Oefenvragen
1. Wat is een belangrijk voordeel van digitale technologie in de GGZ?
A) Het vereist minder technische vaardigheden van patiënten en behandelaars
B) Het verhoogt de effectiviteit van alle interventies automatisch
C) Het maakt vroegere interventie en hervalpreventie mogelijk
D) Het vervangt volledig de traditionele behandelingen
2. Wat betekent 'blended care' in de GGZ?
A) Zorg die volledig online wordt aangeboden zonder face-to-face interactie
B) Een combinatie van face-to-face zorg en digitale interventies
C) Het aanbieden van alleen digitale zorg, zoals apps en e-health platforms
D) Het gebruik van wearables en sensoren om gezondheidsgegevens te verzamelen
3. Welk van de volgende is GEEN voorbeeld van een toepassing van digitale technologie in de
GGZ?
A) Wearables die stressniveaus meten
B) Een chatbot die patiënten vragen beantwoordt
C) Een traditionele anamnese bij een intakegesprek
D) Een mobiele app voor het volgen van stemming en emoties
4. Wat is het belangrijkste kenmerk van 'Ecological Momentary Assessment' (EMA)?
A) Deelnemers vullen een vragenlijst in aan het einde van de week
B) Deelnemers rapporteren hun ervaringen real-time in hun dagelijkse omgeving
C) Deelnemers ondergaan een gestructureerd interview in een laboratorium
D) Deelnemers moeten meerdere retrospectieve vragenlijsten invullen
5. Welke uitspraak over de Experience Sampling Method (ESM) is correct?
A) ESM is gericht op interindividuele vergelijkingen van emoties en gedrag
B) ESM is een vorm van labonderzoek waarbij gedrag gecontroleerd wordt
C) ESM onderzoekt momentane ervaringen van mensen in hun dagelijkse context
D) ESM wordt alleen gebruikt in cross-sectionele studies
6. Wat houdt de 'Peak-end-regel' in?
A) De meeste mensen baseren hun oordeel op de gemiddelde ervaring
B) Mensen baseren hun evaluatie van een gebeurtenis op het hoogtepunt en het einde van
de ervaring
C) De impact van een ervaring wordt alleen beïnvloed door de piek in intensiteit
D) De evaluatie van een ervaring is volledig willekeurig
7. Wat wordt bedoeld met 'radicaal situationisme' in de context van ecologische psychologie?
A) De overtuiging dat menselijke gedragingen onafhankelijk van de context kunnen worden
begrepen
B) De overtuiging dat gedrag alleen begrepen kan worden als het wordt geëvalueerd in de
eigenlijke context waarin het voorkomt
C) De overtuiging dat labstudies altijd superieur zijn aan real-world studies
D) De overtuiging dat metingen van gedrag in laboratoria altijd een exacte weergave van de
, werkelijkheid zijn
8. Wat wordt bedoeld met 'beschikbaarheidsheuristiek' in de context van retrospectieve
herinnering?
A) De neiging van mensen om gegevens automatisch op te slaan
B) De neiging van mensen om keuzes te maken op basis van herinneringen die het
makkelijkst beschikbaar zijn
C) De voorkeur van mensen om herinneringen uit te stellen
D) De voorkeur van mensen om herinneringen te baseren op gegevens uit papieren
9. Sun et al. (2020) deden onderzoek naar studenten en registratietrouw. Zo zagen ze dat er
sprake was van een tijdseffect: hoe langer iemand meedoet, hoe hoger de kans dat hij/zij een
registratie mist. Ze trokken nog een andere conclusie, welke is dat?
A) Studenten missen een registratiemoment omdat ze emotioneel belast zijn
B) Studenten missen een registratiemoment omdat ze zich in bepaalde contexten bevinden
C) Studenten missen een registratiemoment willekeurig, zonder relatie met psychologische
constructen
D) Studenten missen een registratiemoment vaker aan het begin van een meting dan aan het
einde
10. Wat is een kenmerk van intra-individuele variabiliteit?
A) De gemiddelde afwijking van een psychologisch construct over tijd
B) De fluctuatie in constructen tussen personen
C) De variatie van constructen gemeten op hetzelfde moment bij verschillende personen
D) De verandering in scores van een variabele tussen verschillende meetinstrumenten
11. Wat werd geconcludeerd door Solhan et al. (2009) over emotionele variabiliteit bij BPD
(borderline persoonlijkheidsstoornis) patiënten in vergelijking tot controlepersonen?
A) BPD-patiënten vertonen minder fluctuaties in positieve en negatieve emoties dan
controlepersonen
B) BPD-patiënten vertonen extremere fluctuaties in positieve en negatieve emoties dan
controlepersonen
C) BPD-patiënten rapporteren consistente emoties, maar die zijn negatiever dan bij
controlepersonen
D) BPD-patiënten rapporteren emoties die beter voorspeld kunnen worden met
retrospectieve rapporten
12. Wat betekent een vector-autoregressief (VAR) verband in ESM-onderzoek?
A) De correlatie tussen twee variabelen binnen hetzelfde moment
B) De correlatie tussen een variabele en zichzelf op een later moment
C) De associatie tussen variabelen op basis van tussen-persoons netwerken
D) De variantie van meerdere variabelen binnen één persoon
13. Welke stelling over symptoomnetwerken is correct?
A) Symptoomnetwerken tonen causale relaties tussen symptomen
B) Symptoomnetwerken tonen unieke associaties tussen symptomen
C) Symptoomnetwerken voorspellen therapie-uitkomsten met grote nauwkeurigheid
1. Wat is een belangrijk voordeel van digitale technologie in de GGZ?
A) Het vereist minder technische vaardigheden van patiënten en behandelaars
B) Het verhoogt de effectiviteit van alle interventies automatisch
C) Het maakt vroegere interventie en hervalpreventie mogelijk
D) Het vervangt volledig de traditionele behandelingen
2. Wat betekent 'blended care' in de GGZ?
A) Zorg die volledig online wordt aangeboden zonder face-to-face interactie
B) Een combinatie van face-to-face zorg en digitale interventies
C) Het aanbieden van alleen digitale zorg, zoals apps en e-health platforms
D) Het gebruik van wearables en sensoren om gezondheidsgegevens te verzamelen
3. Welk van de volgende is GEEN voorbeeld van een toepassing van digitale technologie in de
GGZ?
A) Wearables die stressniveaus meten
B) Een chatbot die patiënten vragen beantwoordt
C) Een traditionele anamnese bij een intakegesprek
D) Een mobiele app voor het volgen van stemming en emoties
4. Wat is het belangrijkste kenmerk van 'Ecological Momentary Assessment' (EMA)?
A) Deelnemers vullen een vragenlijst in aan het einde van de week
B) Deelnemers rapporteren hun ervaringen real-time in hun dagelijkse omgeving
C) Deelnemers ondergaan een gestructureerd interview in een laboratorium
D) Deelnemers moeten meerdere retrospectieve vragenlijsten invullen
5. Welke uitspraak over de Experience Sampling Method (ESM) is correct?
A) ESM is gericht op interindividuele vergelijkingen van emoties en gedrag
B) ESM is een vorm van labonderzoek waarbij gedrag gecontroleerd wordt
C) ESM onderzoekt momentane ervaringen van mensen in hun dagelijkse context
D) ESM wordt alleen gebruikt in cross-sectionele studies
6. Wat houdt de 'Peak-end-regel' in?
A) De meeste mensen baseren hun oordeel op de gemiddelde ervaring
B) Mensen baseren hun evaluatie van een gebeurtenis op het hoogtepunt en het einde van
de ervaring
C) De impact van een ervaring wordt alleen beïnvloed door de piek in intensiteit
D) De evaluatie van een ervaring is volledig willekeurig
7. Wat wordt bedoeld met 'radicaal situationisme' in de context van ecologische psychologie?
A) De overtuiging dat menselijke gedragingen onafhankelijk van de context kunnen worden
begrepen
B) De overtuiging dat gedrag alleen begrepen kan worden als het wordt geëvalueerd in de
eigenlijke context waarin het voorkomt
C) De overtuiging dat labstudies altijd superieur zijn aan real-world studies
D) De overtuiging dat metingen van gedrag in laboratoria altijd een exacte weergave van de
, werkelijkheid zijn
8. Wat wordt bedoeld met 'beschikbaarheidsheuristiek' in de context van retrospectieve
herinnering?
A) De neiging van mensen om gegevens automatisch op te slaan
B) De neiging van mensen om keuzes te maken op basis van herinneringen die het
makkelijkst beschikbaar zijn
C) De voorkeur van mensen om herinneringen uit te stellen
D) De voorkeur van mensen om herinneringen te baseren op gegevens uit papieren
9. Sun et al. (2020) deden onderzoek naar studenten en registratietrouw. Zo zagen ze dat er
sprake was van een tijdseffect: hoe langer iemand meedoet, hoe hoger de kans dat hij/zij een
registratie mist. Ze trokken nog een andere conclusie, welke is dat?
A) Studenten missen een registratiemoment omdat ze emotioneel belast zijn
B) Studenten missen een registratiemoment omdat ze zich in bepaalde contexten bevinden
C) Studenten missen een registratiemoment willekeurig, zonder relatie met psychologische
constructen
D) Studenten missen een registratiemoment vaker aan het begin van een meting dan aan het
einde
10. Wat is een kenmerk van intra-individuele variabiliteit?
A) De gemiddelde afwijking van een psychologisch construct over tijd
B) De fluctuatie in constructen tussen personen
C) De variatie van constructen gemeten op hetzelfde moment bij verschillende personen
D) De verandering in scores van een variabele tussen verschillende meetinstrumenten
11. Wat werd geconcludeerd door Solhan et al. (2009) over emotionele variabiliteit bij BPD
(borderline persoonlijkheidsstoornis) patiënten in vergelijking tot controlepersonen?
A) BPD-patiënten vertonen minder fluctuaties in positieve en negatieve emoties dan
controlepersonen
B) BPD-patiënten vertonen extremere fluctuaties in positieve en negatieve emoties dan
controlepersonen
C) BPD-patiënten rapporteren consistente emoties, maar die zijn negatiever dan bij
controlepersonen
D) BPD-patiënten rapporteren emoties die beter voorspeld kunnen worden met
retrospectieve rapporten
12. Wat betekent een vector-autoregressief (VAR) verband in ESM-onderzoek?
A) De correlatie tussen twee variabelen binnen hetzelfde moment
B) De correlatie tussen een variabele en zichzelf op een later moment
C) De associatie tussen variabelen op basis van tussen-persoons netwerken
D) De variantie van meerdere variabelen binnen één persoon
13. Welke stelling over symptoomnetwerken is correct?
A) Symptoomnetwerken tonen causale relaties tussen symptomen
B) Symptoomnetwerken tonen unieke associaties tussen symptomen
C) Symptoomnetwerken voorspellen therapie-uitkomsten met grote nauwkeurigheid
