT?

Theorie

 Meer dan 1 statement
 Kernconcepten bepalen en hun relaties
 Kunnen aangevuld worden met andere bevindingen
 Hypotheses die getest kunnen worden
 Wisselwerking tussen theorie en data v wet. Ond.
 Oude theorieën zijn soms niet meer relevant, maar door aan deze nieuwe dingen toe te voegen
 relevant

Falsifieerbaarheid (Karl Popper)

 Wettenschappelijke kennis = voorlopig
 Bakent wetenschap af van niet wetenschap
 Theorie  wetenschappelijk als deze kan worden getest en mogelijks als
onwaar worden bewezen
 Als je 1 zwaan vindt die niet wit is  gefalsifieerd

,Media effecten
 Als je geen significant verschil vindt  weerlegd

Creativiteit

 Theorie wordt dr mensen gemaakt
 Mensen zijn meer geneigd ze ernstig te nemen als ze logisch lijken

Generaliseerbaarheid

 Wetenschap zoekt naar algemene patronen
 Case studies zeggen weinig over algemene patronen
o die patronen verspreiden helpt veel mee
 om individuen te begrijpen  terugvallen op onderzoek bij bredere populatie

objectieve waarheid ontdekken

 er is geen objectieve waarheid
 voor de ene persoon is het antwoord ja en voor de andere nee

sceptisch blijven

 theorie/onderzoek met potentieel blijkt niet altijd te kloppen
o altijd mogelijkheid tot controverses
 geen definitieve conclusies  kan altijd heropend worden
 consensus groeit met meer onderzoek te doen

GESCHIEDENIS VAN MEDIA-EFFECTEN ONDERZOEK

Lang debat over hoe groot de effecten van media zijn

 magic bullets theorie: massamedia hebben grote directe impact op een passief publiek
 limited effects theories: massamedia hebben een kleine indirecte impact
 publiek is actief en selecteert zelf media
 terugkeer naar powerfull media effecten in jaren 1970
 meestal vinden we kleine tot middelgrote effecten

EFFECTGROOTTES IN MEDIA-EFFECTEN ONDERZOEK

Ondertussen 1000 den studies naar effecten van media op attitudes,…

 meta-analyses: consistente effect groottes
 vrij klein
 wat is dan de praktische relevantie?

Het probleem met kleine effectgroottes in media-effecten onderzoek:

 we zijn er altijd open over geweest  Positief MAAR te veel nadruk op het falen om een effect
te vinden
 interesse afstoten van politici, journalisten,…
 gaat in tegen dagelijkse ervaringen
 veel voorbeelden van sterke media-effecten
 blijven stilstaan bij vraag of kleine effecten goede representatie zijn van de realiteit




5 UITDAGINGEN VOOR TOEKOMST MEDIA-EFFECTEN ONDERZOEK


UITDAGING 1: VERBETERING INSTRUMENTEN OM MEDIA BLOOTSTELLING TE METEN

, Media effecten
Probleem

 weinig consensus: soms meer dan 100 verschillende manieren om eenzelfde concept te meten
 veel zelf-rapportering
 cognitief probleem: herinneren
 motivationeel: sociaal wenselijke antwoorden
 nieuwe media-technologieën
 kan overal, ieder moment

oplossingen

 geen globale blootstelling meten
o liever specifiek over bepaalde media-inhoud (vb. hoeveel politieke boodschappen)
 aanvullen met inhoudsanalyses
 metingen van herkenning ipv herinnering
o minder motivationele problemen
o alleen als populatie boodschappen niet te groot is
 opletten false recognition!!
 Werken aan validatie van methoden
 Standaard rapporteren in artikels


UITDAGING 2: MEER AANDACHT VR CONDITIONELE MEDIA-EFFECTEN
Media effecten zijn niet voor iedereen gelijk

 Wel erkend in theorie, maar niet altijd in empirisch onderzoek

Probleem

 Individuele verschillen worden aanzien als ruis
 Toegevoegd als covariaten/controlevariabelen
o Niet als variabelen die interacties veroorzaken
 Kan verklaren waarom effecten in voorgaand onderzoek klein waren

Oplossingen

 Specifieke hypotheses over bij welke specifieke groep mensen effecten verwacht worden


UITDAGING 3: NOOD AAN MEER GERICHT TESTEN VAN THEORIE
Mediatheorieën: de effecten w gemedieerd dr de manier waarop de boodschap verwerkt wordt

Probleem

 Theorie  empirisch onderzoek
 Komt deels doordat theorieën de processen niet voldoende specifiëren
 Weinig toegankelijkheid tot de theorieën


UITDAGING 4: ERKENNING TRANSACTIONELE MEDIA-EFFECTEN
Probleem

 Zien media-effecten als 1 richtingsverkeer: oorzaak  gevolg
 Persoonlijkheidskenmerken kunnen ook mediagebruik voorspellen
 Wederkerige beïnvloeding
 Wederkerige invloeden w gevat in theorie maar niet vaak in onderzoek

Oplossing

 Rekening houden met transactionele modellen: gevolg heeft weer een invloed op oorzaak