Oefeningen: Begrijpen en Toepassen
1. Psychodynamische Stroming
1. Beschrijf een situatie waarin jouw ES, ICH, en ÜBERICH in conflict
waren. Leg uit hoe je dit hebt opgelost.
2. Een kind heeft moeite met zindelijk worden. Hoe zou Freud dit
verklaren vanuit de anale fase? Wat kan dit betekenen voor de
toekomst?
3. Iemand heeft angst om anderen te vertrouwen. Hoe zou
de psychodynamische stroming dit verklaren? Welke fase kan
problematisch zijn geweest?
2. Leertheorie
1. Je wilt een leerling motiveren om beter zijn huiswerk te maken. Leg
uit hoe je dit doet met:
o Positieve beloning.
o Negatieve beloning.
o Straffen.
2. Een hond blaft elke keer als de deurbel gaat. Leg uit hoe je dit
gedrag kunt afleren met behulp van klassieke conditionering.
3. Een kind leert door te kijken naar de acties van een ouder. Geef een
voorbeeld van observerend leren en leg uit hoe dit proces werkt.
3. Cognitieve Stroming
1. Een kind gebruikt een lange stok om speelgoed van onder een kast
te halen. Hoe zou je dit gedrag verklaren vanuit inzichtelijk leren?
2. Bandura’s Bobo-pop experiment toonde aan dat kinderen
agressief gedrag kopiëren. Beschrijf een voorbeeld uit je eigen
omgeving waarin iemand gedrag nadeed door te observeren.
4. Systeemtheorie
1. In een gezin heeft een kind gedragsproblemen. Hoe kan dit de
dynamiek in het gezin beïnvloeden? Wat is de rol van
de systeemtheorie hierin?
1. Psychodynamische Stroming
1. Beschrijf een situatie waarin jouw ES, ICH, en ÜBERICH in conflict
waren. Leg uit hoe je dit hebt opgelost.
2. Een kind heeft moeite met zindelijk worden. Hoe zou Freud dit
verklaren vanuit de anale fase? Wat kan dit betekenen voor de
toekomst?
3. Iemand heeft angst om anderen te vertrouwen. Hoe zou
de psychodynamische stroming dit verklaren? Welke fase kan
problematisch zijn geweest?
2. Leertheorie
1. Je wilt een leerling motiveren om beter zijn huiswerk te maken. Leg
uit hoe je dit doet met:
o Positieve beloning.
o Negatieve beloning.
o Straffen.
2. Een hond blaft elke keer als de deurbel gaat. Leg uit hoe je dit
gedrag kunt afleren met behulp van klassieke conditionering.
3. Een kind leert door te kijken naar de acties van een ouder. Geef een
voorbeeld van observerend leren en leg uit hoe dit proces werkt.
3. Cognitieve Stroming
1. Een kind gebruikt een lange stok om speelgoed van onder een kast
te halen. Hoe zou je dit gedrag verklaren vanuit inzichtelijk leren?
2. Bandura’s Bobo-pop experiment toonde aan dat kinderen
agressief gedrag kopiëren. Beschrijf een voorbeeld uit je eigen
omgeving waarin iemand gedrag nadeed door te observeren.
4. Systeemtheorie
1. In een gezin heeft een kind gedragsproblemen. Hoe kan dit de
dynamiek in het gezin beïnvloeden? Wat is de rol van
de systeemtheorie hierin?