DE PEUTER-EN KLEUTERTIJD
1 Een antwoord op de vraag: ‘wie ben ik?’.........................................................................1
1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson..........................................................2
1.2 Het zelfbeeld in de peuter- en kleutertijd.......................................................................3
1.3 Genderidentiteit............................................................................................................ 4
1.3.1 Inleiding................................................................................................................... 4
1.3.2 De vier verklaringen van genderidentiteit................................................................5
2 Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters...................................10
2.1 Inleiding....................................................................................................................... 10
2.2 Het ontstaan van vriendschappen...............................................................................10
2.3 De regels van het spel.................................................................................................10
2.4 Spelcategorieën.......................................................................................................... 11
2.5 De sociale aspecten van spelen..................................................................................11
2.6 De theory of mind van peuters en kleuters..................................................................12
2.6.1 De kenmerken van de theory of mind....................................................................12
2.6.2 Welke factoren zijn van invloed op het ontstaan van een theory of mind..............13
3 Morele ontwikkeling en zelfbeheersing..........................................................................14
3.1 Het ontstaan van moreel besef....................................................................................14
3.1.1 Piagets visie.......................................................................................................... 14
1 EEN ANTWOORD OP DE VRAAG: ‘WIE BEN IK?’
Pagina | 1
, Peuters + kleuters vragen zich onbewust af wie ze zijn; deze vraagt ligt aan de basis van
hun ontwikkeling
De bezigheden + zelfontdekking in deze fase zijn belangrijk vr de rest van hun leven
1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson
Volgens Erikson ervaren peuters + kleuters een psychosociaal conflict over eigen
initiatief + zelfconcept
Psychosociale ontwikkeling: veranderingen in hoe individuen zichzelf, de betekenis v.h.
gedrag van anderen + hun eigen gedrag leren begrijpen
Erikson’s theorie stelt dat elk levensstadium gepaard met een bepaalde crisis/conflict die
men moet oplossen
- Dr deze conflicten op te lossen, ontwikkelen individuen een gevoel van eigenwaarde
+ zelfbeeld
- Het oplossen van deze conflict kan positief/negatief bijdragen aan het zelfbeeld
Volgens hem doorloopt elk mens 8 stadia
Stadium van - Aan het begin v.d. peuter- en kleutertijd verlaten de
autonomie vs kinderen deze stadium
schaamte en twijfel - Duur: 12 à 18 mnd. – 3 j
- In dit stadium kunnen kinderen onafhankelijker +
autonomer worden als ouders hen gepast begeleiden +
keuzes geven
- Als kinderen te beperkt, overmatig beschermd/juist aan
hun lot overgelaten worden, kunnen ze schaamte +
zelftwijfel ontwikkelen
Stadium van initiatief - Duur: 3-6 j
vs schuldgevoel - In dit stadium verandert de manier waarop kinderen
zichzelf zien; ze ontwikkelen vaardigheden + willen zich
ontplooien
- Spel helpt hen om rollen te ontdekken + hun identiteit +
potentieel te ontwikkelen
- Kinderen willen vaak in het middelpunt v.d.
belangstelling staan, wat rivaliteit, jaloezie + conflicten
met broertjes, zusjes + vrienden kan veroorzaken
schuldgevoelens
- Het is een uitdaging om een balans te vinden tss hun
Pagina | 2
1 Een antwoord op de vraag: ‘wie ben ik?’.........................................................................1
1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson..........................................................2
1.2 Het zelfbeeld in de peuter- en kleutertijd.......................................................................3
1.3 Genderidentiteit............................................................................................................ 4
1.3.1 Inleiding................................................................................................................... 4
1.3.2 De vier verklaringen van genderidentiteit................................................................5
2 Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters...................................10
2.1 Inleiding....................................................................................................................... 10
2.2 Het ontstaan van vriendschappen...............................................................................10
2.3 De regels van het spel.................................................................................................10
2.4 Spelcategorieën.......................................................................................................... 11
2.5 De sociale aspecten van spelen..................................................................................11
2.6 De theory of mind van peuters en kleuters..................................................................12
2.6.1 De kenmerken van de theory of mind....................................................................12
2.6.2 Welke factoren zijn van invloed op het ontstaan van een theory of mind..............13
3 Morele ontwikkeling en zelfbeheersing..........................................................................14
3.1 Het ontstaan van moreel besef....................................................................................14
3.1.1 Piagets visie.......................................................................................................... 14
1 EEN ANTWOORD OP DE VRAAG: ‘WIE BEN IK?’
Pagina | 1
, Peuters + kleuters vragen zich onbewust af wie ze zijn; deze vraagt ligt aan de basis van
hun ontwikkeling
De bezigheden + zelfontdekking in deze fase zijn belangrijk vr de rest van hun leven
1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson
Volgens Erikson ervaren peuters + kleuters een psychosociaal conflict over eigen
initiatief + zelfconcept
Psychosociale ontwikkeling: veranderingen in hoe individuen zichzelf, de betekenis v.h.
gedrag van anderen + hun eigen gedrag leren begrijpen
Erikson’s theorie stelt dat elk levensstadium gepaard met een bepaalde crisis/conflict die
men moet oplossen
- Dr deze conflicten op te lossen, ontwikkelen individuen een gevoel van eigenwaarde
+ zelfbeeld
- Het oplossen van deze conflict kan positief/negatief bijdragen aan het zelfbeeld
Volgens hem doorloopt elk mens 8 stadia
Stadium van - Aan het begin v.d. peuter- en kleutertijd verlaten de
autonomie vs kinderen deze stadium
schaamte en twijfel - Duur: 12 à 18 mnd. – 3 j
- In dit stadium kunnen kinderen onafhankelijker +
autonomer worden als ouders hen gepast begeleiden +
keuzes geven
- Als kinderen te beperkt, overmatig beschermd/juist aan
hun lot overgelaten worden, kunnen ze schaamte +
zelftwijfel ontwikkelen
Stadium van initiatief - Duur: 3-6 j
vs schuldgevoel - In dit stadium verandert de manier waarop kinderen
zichzelf zien; ze ontwikkelen vaardigheden + willen zich
ontplooien
- Spel helpt hen om rollen te ontdekken + hun identiteit +
potentieel te ontwikkelen
- Kinderen willen vaak in het middelpunt v.d.
belangstelling staan, wat rivaliteit, jaloezie + conflicten
met broertjes, zusjes + vrienden kan veroorzaken
schuldgevoelens
- Het is een uitdaging om een balans te vinden tss hun
Pagina | 2