Samenvatting Wero 2.1
Deel 2: Lena
Hoofdstuk 1: Samenhang in ecosystemen
1. Abiotische en biotische factoren
Biotische factoren = de levende wezens en de invloeden die ze op elkaar uitoefenen, hun onderlinge
relaties
Abiotische factoren = de invloeden afkomstig van de niet-levende natuur
1.1 Abiotische factoren
Klimaat: weer en seizoenen (!!!! Op examen 2 van deze een voor en nadeel geven)
Licht:
Voordeel: energie
Nadeel: stress door te veel licht (pooldag)
Bv: Planten hebben licht nodig voor de fotosynthese
Onder bladerdek: minder planten
Open plekken: meer begroeiing
Temperatuur:
Nadeel vorst: planten die sterven
Voordeel: bacteriën die sterven, sommige zaadjes hebben het nodig (bv sla)
Nadeel droogte: uitdroging
Voordeel droogte: mais heeft het nodig
Bij vorst: schade aan jonge plantjes
Bij hitte: uitdroging
Wind:
Bv hoge windsnelheden: schade door ontworteling en breuk van bomen
Nadelen: voor houtproductie
Voordelen: kale plekken met meer licht, poelen onder omgevallen bomen voor amfibieën
Neerslag en vochtigheid:
Voordeel: beschermlaag en isolatie voor kiemplantjes zoals eik, winterslaap
Nadeel sneeuw: planten die daar niet tegen kunnen
Nadeel hagel: stukmaken van planten
Voordeel: smelt en kan opgenomen worden in gras
Nadeel ijzel (= ontstaat bij neerslag, die bevriest op het moment dat het de bovenleiding raakt en zo
een ijslaag vormt): natheid
,Bv waterverlies door transpiratie en watertoevoer door wortels
Op veel plaatsen grondwater opgepompt -> problemen
Onder bomen is het vochtiger
Bliksem:
Nadeel: bos kapot door brand
Voordeel: bosverjonging door brand
Bv inslag zorgt voor opensplijten bomen en bij droogte bosbrand
Daglengte en seizoenen:
Bv in bos veranderingen door seizoenen
Hoogteligging, reliëf en bodem
Hoogteligging:
Bv loofbomen veranderen in naaldbomen vanaf bepaalde hoogte
Reliëf:
Bv op stenige hellingen: wortels van bomen ondiep en oppervlakkig
Samenstelling van bodem en vochtigheid:
Bv boomsoorten verschillen door bodemsoort
Waterkwaliteit en diepte van water
In bossen: vijvers en vennen
Dieren en planten daar hangen af van: temperatuur, zuurstof, zuurtegraad, voedselrijkdom en
diepte van het water
Zuur water: geen vissen
Ondiep: moeras- en oeverplanten
Levende wezens kunnen de abiotische factoren beïnvloeden
Voorbeeld:
De factor licht in een bos wordt sterk beïnvloed door het bladerdek van de hoge bomen. In een
loofbos is het koeler en is de lucht vochtiger dan in open landschap.
, 1.2 Biotische factoren
Relaties tussen levende wezens
Belangrijkste relaties:
Concurrentie om grondstoffen:
Bv bomen om licht en voedsel uit de grond
Hangt ook af van bodemgrond wie zal winnen
Afhankelijkheid voor voedsel:
Bv pas geplante plantjes beschermen tegen vraat door konijnen
Afhankelijkheid voor groeiplaats of steun bij het groeien:
Bv Klimplanten zoals klimop en kamperfoelie groeien langs de stam van bomen naar het licht.
Beschutting en nestplaats:
Bv lieveheersbeestjes vinden beschutting tussen diepe groeven van schors
Afhankelijkheid van ontbindende stoffen:
Bv afvaleters met rottend materiaal op de bodem
Parasitisme:
= samenlevingsvorm waarbij 1 van de partners geschaad of gedood wordt
Bv honingzwam, groeit aan basis van loofbomen
Half-parasieten:
= onttrekt water en mineralen van gastheer maar doet zelf ook aan fotosynthese
Bv maretak
Samenleven met wederzijds voordeel:
= symbiose of mutualisme
Bv schimmel voorziet plant van voedingstoffen en plant geeft suikers
Bv vliegenzwammen
Invloed op voortplanting:
Bv vergeten wintervoorraad van bijv. eekhoorn zorgt voor verspreiding van bomen
Deel 2: Lena
Hoofdstuk 1: Samenhang in ecosystemen
1. Abiotische en biotische factoren
Biotische factoren = de levende wezens en de invloeden die ze op elkaar uitoefenen, hun onderlinge
relaties
Abiotische factoren = de invloeden afkomstig van de niet-levende natuur
1.1 Abiotische factoren
Klimaat: weer en seizoenen (!!!! Op examen 2 van deze een voor en nadeel geven)
Licht:
Voordeel: energie
Nadeel: stress door te veel licht (pooldag)
Bv: Planten hebben licht nodig voor de fotosynthese
Onder bladerdek: minder planten
Open plekken: meer begroeiing
Temperatuur:
Nadeel vorst: planten die sterven
Voordeel: bacteriën die sterven, sommige zaadjes hebben het nodig (bv sla)
Nadeel droogte: uitdroging
Voordeel droogte: mais heeft het nodig
Bij vorst: schade aan jonge plantjes
Bij hitte: uitdroging
Wind:
Bv hoge windsnelheden: schade door ontworteling en breuk van bomen
Nadelen: voor houtproductie
Voordelen: kale plekken met meer licht, poelen onder omgevallen bomen voor amfibieën
Neerslag en vochtigheid:
Voordeel: beschermlaag en isolatie voor kiemplantjes zoals eik, winterslaap
Nadeel sneeuw: planten die daar niet tegen kunnen
Nadeel hagel: stukmaken van planten
Voordeel: smelt en kan opgenomen worden in gras
Nadeel ijzel (= ontstaat bij neerslag, die bevriest op het moment dat het de bovenleiding raakt en zo
een ijslaag vormt): natheid
,Bv waterverlies door transpiratie en watertoevoer door wortels
Op veel plaatsen grondwater opgepompt -> problemen
Onder bomen is het vochtiger
Bliksem:
Nadeel: bos kapot door brand
Voordeel: bosverjonging door brand
Bv inslag zorgt voor opensplijten bomen en bij droogte bosbrand
Daglengte en seizoenen:
Bv in bos veranderingen door seizoenen
Hoogteligging, reliëf en bodem
Hoogteligging:
Bv loofbomen veranderen in naaldbomen vanaf bepaalde hoogte
Reliëf:
Bv op stenige hellingen: wortels van bomen ondiep en oppervlakkig
Samenstelling van bodem en vochtigheid:
Bv boomsoorten verschillen door bodemsoort
Waterkwaliteit en diepte van water
In bossen: vijvers en vennen
Dieren en planten daar hangen af van: temperatuur, zuurstof, zuurtegraad, voedselrijkdom en
diepte van het water
Zuur water: geen vissen
Ondiep: moeras- en oeverplanten
Levende wezens kunnen de abiotische factoren beïnvloeden
Voorbeeld:
De factor licht in een bos wordt sterk beïnvloed door het bladerdek van de hoge bomen. In een
loofbos is het koeler en is de lucht vochtiger dan in open landschap.
, 1.2 Biotische factoren
Relaties tussen levende wezens
Belangrijkste relaties:
Concurrentie om grondstoffen:
Bv bomen om licht en voedsel uit de grond
Hangt ook af van bodemgrond wie zal winnen
Afhankelijkheid voor voedsel:
Bv pas geplante plantjes beschermen tegen vraat door konijnen
Afhankelijkheid voor groeiplaats of steun bij het groeien:
Bv Klimplanten zoals klimop en kamperfoelie groeien langs de stam van bomen naar het licht.
Beschutting en nestplaats:
Bv lieveheersbeestjes vinden beschutting tussen diepe groeven van schors
Afhankelijkheid van ontbindende stoffen:
Bv afvaleters met rottend materiaal op de bodem
Parasitisme:
= samenlevingsvorm waarbij 1 van de partners geschaad of gedood wordt
Bv honingzwam, groeit aan basis van loofbomen
Half-parasieten:
= onttrekt water en mineralen van gastheer maar doet zelf ook aan fotosynthese
Bv maretak
Samenleven met wederzijds voordeel:
= symbiose of mutualisme
Bv schimmel voorziet plant van voedingstoffen en plant geeft suikers
Bv vliegenzwammen
Invloed op voortplanting:
Bv vergeten wintervoorraad van bijv. eekhoorn zorgt voor verspreiding van bomen