ANATOMIE 1
Hoofdstuk 1: algemene anatomische begrippen
Hoofdstuk 2A: de rug – osteologie
Hoofdstuk 2B: de rug – syndesmologie
Hoofdstuk 2C: de rug – myologie
Hoofdstuk 2D: de rug – cervicale zenuwen
Hoofdstuk 2E: de rug – thorocale zenuwen
Hoofdstuk 2F: de rug – lumbale zenuwen
Hoofdstuk 3A: het bekken – osteologie en syndesmologie
Hoofdstuk 3B: het bekken – bekkenbodem
Hoofstuk 3C: het bekken – plexus sacralis, nervus pudendus, plexus coccygeus
Hoofdstuk 4: inleiding tot biomechanica
Hoofdstuk 7: systematische anatomie – hoofd en hals
, HOOFDSTUK 1: ALGEMENE ANATOMISCHE BEGRIPPEN
1. Anatomische assen
- Verticale as
- Transversale as
- Sagittale as
2. Anatomische vlakken
- Coronaal/frontaal (groen)
- Sagittaal (blauw)
- Transversaal/axiaal (rood)
3. Termen om ligging te bechrijven
- Anterieur of Ventraal (voorzijde)
- Posterieur of Dorsaal (achterzijde)
- Mediaan (middellijn)
- Mediaal versus Lateraal (binnenzijde vs buitenzijde)
- Superieur versus Inferieur (boven vs beneden)
- Proximaal versus Distaal (dicht vs ver van de romp/kern) (vb: schouder (p), hand (d))
- Craniaal versus Caudaal (dichter bij de schedel vs dichter bij de voeten)
- Superficieel versus Diep (huid/eerste laag vs diepere lagen)
- Rostraal (in de schedel)
4. Termen om beweging te beschrijven
- Flexie versus Extensie (plooien vs strekken)
- Abductie versus Adductie (weg van mediaan vs naar mediaan)
- Rotatie Endo- vs Exo- (naar de mediaan vs weg van mediaan)
- Circumductie (cirkelbeweging)
- Pronatie versus Supinatie (handpalm naar beneden vs naar boven)
- Inversie versus Enversie (naar binnen vs naar buiten bewegen)
5. Skeletsysteem
Functies bot (axiaal en perifeer skelet):
- Steun
- Bescherming van vitale organen
- Hefboom
(spieren gebruiken skelet als hefboom om hun werking te versterken)
- Beenmerg (aanmaak bloedcellen)
(in het bekken, borstbeen, lange pijpbenen, wervels, schedel)
- Reservoir Calcium/Fosfaat (opslagen en afgeven)
Kraakbeen:
- Hyalien (gladde laag in gewricht)
- Elastisch
- Fibrocartilagineus
6. Bot
- Cortex (buitenzijde)
- Trabecula (binnenholte met beenmerg)
- Periost (vlies rond het cortex)
- Octeocieten = beencellen
- Epifyse (proximaal/distaal) = regio waar groeischijf ligt
- Diafyse = middendeel
, 7. Types beenderen
- Lange beenderen (bv humerus/bovenarm, femur)
- Platte beenderen (bv schedel, sternum/borstbeen)
- Cuboïdale beenderen (bv hand/voetbeentjes)
8. Typisch lang bot
- Metafyse
= overgang tssn epifyse (groeichijf) en diafyse (beenmerg)
- Op uiteindes van bot bevindt zich kraakbeen
9. Gewrichten
Synoviaal membraan (binnenzijde)
+
Fibreus membraan (buitenzijde)
=
kapsel
Eindigt op -idis: ontsteking
vb: synovidis = ontsteking synovium
vb: hepatidis = ontsteking lever
9.1. Synoviale gewrichten (gewricht bekleed met synovium = slijmvlieslaagje) (bv kniegewricht)
a. Scharniergewricht (vb elleboog)
b. Rolgewricht (vb gewricht tssn atlas en axis)
c. Zadelgewricht (vb duim)
d. Ellipsoïd gewricht (vb pols)
e. Kogelgewricht (vb schouder, heup)
→ veel bewegingsvrijheid, maar snel uit de kom
f. Vlak gewricht (vb gewrichten tssn handwortelbeendjes)
g. Onregelmatig gewricht (vb gewrichten tssn wervels)
→ onregelmatige vorm → beperkte beweging
, 9.2. Vaste gewrichten (amper beweging mogelijk)
10. Huid = orgaan van vitaal belang
11. Fasciae = bindweefsellagen die envelop rond spier vormen, tussen huid en spieren
12. Spiersysteem
- Éénhoofdige spier (a)
- Tweehoofdige spier (b,c)
- Meerhoofdige spier (d)
13. Cardiocvasculair systeem = hart en bloedvaten systeem
- Blauw: zuurstofarm bloed (aders/venen)
- Rood: zuurstofrijk bloed (slagaderd/arteri)
14. Lymfatisch systeem
= reservesysteem dat vocht opneemt en terugbrengt naar hart
→ verschillende lymfevaten komen samen in lymfeknopen
Hoofdstuk 1: algemene anatomische begrippen
Hoofdstuk 2A: de rug – osteologie
Hoofdstuk 2B: de rug – syndesmologie
Hoofdstuk 2C: de rug – myologie
Hoofdstuk 2D: de rug – cervicale zenuwen
Hoofdstuk 2E: de rug – thorocale zenuwen
Hoofdstuk 2F: de rug – lumbale zenuwen
Hoofdstuk 3A: het bekken – osteologie en syndesmologie
Hoofdstuk 3B: het bekken – bekkenbodem
Hoofstuk 3C: het bekken – plexus sacralis, nervus pudendus, plexus coccygeus
Hoofdstuk 4: inleiding tot biomechanica
Hoofdstuk 7: systematische anatomie – hoofd en hals
, HOOFDSTUK 1: ALGEMENE ANATOMISCHE BEGRIPPEN
1. Anatomische assen
- Verticale as
- Transversale as
- Sagittale as
2. Anatomische vlakken
- Coronaal/frontaal (groen)
- Sagittaal (blauw)
- Transversaal/axiaal (rood)
3. Termen om ligging te bechrijven
- Anterieur of Ventraal (voorzijde)
- Posterieur of Dorsaal (achterzijde)
- Mediaan (middellijn)
- Mediaal versus Lateraal (binnenzijde vs buitenzijde)
- Superieur versus Inferieur (boven vs beneden)
- Proximaal versus Distaal (dicht vs ver van de romp/kern) (vb: schouder (p), hand (d))
- Craniaal versus Caudaal (dichter bij de schedel vs dichter bij de voeten)
- Superficieel versus Diep (huid/eerste laag vs diepere lagen)
- Rostraal (in de schedel)
4. Termen om beweging te beschrijven
- Flexie versus Extensie (plooien vs strekken)
- Abductie versus Adductie (weg van mediaan vs naar mediaan)
- Rotatie Endo- vs Exo- (naar de mediaan vs weg van mediaan)
- Circumductie (cirkelbeweging)
- Pronatie versus Supinatie (handpalm naar beneden vs naar boven)
- Inversie versus Enversie (naar binnen vs naar buiten bewegen)
5. Skeletsysteem
Functies bot (axiaal en perifeer skelet):
- Steun
- Bescherming van vitale organen
- Hefboom
(spieren gebruiken skelet als hefboom om hun werking te versterken)
- Beenmerg (aanmaak bloedcellen)
(in het bekken, borstbeen, lange pijpbenen, wervels, schedel)
- Reservoir Calcium/Fosfaat (opslagen en afgeven)
Kraakbeen:
- Hyalien (gladde laag in gewricht)
- Elastisch
- Fibrocartilagineus
6. Bot
- Cortex (buitenzijde)
- Trabecula (binnenholte met beenmerg)
- Periost (vlies rond het cortex)
- Octeocieten = beencellen
- Epifyse (proximaal/distaal) = regio waar groeischijf ligt
- Diafyse = middendeel
, 7. Types beenderen
- Lange beenderen (bv humerus/bovenarm, femur)
- Platte beenderen (bv schedel, sternum/borstbeen)
- Cuboïdale beenderen (bv hand/voetbeentjes)
8. Typisch lang bot
- Metafyse
= overgang tssn epifyse (groeichijf) en diafyse (beenmerg)
- Op uiteindes van bot bevindt zich kraakbeen
9. Gewrichten
Synoviaal membraan (binnenzijde)
+
Fibreus membraan (buitenzijde)
=
kapsel
Eindigt op -idis: ontsteking
vb: synovidis = ontsteking synovium
vb: hepatidis = ontsteking lever
9.1. Synoviale gewrichten (gewricht bekleed met synovium = slijmvlieslaagje) (bv kniegewricht)
a. Scharniergewricht (vb elleboog)
b. Rolgewricht (vb gewricht tssn atlas en axis)
c. Zadelgewricht (vb duim)
d. Ellipsoïd gewricht (vb pols)
e. Kogelgewricht (vb schouder, heup)
→ veel bewegingsvrijheid, maar snel uit de kom
f. Vlak gewricht (vb gewrichten tssn handwortelbeendjes)
g. Onregelmatig gewricht (vb gewrichten tssn wervels)
→ onregelmatige vorm → beperkte beweging
, 9.2. Vaste gewrichten (amper beweging mogelijk)
10. Huid = orgaan van vitaal belang
11. Fasciae = bindweefsellagen die envelop rond spier vormen, tussen huid en spieren
12. Spiersysteem
- Éénhoofdige spier (a)
- Tweehoofdige spier (b,c)
- Meerhoofdige spier (d)
13. Cardiocvasculair systeem = hart en bloedvaten systeem
- Blauw: zuurstofarm bloed (aders/venen)
- Rood: zuurstofrijk bloed (slagaderd/arteri)
14. Lymfatisch systeem
= reservesysteem dat vocht opneemt en terugbrengt naar hart
→ verschillende lymfevaten komen samen in lymfeknopen