STRAFVORDERING
TITEL 3: ALGEMENE BEGINSELEN
Er is in onze maatschappij bijzonder veel strafbaar. Er zijn op papier veel misdrijven. Dit komt niet omdat we in
een repressieve maatschappij leven (= maatschappij die de vrijheid onderdrukt), maar vooral omdat we leven
in een complexe maatschappij waar omwille van de maatschappelijke noodzaak bepaalde dingen strafbaar
gesteld worden. We hebben bv. een sociale zekerheid die we in stand kunnen houden als we lang genoeg
werken.
Als je een werkloosheidsuitkering ontvangt is het verboden van in het zwart bij te werken. Dan belazer je het
systeem en je medeburgers. Komt dat uit, dan riskeer je vervolgd te worden.
Een sociale welvaartsstaat kan je maar in stand houden door de mensen die de regels niet respecteren te gaan
vervolgen. Ons systeem heeft niet voldoende middelen om alle misdrijven te vervolgen. Het strafrechtelijk
beleid bestaat om prioriteiten te stellen. Welke misdrijven gaan we zeker vervolgen? Momenteel zijn dat
zedendelicten, terroristische misdrijven en nog een aantal andere. Van andere misdrijven gaan ze dan zeggen
van oké het is een misdrijf, maar we gaan het niet vervolgen, want er zijn andere zaken die prioriteit krijgen.
We gaan het administratief gaan afhandelen bijvoorbeeld.
DEFINITIE
BEGRIP
Het strafprocesrecht is een geheel van rechtsregels betreffende de opsporing de vervolging en de berechting
van personen die verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd. De vergelijking met het materieel
strafrecht is van groot belang.
HET ONDERSCHEID TUSSEN HET MATERIEEL EN FORMEEL STRAFRECHT
Materieel en formeel strafrecht hebben elkaar nodig, maar zijn totaal verschillend:
Het materieel strafrecht is eigenlijk een code die zegt hoe je je moet gedragen. Het strafwetboek zegt wanneer
je gesanctioneerd kan worden en welke de straf is die daarop staat. Het is gericht op iedereen.
Het formeel strafrecht richt zich tot de overheid. Dit omdat het strafprocesrecht de verhouding regelt tussen
de overheid en de burger. We zijn allemaal burgers met bepaalde rechten, maar hebben geen onbeperkte
rechten. Het sociaal contract is een verbintenis tussen de overheid en de burgers. De burger leeft de wet na en
de overheid gaat de burger beschermen. Het formeel strafrecht zegt dus wat de overheid zich mag permitteren
ten aanzien van de burger (vb. onder welke voorwaarden je een huiszoeking mag doen…). De regels richten
zich in de eerste plaats tot de politie die op het terrein aanwezig is en tot bepaalde regels gebonden is. Ze
richten zich ook tot de staande magistratuur en de rechter, waaronder de onderzoeksrechter.
INHOUD VAN DEZE REGELS
Bij het materieel strafrecht zijn het regels met een vanzelfsprekende inhoud, iedereen is het daar min of meer
over eens. Dat diefstal strafbaar moet zijn, zedenfeiten strafbaar moeten zijn… daarover is iedereen het
nagenoeg eens.
Bij het formeel strafrecht is dat niet zo. De verjaring van de strafvordering betekent dat de mogelijkheid om
iemand te vervolgen voor een misdrijf na een bepaalde tijd komt te vervallen. Er zijn mensen die zich afvragen
of dit eigenlijk moet. Velen vinden dit niet zo vanzelfsprekend.
,SANCTIONERING VAN SCHENDING VAN DEZE REGELS
In het materieel strafrecht bepaalt de wet de straf. Het feit wordt omschreven en de straf die erop staat wordt
ook beschreven. Als het gaat om sanctionering van procedureregels dan moet het bewijs soms uitgesloten
worden, maar soms wordt het toch gebruikt in de procedure. De rechter heeft daarbinnen een grote
beslissingsmacht. Bij het materieel strafrecht betekent een schending meestal dat de dader wordt bestraft,
bijvoorbeeld met een boete, taakstraf of gevangenisstraf. In het formeel strafrecht leidt een overtreding echter
niet altijd tot een vaste sanctie. Soms kan de strafvordering komen te vervallen, kan bewijs worden uitgesloten,
of kan er sprake zijn van strafvermindering. Dit hangt af van de specifieke omstandigheden van de zaak en de
ernst van de schending.
DOELSTELLINGEN VAN HET STRAFPROCES
Het strafproces heeft 2 doelstellingen:
• De waarheid achterhalen, wat is er gebeurd. Als je met een cliënt spreekt, moet je eerst weten wat er
gebeurd is. Je begint niet meteen over juridische begrippen en procedures. Het is pas sinds je de feiten
kent dat het juridische start. Is het een misdrijf, dan moet je je afvragen over welk misdrijf het gaat.
Het strafprocesrecht is er om de waarheid te achterhalen. Men spreekt soms over de juridische
waarheid en de waarheid. Bij bepaalde zaken zullen we de volledige waarheid niet altijd kennen.
Bescherming van individuele grondrechten. In de middeleeuwen dacht men de waarheid te
achterhalen. Als iemand niet meteen zei wat de waarheid was, dan gingen ze hem slaan of folteren.
Meestal zei men dan ook wel iets, maar heb je de formele waarheid en misschien niet de echte
waarheid. Als je iemand martelt zegt die persoon uiteindelijk wat je wil horen zodat de martelingen
zouden stoppen.
• Onderlinge afweging is de kern van het strafproces. Historisch gezien heeft de waarheidsvinding altijd
centraal gestaan. Het is pas in de 20e eeuw dat men aan individuele grondrechten een belang heeft
gehecht, voornamelijk sinds de 2e helft van de 20e eeuw. Men deed dit na WOII omdat er dan een
algemeen besef kwam dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Dat was na WOI ook al zo, maar door
het ongelukkig afhandelen van die oorlog is WOII uitgebroken. Duitsland werd vernederd na WOI en
dan zie je dat ze 20 jaar nadien opnieuw oorlog voeren. WOII komt er en historisch zie je dat er veel
initiatieven komen om te zorgen dat zoiets nooit meer kan gebeuren, zoals de oprichting van de VN en
het EVRM. Na WOII zijn er veel instellingen opgericht omdat ze niet meer willen dat er nog zoiets
gebeurt zoals in 40-45.
CONCRETE AFWEGING IN DE RECHTSPRAAK: SLINGERBEWEGING
Na WOII kwam de nadruk te liggen op individuele rechten en mensenrechten. De nadruk kwam ook te liggen
op rechtshandhaving. Je hebt de afrekeningen in het criminele milieu (Brussel en Antwerpen) en daardoor
ontstaat er een repressief klimaat met de nadruk op rechtshandhaving. De overheid moet/mag bepaalde
dingen over je weten maar mag niet alles over je weten.
ACCUSATOIRE EN INQUISITOIRE RECHTSPLEGING
ACCUSATOIR
In de VSA hanteert men een accusatoir systeem. Het betekent dat je 2 partijen hebt die met elkaar strijden
(beklaagde en openbare aanklager). De rechter komt weinig tussen inhoudelijk, hij is meer arbiter.
,INQUISITOIR
Bij ons heb je een systeem met een verticale rechtsstructuur, het is de rechter die het proces leidt. De rechter
heeft een actieve rol.
In de VSA kent men het kruisverhoor. Advocaten laten de persoonlijkheid van de getuige die gaat komen al
analyseren. Ze kunnen die dan ondervragen en mogelijks ook zelfs in de val lokken. Bij ons (West-Europa)
hebben we een inquisitoir en geheim vooronderzoek. Eens iemand voor de rechter komt is het een publieke
procedure. Het vooronderzoek verloopt achter gesloten deuren. Toch lekt er veel. Je kan in België niets
vertrouwen. Advocaten mogen mededelingen doen aan de pers zonder details, beperkt en zonder een debat in
de pers te organiseren. Je moet als advocaat weten wat je aan de pers mag zeggen, mag geven (NIETS). Het is
altijd zo dat het vonnis, de uitspraak, openbaar moet zijn. De debatten kunnen zich dan wel nog achter gesloten
deuren bevinden, maar is geen verplichting, de rechter is niet verplicht om daarop in te gaan.
VERLOOP VAN HET STRAFPROCES
DOEL VAN HET VOORONDERZOEK: EVENTUEEL BESTAAN VAN VOLDOENDE BEZWAREN
Een strafzaak begint met een afhankelijk proces-verbaal. Dat kan een persoon zijn die bij de politie binnenstapt
en zegt van ja mijn buurman is een rare mens, er rijden altijd auto’s af en aan en hij heeft achter zijn huis een
serre en dat ligt brandt daar dag en nacht. Het is er zeer warm. De politie gaat in eerste plaats denken aan
cannabis. Een strafproces komt zo op gang. Een vooronderzoek is nodig omdat als er iemand bij jou komt met
een verhaal over zijn buurman, dan gaat dat naar het parket. Als je parketmagistraat bent, dan mag je er niet
zomaar van uitgaan dat dat waar is. Je kan die buurman niet meteen dagvaarden. Je mag dat maar doen als je
een dossier hebt waar bezwaren zijn. Er moeten elementen instaan die wijzen op een gepleegd misdrijf door
die buurman.
TWEE TYPES: HET OPSPORINGSONDERZOEK EN HET GERECHTELIJK ONDERZOEK
Het vooronderzoek kan gebeuren door de procureur zelf zonder dat er een onderzoeksrechter wordt
betrokken (>95% van de strafzaken). Dit heet het opsporingsonderzoek. Het is het parket dat een onderzoek
doet. Dat cijfer is zo hoog omdat het gaat over misdrijven waar geen indringende onderzoeksmaatregelen
noodzakelijk zijn. Daarvoor heb je een onderzoeksrechter nodig. Die procureur gaat eerst inlichtingen laten
inwinnen. Hij gaat misschien een andere buur eens verhoren en eens informeren. Hij kan ook het strafregister
raadplegen om te kijken als die vroeger al eens veroordeeld is voor bepaalde misdrijven. Lijkt het erop als er
een misdrijf is, dan zullen ze eens naar die buurman gaan. Het kan dat de procureur dat zegt dat ze zijn serre
eens willen zien en eens gaan kijken. Geeft de buurman toestemming daarvoor, dan heb je geen
huiszoekingsbevel nodig. Gaat hij niet akkoord, dan wel. Het kan eindigen met een huiszoeking, maar het kan
ook zijn dat ze de buurman ondervragen en dat hij een uitleg geeft die totaal niet geloofwaardig is en ze die
gaan vervolgen.
Het gerechtelijk onderzoek is hetzelfde, maar gebeurt door de onderzoeksrechter. Het gaat over 4 à 5% van de
zaken. Je hebt een onderzoeksrechter nodig als je indringende maatregelen wil nemen. Je kan iemand niet
aanhouden als procureur. Je kan iemand aanhouden voor 48u maar nadien is het gedaan. Je moet een bevel
hebben van de onderzoeksrechter om een huiszoeking te doen, om een telefoontap te doen… Levensdelicten
behoren tot hetgeen de onderzoeksrechter doet.
Het verschil tussen de 2 onderzoeken is puur de procedure. Bij een opsporingsonderzoek beslist de procureur
zelf wat ermee gebeurt (vb. buurman die met een verhaal bij de politie komt. Men verzamelt inlichtingen, gaat
bij die man en vragen om zijn serre te bezoeken. Hij zegt dat hij een kuikenkwekerij heeft. De procureur gaat
het dan seponeren). Als er een gerechtelijk onderzoek is, dan is het een andere rechter die gaat beslissen wat
er met de zaak gebeurt. Het doel is hetzelfde: nagaan of er voldoende elementen zijn om met een zaak naar de
,rechter te stappen. Je kan niet naar een rechter stappen met vermoedens en geen bewijzen. Dat is niet genoeg
om iemand schuldig te verklaren.
KENMERKEN VAN HET VOORONDERZOEK
Het vooronderzoek is geheim, niet-tegensprekelijk en schriftelijk (art 28quinquies Sv & art 57 Sv). Het is
geheim ten aanzien van de partijen en ten aanzien van derden. In principe hebben de partijen dus geen inzage
in het dossier. De beklaagde en het slachtoffer hebben geen inzage. Er zijn mogelijkheden om dat te krijgen,
maar in principe is dat niet zo. Derden krijgen zeker geen inzage.
Vanaf 1998 heeft eenieder die ondervraagt wordt recht op een kopie van zijn ondervraging. De procureur kan
dat recht wel uitstellen en kan bijvoorbeeld beslissen dat je het maar 3 maanden later mag ontvangen.
Wanneer hij aan de politie de opdracht gegeven heeft om een 10-tal personen te ondervragen, dan duurt dat
even. Als je iemand ondervraagt, dan lijkt het logisch dat die persoon het gaat doorvertellen aan de anderen
die nog ondervraagd moeten worden. Niet iedereen is slim en criminelen maken ook fouten (gsm niet afleggen
en getraceerd worden). Men kan de kopie van de ondervraging niet weigeren maar wel uitstellen. Je kan als
partij ook inzage vragen in het dossier. In feite is het een recht om inzage te vragen, maar als dusdanig heb je
geen recht op inzage. In het gerechtelijk onderzoek kan je dat vragen aan de onderzoeksrechter. Weigert men
dat, dan kan je daartegen in beroep gaan bij de kamer van inbeschuldigingstelling. Als je inzage krijgt betekent
dat automatisch een recht op kopij name, zelfs met eigen middelen (bv. met je gsm).
De parketwoordvoerder mag persmededelingen doen. Je wordt er meestal niet veel wijzer van, maar dat is ook
de bedoeling. Je weet op dat moment als parketmagistraat nog niet hoe het onderzoek verder zal verlopen. Je
mag als procureur niet beginnen met super veel info te geven aan de pers. Ook de advocaat moet zijn
deontologie respecteren.
SANCTIONERING
Als het geheim van het onderzoek wordt geschonden zijn er gevolgen. Die zijn moeilijk in kaart te brengen,
want het gebeurt soms dat in de pers bepaalde zaken verschijnen waarvan je weet dat ze uit het strafdossier
komen. Dat mag niet, maar je kan dit eigenlijk ook niet sanctioneren. Dit kan niet omdat journalisten een
bronnengeheim hebben. Wanneer ze bepaalde zaken publiceren en worden ondervraagd daarover, dan gaan
ze zeggen ‘een bron’ ik kan die niet geven en ik hoef dat niet te zeggen (wet 7 april 2005). Er zijn soms
advocaten die wegens hun cliënt klacht indienen wegens schending van het geheim van het vooronderzoek.
Deze klachten draaien meestal op niets uit (bronnengeheim journalisten). Voor de vonnisrechter kan je er ook
weinig mee doen. Er is geen wettelijke sanctie. Het kan dat je iemand kan identificeren die misbruik gemaakt
heeft van zijn inzagerecht, maar dit gebeurt zelden. Als rechter moet je onbevangen over het dossier kunnen
oordelen, ongeacht wat ze over die persoon hebben geschreven. Je oordeelt op basis van het dossier en van
wat je ziet en hoort op de zitting. Wat je leest is belangrijk, maar je moet ook met de persoon zelf rekening
houden.
Het niet-tegensprekelijk karakter. In een opsporingsonderzoek is er weinig mogelijkheid voor de verdachte om
actief deel te nemen of in te grijpen (geen participatierecht), behalve in enkele uitzonderlijke gevallen. Bij een
gerechtelijk onderzoek is er meer ruimte voor participatie van de verdachte of zijn advocaat, bijvoorbeeld door
het vragen van bijkomende onderzoeksdaden of het aanvragen van een tegenexpertise, zoals een tweede DNA-
test. Hierdoor heeft de verdachte meer mogelijkheden om zich te verdedigen of om het onderzoek te
beïnvloeden. Het kan zijn in een gerechtelijk onderzoek dat je inzage vraagt in het dossier, je dat krijgt en je ziet
dat men een hele reeks getuigen ondervraagt heeft. Er zijn er 2 die niet ondervraagt werden en die wel
interessant zijn om te ondervragen. Dan kan je een verzoekschrift richten tot de onderzoeksrechter waarin je
vraagt om een bevel te geven aan de politie om die 2 personen ook nog te ondervragen. Bij het recht op
tegenexpertise (DNA) zegt de wet dat als iemand bv. wordt verdacht en men op de plaats van het misdrijf
sporen van die persoon gevonden hebben, men op basis daarvan een DNA-profiel kan opmaken. Men vraagt
,dan aan de inverdenkinggestelde om een DNA-onderzoek af te nemen. Aan de hand daarvan bepalen ze een
DNA-profiel en dan kan het een match zijn of geen match. Geeft het een match, dan bewijst dat met 99,9% dat
het die persoon moet zijn geweest. Op zen minst heeft je cliënt er materieel gezien dan iets mee te maken. Op
dat moment kan je een tegenexpertise vragen. Je kan nooit uitsluiten dat er ergens een fout is gebeurd.
In het vooronderzoek vraagt men zich soms af waarom men zoveel papier nodig heeft. Het vooronderzoek is
geheim en maar enkelen hebben daar toegang toe. De rechter die moet oordelen over schud of onschuld is
daar niet bij, maar moet het wel controleren op de wettigheid. Om te controleren of alles goed is uitgevoerd in
het vooronderzoek, moet alles op papier worden uitgewerkt. De rechter moet weten hoe het onderzoek is
gevoerd en daarom moet er een schriftelijk spoor van zijn.
DE ACTOREN IN HET STRAFPROCES
DE VERDACHTE
Een strafproces is meestal ingewikkelder dan een burgerlijk proces. In een strafproces heb je de puur
strafrechtelijke beoordeling en meestal daarbij heb je de belangen van het slachtoffer en dat is meestal een
burgerlijke vordering. Dit verklaart dat je een heel aantal partijen hebt in een strafproces:
• Verdachte
= de centrale figuur in het strafproces
= algemene benaming
Men is verdacht vanaf het ogenblik dat de overheid denkt of vermoedt dat je mogelijks een strafbaar
feit hebt gepleegd. Er zijn geen bewijzen, maar het zou bv. wel kunnen op basis van wat men
gevonden heeft bij een huiszoeking…
Is die persoon schuldig aan wat hem wordt verweten?
NEEN: men komt niet meer toe aan slachtoffer en schadevergoeding, stop strafproces
• Inverdenkinggestelde (bij gerechtelijk onderzoek)
= iemand die officieel in verdenking is gesteld door de onderzoeksrechter, d.w.z. dat de
onderzoeksrechter zodanig veel aanwijzingen heeft tegen die persoon dat die die persoon in
verdenking kan stellen.
Art 61bis Sv: een inverdenkinggestelde krijgt door die in verdenking stelling bepaalde rechten, bv.
recht op inzage in het dossier…
• Inbeschuldigingstelling
kamer van inbeschuldigingstelling = instelling die tot taak had om mensen naar het HvA te
verwijzen
= iemand wordt in verdenking gesteld voor een misdrijf dat enkel voor het HvA kan komen.
• Beklaagde
= iemand die voor de politierechtbank, correctionele rechtbank… verschijnt en officieel voor de
rechter wordt gebracht.
• Beschuldigde
= iemand die voor het HvA moet verschijnen
• Veroordeelde
• Rechtspersonen kunnen ook beklaagden zijn sinds 1999. Tot 1999 nam men aan in de klassieke visie
op het strafrecht dat een rechtspersoon niet strafrechtelijk verantwoordelijk kon zijn, omdat dat geen
levende persoon is. een beklaagde moest iemand zijn van vlees en bloed, iemand die een bepaalde wil
heeft om een misdrijf te plegen, die spijt kan hebben. Een rechtspersoon is een constructie, is een
, persoon die we niet als beklaagde voor de strafrechter kunnen zien. Vanaf 1999 heeft men die visie
verlaten en kon een rechtspersoon ook beklaagd worden.
• Een lasthebber ad hoc is iemand die bij de gelijktijdige vervolging van een natuurlijke persoon en een
rechtspersoon als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. Het zijn meestal advocaten die daarvoor
aangesteld worden door de rechter.
• De advocaat is een actor in het strafproces. Hij verdedigt een partij in het strafproces. Dat kan een
verdachte zijn, een burgerlijke partij zijn, een slachtoffer… Je moet als advocaat iedereen kunnen
verdedigen en bv. niet alleen slachtoffers. Je moet iedereen zonder juridische kennis die bij jou komt,
kunnen adviseren. Iedereen heeft recht op verdediging.
Als iemand gearresteerd wordt, heeft die het recht om onmiddellijk contact te hebben met een
advocaat (= bijstand van de advocaat bij het verhoor).
Als advocaat zie je sneller de lacunes in het onderzoek. Je ziet sneller van oké die getuige werd nog
niet verhoord en dat kan wel nuttig zijn… bijkomend onderzoek.
HET SLACHTOFFER
De aandacht voor het slachtoffer is gedurende de laatste 20 jaar zeer sterk toegenomen. Dat is in de eerste
plaats door de zaak Dutroux (1995-1996). In de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering staan er
een aantal rechten voor benadeelden, bv. art 3bis VTSv: slachtoffers moeten correct worden bejegend, ze
moeten op een correcte en menselijke manier worden behandeld. Dat gaat niet alle problemen oplossen.
Correcte bejegening van slachtoffers in het strafproces
Het slachtoffer speelt een belangrijke rol in het strafrecht, en het is cruciaal dat deze op een correcte en
respectvolle manier wordt behandeld. Artikel 3bis van het Voorafgaandelijke Titel Strafvordering (VTSv) en
artikel 46 van de Wet op de Politieambt (WPA) leggen vast dat slachtoffers recht hebben op bijstand,
informatie, en dat er op een correcte manier contact wordt onderhouden met andere diensten. Dit betekent
bijvoorbeeld dat een slachtoffer duidelijke uitleg moet krijgen over het verloop van de zaak en toegang moet
hebben tot steun- en hulpdiensten, zoals slachtofferhulp.
Justitieassistent slachtofferonthaal
Indien het Openbaar Ministerie besluit om de dader te vervolgen, kunnen gekende slachtoffers worden
opgeroepen door een justitieassistent voor slachtofferonthaal. De justitieassistent biedt hierbij ondersteuning
aan het slachtoffer door hen te informeren over hun rechten, de stand van zaken in de zaak, en de verdere
procedures.
Vertrouwenspersoon bij verhoor van minderjarigen
Wanneer minderjarige slachtoffers verhoord moeten worden, is het vaak verplicht dat een
vertrouwenspersoon aanwezig is. Dit helpt om de minderjarige te beschermen en zorgt ervoor dat het verhoor
op een gepaste manier verloopt, zodat het kind zich veilig en gehoord voelt.
Slachtofferhulpfonds
In sommige gevallen kan een slachtoffer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het
slachtofferhulpfonds. Dit fonds is bedoeld om slachtoffers te ondersteunen wanneer zij bijvoorbeeld door de
misdaad financiële schade hebben geleden en de dader deze schade niet kan vergoeden.
Partner in strafuitvoering
Soms wordt het slachtoffer ook betrokken in de strafuitvoering, bijvoorbeeld wanneer zij geïnformeerd worden
over verlofregelingen van de dader of hun mening kunnen geven bij beslissingen over voorwaardelijke
invrijheidstelling.
,Voorbeeld
Stel dat een slachtoffer van een overval verwondingen oploopt en de zaak wordt vervolgd. De justitieassistent
zal contact opnemen met het slachtoffer om te informeren over de stand van zaken. Als het slachtoffer
minderjarig is, zal een vertrouwenspersoon aanwezig zijn bij het verhoor. Bovendien, als de dader wordt
veroordeeld en er een strafuitvoeringsregeling komt, wordt het slachtoffer op de hoogte gebracht van
mogelijke invrijheidstelling en kan hij/zij eventueel bezwaar maken. Ook kan het slachtoffer bij financiële
schade een beroep doen op het slachtofferhulpfonds.
Dit toont aan hoe het systeem ontworpen is om slachtoffers niet alleen te ondersteunen, maar ook te
informeren en betrekken bij de strafrechtelijke procedure.
Je hebt als slachtoffer de kans om je als benadeelde persoon op te geven. Je wordt dan op de hoogte gehouden
van de evolutie van het dossier. Zo kan je eventueel een burgerlijke procedure tot schadevergoeding vorderen.
Je wordt geen partij in het strafproces, maar je kan inzage vragen en op de hoogte gebracht worden van de
seponering en de rechtsdag.
Je kan je burgerlijke partij stellen, maar dan word je een volwaardige partij in het strafproces. Je staat dan op
gelijke voet met de beklaagde die ook wordt vervolgd. Je kan vorderingen stellen, maar je mag je niet moeien
met de strafmaat. Je krijgt volwaardige rechten.
DE BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKE PARTIJ
De burgerlijke aansprakelijke is degene die burgerlijk aansprakelijk voor de schade die toegebracht is door een
andere persoon.
Bv. wegverkeer, er is file op de autosnelweg, er komt een vrachtwagen aangereden die de file te maar ziet en
kan niet meer op tijd remmen. Hij botst tegen de staart van de file. Er zijn zwaargekwetsten en overledenen. De
chauffeur is de dader en zal vervolgd worden door de politierechtbank. Op het moment van de feiten reed de
chauffeur in dienst en in opdracht van zijn werkgever. Het is de werkgever of de verzekeringsmaatschappij van
de werkgever de schade zal moeten vergoeden die de werknemer heeft aangericht. Rijverbod is voor de
beklaagde, de chauffeur, maar de schadevergoeding zal moeten betaald worden door degene die burgerlijk
aansprakelijk is door de werknemer. De burgerlijke aansprakelijke wordt in het strafproces getrokken in het
voordeel van de benadeelde.
DE TUSSENKOMENDE PARTIJ
Dit kan een vrijwillige of gedwongen tussenkomende partij zijn
= partij die oorspronkelijk geen partij is in het strafproces en er zelf voor kiest om tussen te komen of door een
partij gedwongen wordt om tussen te komen.
vb. verzekeringsmaatschappij die vrijwillig tussenkomt in de procedure. Dit gebeurt vaak bij verkeerszaken.
vb. art 5ter VTSv zegt dat wanneer een maatregel of een straf vb. een verbeurdverklaring wordt uitgesproken
tegen iemand die geen partij is, dan kan die daarin tussenkomen om de verbeurdverklaring te vermijden. Dat
kan in veel gevallen gebeuren. Bijvoorbeeld, je bent in het bezit van een camionnette en er is een vriend van
jou die het wil lenen om te verhuizen. Jij zegt dat het mag. Achteraf blijkt dat jouw vriend geen verhuis moest
doen, maar dat hij het gebruikt heeft om in het weekend heen en terug te rijden naar Nederland om een lading
drugs op te halen. Hij werd aangehouden aan de grens en men heeft dan die camionnette gecontroleerd en
heeft de drugs gevonden. De drugwet (art 6, §3) zegt dat als iemand veroordeeld wordt door handel van drugs
en invoer van drugs dat het voertuig waarmee het misdrijf gepleegd is, verbeurdverklaard kan worden ook als
dat niet van de dader afkomstig is. Als je verneemt dat dat gevraagd wordt, kan je tussenkomen in het
strafproces. Je dreigt je camionnette te verliezen. Art 5ter VTSv zegt dan van kan je tussenkomen in de
procedure om te vragen aan de voorzitter om niet in te gaan op het voorstel van de procureur omdat de
,camionnette van jou is en je die dreigt kwijt te geraken en omdat je te goeder trouw bent. Je moet te goeder
trouw zijn en je moet dat ook blijven. In die omstandigheden kunnen derden tussenkomen in het strafproces.
DE POLITIE
De politie is geen partij in het strafproces, maar speelt een essentiële rol. De concrete uitvoering van de
onderzoeksdaden gebeurt door de politie. In 1998 zijn we in België overgestapt van 3 politiediensten naar 1
politiedienst. Je had voor 1998 de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten.
Dat was een speciale politiedienst die toegevoegd was aan de parketten. Naar aanleiding van de zaak Dutroux
is een parlementaire onderzoekscommissie geweest en daaruit kwam dat er tussen de rijkswacht (groter in
aantal) en de gerechtelijke politie concurreren. Het parlement moest dan gaan nadenken tot integratie van de
politiediensten. Men moest overgaan tot het integreren van de politie. Vandaag speekt men over de lokale en
federale politie. Het zijn 2 niveaus van 1 geïntegreerde politiedienst. Voor 1998 was de gerechtelijke politie een
apart corps. Sinds 1998 bestaat dat dus niet meer. Nu hebben we lokale en federale politie. Die diensten
verrichten daden van verschillende soort: daden van bestuurlijke politie en daden van gerechtelijke politie.
• Daden van bestuurlijke politie (art 14 Wet op het Politieambt)
= daden van preventieve politiezorg en openbare handhaving
bv. als je naar de voetbal gaat is de kans groot dat je bij het binnengaat gefouilleerd gaat
worden. Ze hebben het recht om dat te doen. Dat is een daad van bestuurlijke politie, want
het is een vorm van handhaving van de openbare orde.
• Daden van gerechtelijke politie (art 15 Wet op het Politieambt)
= repressieve daden, het gaat om het opsporen en vaststellen van misdrijven en het
verzamelen van bewijzen. Er is een misdrijf gebeurd en men moet de nodige vaststellingen
doen. Het gebeurt onder het gezag van de Procureur des Konings. Bijvoorbeeld, de
bestuurlijke arrestatie mag minder lang duren dan een gerechtelijke arrestatie. De reden van
aanhouding is minder ernstig.
bv. er is een misdrijf gebeurd en de politie krijgt de opdracht om zich ter plaatse te begeven
en het nodige te doen.
Men is vertrokken in 1998 van een eenheidsstatuut met de 2 niveaus lokale politie en federale politie. De
lokale politie houdt zich bezig met de basispolitiezorg. Als er een uitbater van een schoenwinkel opbelt en zegt
dat iemand is buiten gestapt zonder te betalen, dan zal de lokale politie komen. Het is een misdrijf, diefstal van
schoenen, maar dat is niet complex. Die persoon zal opgespoord worden bv. met camera’s. Dat is
basispolitiezorg. Aan alle scholen ga je politiemensen vinden die het verkeer regelen. Dat is ook
basispolitiezorg. Wat kan gebeuren op het lokale niveau, moet ook op het lokale niveau gebeuren.
Maldegem is een ééngemeentepolitiezone. Dat hangt af van geval tot geval.
Elke lokale politiezone heeft een korpschef. Het gezag op die lokale politie ofwel bij de burgemeester in een
ééngemeentezone of als het gaat om meer gemeentezones, dan ligt het bij het politiecollege, want er zijn meer
gemeenteraden. Afgevaardigden van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten zitten in dat
politiecollege.
De federale politie is voor de gespecialiseerde en bovenlokale politiezorg. Het gaat over zaken die niet op het
lokale niveau behandeld kunnen worden. Als je vaststelt dat je in een onderzoek te maken krijgt met een
organisatie die zich strekt over meerdere provincies en zeer goed gestructureerd is, dan is dat niet meer voor
de lokale politie. Bij drugorganisaties gebruikt men de truc van de infiltratie. Het is een soort
undercovermethode. Dat mag alleen door federale politie gebeuren. Die zijn daar speciaal voor opgeleid, wat
niet zo is bij de lokale politie. De federale politie wordt geleid door een commissaris-generaal. De minister van
binnenlandse zaken oefent gezag uit als het gaat over zaken van de bestuurlijke politie en de minister van
,justitie oefent gezag uit als het gaat over zaken van de gerechtelijke politie. De federale politie is bevoegd voor
het grondgebied van België, voor de hele federatie. De afbakening tussen de opdrachten van federale en lokale
politie gebeurt door de regels van subsidiariteit (wat op het lagere niveau kan beslist worden, moet je op dat
lagere niveau doen. Pas als het niet kan ga je naar het hogere niveau) en specialiteit.
Douane is belangrijk in het kader van opsporing van criminaliteit. Ze worden geacht de invoering te controleren
bv. in de haven van Antwerpen. Men kijkt naar de afkomst. De VSA gaan ze wellicht minder controleren dan
landen waar het risico dat je verboden goederen vindt groter is. Men spoort op die manier ook misdrijven op.
Als de douane cocaïne ontdekt, wordt dat vervolgd door de nationale autoriteiten.
Sociale inspecteurs vinden hun bevoegdheid in het sociaal strafwetboek. Daar gaat het ook om misdrijven en
soms zelfs zeer ontwrichtende misdrijven. Sociale inspecteurs zijn eigenlijk een politiedienst die tot taak heeft
om inbreuken op het sociaal strafwetboek te onderzoeken en daar proces-verbaal over op te maken.
Toezicht niet kennen!
1. Interpol
Interpol (Internationale Criminal Police Organization) is een internationale organisatie die politiediensten van
verschillende landen helpt om samen te werken bij het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit. Denk
aan zaken als mensenhandel, drugs, en cybercriminaliteit. Ze hebben geen eigen politieagenten, maar ze
ondersteunen nationale politiediensten met het uitwisselen van informatie en het coördineren van acties.
2. Europol
Europol (European Union Agency for Law Enforcement Cooperation) is de Europese politiedienst die EU-landen
helpt bij de strijd tegen ernstige georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Ze werken samen met nationale
politiediensten en zorgen voor het delen van informatie, analyses en expertise.
3. OLAF
OLAF (European Anti-Fraud Office) bestrijdt fraude, corruptie en andere onregelmatigheden die schadelijk zijn
voor de financiële belangen van de Europese Unie. Ze onderzoeken bijvoorbeeld misbruik van EU-gelden of
subsidies.
4. Staatsveiligheid (Belgische Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
De Staatsveiligheid houdt zich bezig met het beschermen van de nationale veiligheid. Ze verzamelen informatie
over potentiële bedreigingen, zoals spionage, terrorisme, en extremisme. In België wordt dit geregeld door de
BIM-wet (Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van 4 februari 2010).
Met andere woorden, elk van deze diensten speelt een belangrijke rol in het waarborgen van de veiligheid en
het bestrijden van criminaliteit, maar elk heeft een specifieke focus en taakgebied.
HET OPENBAAR MINISTERIE
Het OM werd hervormd in de jaren 1997/1998, opnieuw omtrent de zaak Dutroux. Men heeft vastgesteld dat
het OM beter kon worden georganiseerd. Men heeft voornamelijk 4 zakengedaan:
• Men heeft het college van de procureurs-generaal geofficialiseerd. Er zijn 5 ressorten in België, 5
hoven van beroep, dus 5 procureurs-generaals bij de hoven van beroep. Het was meer een informele
bijeenkomst om bepaalde afspraken te maken. In 1997 heeft men daar een officieel orgaan van
gemaakt. Het werd het college van de procureurs-generaal. Ze hebben een dienst voor hen ter
beschikking. Dit is van belang, omdat het college een dubbele bevoegdheid heeft. Het is bevoegd om
, het OM te leiden door de 5 topmensen van het OM en bovendien fungeren zij als aanspreekpunt voor
de minister van justitie. Als de minister van justitie geconfronteerd wordt met een probleem bv. er
verschijnt in de pers een artikel over wantoestanden in een bepaald dossier. De minister van justitie
moet altijd een zekere terughoudendheid betonen, maar hij wordt in het parlement geïnterpelleerd
daarover en dan is hij verplicht om te antwoorden. Hij kent dat dossier niet en heeft dat ook niet. Hij
mag dat dossier ook nooit opvragen. Hij kan zich wel richten tot het college van de procureurs-
generaal en hij zal vragen van ik word over die vraag geïnterpelleerd en ik vraag u om mij daarover een
verslag te bezorgen. Hij vraagt niet het dossier! Binnen de mate van de mogelijkheden vraag ik een
verslag. Vandaag is de minister van justitie een departement te vergelijken met een schietstoel.
• Verticale en horizontale integratie. Dit is niet echt gelukt.
• Het federaal parket en de federale procureur die aan het hoofd staan van het federaal parket. Het
federaal parket is noodzakelijk geworden in het kader van de internationale samenwerking en is
noodzakelijk geworden in het kader van bepaalde onderzoeken die arondissementsoverschrijdend
zijn. Men heeft gezegd dat voor dergelijke overstijgende zaken we een federaal parket willen met een
federale procureur. Hij of zij kan de bevoegdheden uitoefenen over het hele Belgische grondgebied.
• De Hoge Raad voor de Justitie. Dat is in het leven geroepen omdat de procedure voor de benoeming
van magistraten bijzonder veel macht gaf aan de uitvoerende macht. Men wou dat de
benoemingsprocedure niet alleen een zaak laten zijn van de benoeming zelf. De Hoge Raad is paritair
samengesteld uit magistraten en niet-magistraten (worden verkozen door de magistraten zelf, hebben
ook maatschappelijke ervaring). De invloed van de uitvoerende macht is tot 0 geleid. De Hoge Raad
van Justitie is belast met het voordragen van de kandidaten. In tegenstelling tot vroeger is de minister
verplicht om die te aanvaarden. De Hoge raad voor de Justitie beslist, de koning tekent, de minister
tekent en ze worden benoemd. De Hoge Raad verleent ook adviezen over disfuncties binnen justitie.
Het OM is verantwoordelijk voor veel zaken:
• Leiding van het onderzoek
Er zijn opsporingsonderzoeken die door het OM geleid worden.
• De uitoefening van de strafvordering
De procureur beslist of iemand vervolgd wordt of niet. Als je ziet dat iemand bijvoorbeeld 4 keer op
een jaar een misstap heeft gepleegd, dan is de kans groot dat je voor de rechter komt. In veel vallen
zal de procureur gewoon seponeren. Indien het zware feiten zijn zal de procureur vaak vervolgen. Het
parket zegt dan van dit gaan we voor de rechter brengen.
De procureur kan ook een minnelijke schikking bevelen. Men zorgt dan wel dat het vervolgd wordt, maar men
gaat niet naar de rechter.
De procureur gaat ook zorgen voor de bewijsvoering voor de strafgerechten. De procureur moet zijn dossier
bepleiten, net zoals een advocaat. Ter zitting moet de procureur ook de feiten bewijzen, eventueel met
aanvullend onderzoek of met getuigen. De rechter zal zeggen van procureur jij krijgt het woord, bewijs nu eens
dat die persoon schuldig is. Zijn er niet voldoende bewijzen, dan gaat de procureur seponeren. Dit is dikwijls
het probleem bij zedenmisdrijven. Twijfel moet in het voordeel van de beklaagde worden uitgelegd!
De procureur wordt ook belast met de uitvoering van de straffen. Het is de procureur die moet beslissen
wanneer en in welke gevangenis de vrijheidsstraf wordt uitgevoerd. Het is de procureur die beslist als iemand
een enkelband moet krijgen of niet.
TITEL 3: ALGEMENE BEGINSELEN
Er is in onze maatschappij bijzonder veel strafbaar. Er zijn op papier veel misdrijven. Dit komt niet omdat we in
een repressieve maatschappij leven (= maatschappij die de vrijheid onderdrukt), maar vooral omdat we leven
in een complexe maatschappij waar omwille van de maatschappelijke noodzaak bepaalde dingen strafbaar
gesteld worden. We hebben bv. een sociale zekerheid die we in stand kunnen houden als we lang genoeg
werken.
Als je een werkloosheidsuitkering ontvangt is het verboden van in het zwart bij te werken. Dan belazer je het
systeem en je medeburgers. Komt dat uit, dan riskeer je vervolgd te worden.
Een sociale welvaartsstaat kan je maar in stand houden door de mensen die de regels niet respecteren te gaan
vervolgen. Ons systeem heeft niet voldoende middelen om alle misdrijven te vervolgen. Het strafrechtelijk
beleid bestaat om prioriteiten te stellen. Welke misdrijven gaan we zeker vervolgen? Momenteel zijn dat
zedendelicten, terroristische misdrijven en nog een aantal andere. Van andere misdrijven gaan ze dan zeggen
van oké het is een misdrijf, maar we gaan het niet vervolgen, want er zijn andere zaken die prioriteit krijgen.
We gaan het administratief gaan afhandelen bijvoorbeeld.
DEFINITIE
BEGRIP
Het strafprocesrecht is een geheel van rechtsregels betreffende de opsporing de vervolging en de berechting
van personen die verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd. De vergelijking met het materieel
strafrecht is van groot belang.
HET ONDERSCHEID TUSSEN HET MATERIEEL EN FORMEEL STRAFRECHT
Materieel en formeel strafrecht hebben elkaar nodig, maar zijn totaal verschillend:
Het materieel strafrecht is eigenlijk een code die zegt hoe je je moet gedragen. Het strafwetboek zegt wanneer
je gesanctioneerd kan worden en welke de straf is die daarop staat. Het is gericht op iedereen.
Het formeel strafrecht richt zich tot de overheid. Dit omdat het strafprocesrecht de verhouding regelt tussen
de overheid en de burger. We zijn allemaal burgers met bepaalde rechten, maar hebben geen onbeperkte
rechten. Het sociaal contract is een verbintenis tussen de overheid en de burgers. De burger leeft de wet na en
de overheid gaat de burger beschermen. Het formeel strafrecht zegt dus wat de overheid zich mag permitteren
ten aanzien van de burger (vb. onder welke voorwaarden je een huiszoeking mag doen…). De regels richten
zich in de eerste plaats tot de politie die op het terrein aanwezig is en tot bepaalde regels gebonden is. Ze
richten zich ook tot de staande magistratuur en de rechter, waaronder de onderzoeksrechter.
INHOUD VAN DEZE REGELS
Bij het materieel strafrecht zijn het regels met een vanzelfsprekende inhoud, iedereen is het daar min of meer
over eens. Dat diefstal strafbaar moet zijn, zedenfeiten strafbaar moeten zijn… daarover is iedereen het
nagenoeg eens.
Bij het formeel strafrecht is dat niet zo. De verjaring van de strafvordering betekent dat de mogelijkheid om
iemand te vervolgen voor een misdrijf na een bepaalde tijd komt te vervallen. Er zijn mensen die zich afvragen
of dit eigenlijk moet. Velen vinden dit niet zo vanzelfsprekend.
,SANCTIONERING VAN SCHENDING VAN DEZE REGELS
In het materieel strafrecht bepaalt de wet de straf. Het feit wordt omschreven en de straf die erop staat wordt
ook beschreven. Als het gaat om sanctionering van procedureregels dan moet het bewijs soms uitgesloten
worden, maar soms wordt het toch gebruikt in de procedure. De rechter heeft daarbinnen een grote
beslissingsmacht. Bij het materieel strafrecht betekent een schending meestal dat de dader wordt bestraft,
bijvoorbeeld met een boete, taakstraf of gevangenisstraf. In het formeel strafrecht leidt een overtreding echter
niet altijd tot een vaste sanctie. Soms kan de strafvordering komen te vervallen, kan bewijs worden uitgesloten,
of kan er sprake zijn van strafvermindering. Dit hangt af van de specifieke omstandigheden van de zaak en de
ernst van de schending.
DOELSTELLINGEN VAN HET STRAFPROCES
Het strafproces heeft 2 doelstellingen:
• De waarheid achterhalen, wat is er gebeurd. Als je met een cliënt spreekt, moet je eerst weten wat er
gebeurd is. Je begint niet meteen over juridische begrippen en procedures. Het is pas sinds je de feiten
kent dat het juridische start. Is het een misdrijf, dan moet je je afvragen over welk misdrijf het gaat.
Het strafprocesrecht is er om de waarheid te achterhalen. Men spreekt soms over de juridische
waarheid en de waarheid. Bij bepaalde zaken zullen we de volledige waarheid niet altijd kennen.
Bescherming van individuele grondrechten. In de middeleeuwen dacht men de waarheid te
achterhalen. Als iemand niet meteen zei wat de waarheid was, dan gingen ze hem slaan of folteren.
Meestal zei men dan ook wel iets, maar heb je de formele waarheid en misschien niet de echte
waarheid. Als je iemand martelt zegt die persoon uiteindelijk wat je wil horen zodat de martelingen
zouden stoppen.
• Onderlinge afweging is de kern van het strafproces. Historisch gezien heeft de waarheidsvinding altijd
centraal gestaan. Het is pas in de 20e eeuw dat men aan individuele grondrechten een belang heeft
gehecht, voornamelijk sinds de 2e helft van de 20e eeuw. Men deed dit na WOII omdat er dan een
algemeen besef kwam dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Dat was na WOI ook al zo, maar door
het ongelukkig afhandelen van die oorlog is WOII uitgebroken. Duitsland werd vernederd na WOI en
dan zie je dat ze 20 jaar nadien opnieuw oorlog voeren. WOII komt er en historisch zie je dat er veel
initiatieven komen om te zorgen dat zoiets nooit meer kan gebeuren, zoals de oprichting van de VN en
het EVRM. Na WOII zijn er veel instellingen opgericht omdat ze niet meer willen dat er nog zoiets
gebeurt zoals in 40-45.
CONCRETE AFWEGING IN DE RECHTSPRAAK: SLINGERBEWEGING
Na WOII kwam de nadruk te liggen op individuele rechten en mensenrechten. De nadruk kwam ook te liggen
op rechtshandhaving. Je hebt de afrekeningen in het criminele milieu (Brussel en Antwerpen) en daardoor
ontstaat er een repressief klimaat met de nadruk op rechtshandhaving. De overheid moet/mag bepaalde
dingen over je weten maar mag niet alles over je weten.
ACCUSATOIRE EN INQUISITOIRE RECHTSPLEGING
ACCUSATOIR
In de VSA hanteert men een accusatoir systeem. Het betekent dat je 2 partijen hebt die met elkaar strijden
(beklaagde en openbare aanklager). De rechter komt weinig tussen inhoudelijk, hij is meer arbiter.
,INQUISITOIR
Bij ons heb je een systeem met een verticale rechtsstructuur, het is de rechter die het proces leidt. De rechter
heeft een actieve rol.
In de VSA kent men het kruisverhoor. Advocaten laten de persoonlijkheid van de getuige die gaat komen al
analyseren. Ze kunnen die dan ondervragen en mogelijks ook zelfs in de val lokken. Bij ons (West-Europa)
hebben we een inquisitoir en geheim vooronderzoek. Eens iemand voor de rechter komt is het een publieke
procedure. Het vooronderzoek verloopt achter gesloten deuren. Toch lekt er veel. Je kan in België niets
vertrouwen. Advocaten mogen mededelingen doen aan de pers zonder details, beperkt en zonder een debat in
de pers te organiseren. Je moet als advocaat weten wat je aan de pers mag zeggen, mag geven (NIETS). Het is
altijd zo dat het vonnis, de uitspraak, openbaar moet zijn. De debatten kunnen zich dan wel nog achter gesloten
deuren bevinden, maar is geen verplichting, de rechter is niet verplicht om daarop in te gaan.
VERLOOP VAN HET STRAFPROCES
DOEL VAN HET VOORONDERZOEK: EVENTUEEL BESTAAN VAN VOLDOENDE BEZWAREN
Een strafzaak begint met een afhankelijk proces-verbaal. Dat kan een persoon zijn die bij de politie binnenstapt
en zegt van ja mijn buurman is een rare mens, er rijden altijd auto’s af en aan en hij heeft achter zijn huis een
serre en dat ligt brandt daar dag en nacht. Het is er zeer warm. De politie gaat in eerste plaats denken aan
cannabis. Een strafproces komt zo op gang. Een vooronderzoek is nodig omdat als er iemand bij jou komt met
een verhaal over zijn buurman, dan gaat dat naar het parket. Als je parketmagistraat bent, dan mag je er niet
zomaar van uitgaan dat dat waar is. Je kan die buurman niet meteen dagvaarden. Je mag dat maar doen als je
een dossier hebt waar bezwaren zijn. Er moeten elementen instaan die wijzen op een gepleegd misdrijf door
die buurman.
TWEE TYPES: HET OPSPORINGSONDERZOEK EN HET GERECHTELIJK ONDERZOEK
Het vooronderzoek kan gebeuren door de procureur zelf zonder dat er een onderzoeksrechter wordt
betrokken (>95% van de strafzaken). Dit heet het opsporingsonderzoek. Het is het parket dat een onderzoek
doet. Dat cijfer is zo hoog omdat het gaat over misdrijven waar geen indringende onderzoeksmaatregelen
noodzakelijk zijn. Daarvoor heb je een onderzoeksrechter nodig. Die procureur gaat eerst inlichtingen laten
inwinnen. Hij gaat misschien een andere buur eens verhoren en eens informeren. Hij kan ook het strafregister
raadplegen om te kijken als die vroeger al eens veroordeeld is voor bepaalde misdrijven. Lijkt het erop als er
een misdrijf is, dan zullen ze eens naar die buurman gaan. Het kan dat de procureur dat zegt dat ze zijn serre
eens willen zien en eens gaan kijken. Geeft de buurman toestemming daarvoor, dan heb je geen
huiszoekingsbevel nodig. Gaat hij niet akkoord, dan wel. Het kan eindigen met een huiszoeking, maar het kan
ook zijn dat ze de buurman ondervragen en dat hij een uitleg geeft die totaal niet geloofwaardig is en ze die
gaan vervolgen.
Het gerechtelijk onderzoek is hetzelfde, maar gebeurt door de onderzoeksrechter. Het gaat over 4 à 5% van de
zaken. Je hebt een onderzoeksrechter nodig als je indringende maatregelen wil nemen. Je kan iemand niet
aanhouden als procureur. Je kan iemand aanhouden voor 48u maar nadien is het gedaan. Je moet een bevel
hebben van de onderzoeksrechter om een huiszoeking te doen, om een telefoontap te doen… Levensdelicten
behoren tot hetgeen de onderzoeksrechter doet.
Het verschil tussen de 2 onderzoeken is puur de procedure. Bij een opsporingsonderzoek beslist de procureur
zelf wat ermee gebeurt (vb. buurman die met een verhaal bij de politie komt. Men verzamelt inlichtingen, gaat
bij die man en vragen om zijn serre te bezoeken. Hij zegt dat hij een kuikenkwekerij heeft. De procureur gaat
het dan seponeren). Als er een gerechtelijk onderzoek is, dan is het een andere rechter die gaat beslissen wat
er met de zaak gebeurt. Het doel is hetzelfde: nagaan of er voldoende elementen zijn om met een zaak naar de
,rechter te stappen. Je kan niet naar een rechter stappen met vermoedens en geen bewijzen. Dat is niet genoeg
om iemand schuldig te verklaren.
KENMERKEN VAN HET VOORONDERZOEK
Het vooronderzoek is geheim, niet-tegensprekelijk en schriftelijk (art 28quinquies Sv & art 57 Sv). Het is
geheim ten aanzien van de partijen en ten aanzien van derden. In principe hebben de partijen dus geen inzage
in het dossier. De beklaagde en het slachtoffer hebben geen inzage. Er zijn mogelijkheden om dat te krijgen,
maar in principe is dat niet zo. Derden krijgen zeker geen inzage.
Vanaf 1998 heeft eenieder die ondervraagt wordt recht op een kopie van zijn ondervraging. De procureur kan
dat recht wel uitstellen en kan bijvoorbeeld beslissen dat je het maar 3 maanden later mag ontvangen.
Wanneer hij aan de politie de opdracht gegeven heeft om een 10-tal personen te ondervragen, dan duurt dat
even. Als je iemand ondervraagt, dan lijkt het logisch dat die persoon het gaat doorvertellen aan de anderen
die nog ondervraagd moeten worden. Niet iedereen is slim en criminelen maken ook fouten (gsm niet afleggen
en getraceerd worden). Men kan de kopie van de ondervraging niet weigeren maar wel uitstellen. Je kan als
partij ook inzage vragen in het dossier. In feite is het een recht om inzage te vragen, maar als dusdanig heb je
geen recht op inzage. In het gerechtelijk onderzoek kan je dat vragen aan de onderzoeksrechter. Weigert men
dat, dan kan je daartegen in beroep gaan bij de kamer van inbeschuldigingstelling. Als je inzage krijgt betekent
dat automatisch een recht op kopij name, zelfs met eigen middelen (bv. met je gsm).
De parketwoordvoerder mag persmededelingen doen. Je wordt er meestal niet veel wijzer van, maar dat is ook
de bedoeling. Je weet op dat moment als parketmagistraat nog niet hoe het onderzoek verder zal verlopen. Je
mag als procureur niet beginnen met super veel info te geven aan de pers. Ook de advocaat moet zijn
deontologie respecteren.
SANCTIONERING
Als het geheim van het onderzoek wordt geschonden zijn er gevolgen. Die zijn moeilijk in kaart te brengen,
want het gebeurt soms dat in de pers bepaalde zaken verschijnen waarvan je weet dat ze uit het strafdossier
komen. Dat mag niet, maar je kan dit eigenlijk ook niet sanctioneren. Dit kan niet omdat journalisten een
bronnengeheim hebben. Wanneer ze bepaalde zaken publiceren en worden ondervraagd daarover, dan gaan
ze zeggen ‘een bron’ ik kan die niet geven en ik hoef dat niet te zeggen (wet 7 april 2005). Er zijn soms
advocaten die wegens hun cliënt klacht indienen wegens schending van het geheim van het vooronderzoek.
Deze klachten draaien meestal op niets uit (bronnengeheim journalisten). Voor de vonnisrechter kan je er ook
weinig mee doen. Er is geen wettelijke sanctie. Het kan dat je iemand kan identificeren die misbruik gemaakt
heeft van zijn inzagerecht, maar dit gebeurt zelden. Als rechter moet je onbevangen over het dossier kunnen
oordelen, ongeacht wat ze over die persoon hebben geschreven. Je oordeelt op basis van het dossier en van
wat je ziet en hoort op de zitting. Wat je leest is belangrijk, maar je moet ook met de persoon zelf rekening
houden.
Het niet-tegensprekelijk karakter. In een opsporingsonderzoek is er weinig mogelijkheid voor de verdachte om
actief deel te nemen of in te grijpen (geen participatierecht), behalve in enkele uitzonderlijke gevallen. Bij een
gerechtelijk onderzoek is er meer ruimte voor participatie van de verdachte of zijn advocaat, bijvoorbeeld door
het vragen van bijkomende onderzoeksdaden of het aanvragen van een tegenexpertise, zoals een tweede DNA-
test. Hierdoor heeft de verdachte meer mogelijkheden om zich te verdedigen of om het onderzoek te
beïnvloeden. Het kan zijn in een gerechtelijk onderzoek dat je inzage vraagt in het dossier, je dat krijgt en je ziet
dat men een hele reeks getuigen ondervraagt heeft. Er zijn er 2 die niet ondervraagt werden en die wel
interessant zijn om te ondervragen. Dan kan je een verzoekschrift richten tot de onderzoeksrechter waarin je
vraagt om een bevel te geven aan de politie om die 2 personen ook nog te ondervragen. Bij het recht op
tegenexpertise (DNA) zegt de wet dat als iemand bv. wordt verdacht en men op de plaats van het misdrijf
sporen van die persoon gevonden hebben, men op basis daarvan een DNA-profiel kan opmaken. Men vraagt
,dan aan de inverdenkinggestelde om een DNA-onderzoek af te nemen. Aan de hand daarvan bepalen ze een
DNA-profiel en dan kan het een match zijn of geen match. Geeft het een match, dan bewijst dat met 99,9% dat
het die persoon moet zijn geweest. Op zen minst heeft je cliënt er materieel gezien dan iets mee te maken. Op
dat moment kan je een tegenexpertise vragen. Je kan nooit uitsluiten dat er ergens een fout is gebeurd.
In het vooronderzoek vraagt men zich soms af waarom men zoveel papier nodig heeft. Het vooronderzoek is
geheim en maar enkelen hebben daar toegang toe. De rechter die moet oordelen over schud of onschuld is
daar niet bij, maar moet het wel controleren op de wettigheid. Om te controleren of alles goed is uitgevoerd in
het vooronderzoek, moet alles op papier worden uitgewerkt. De rechter moet weten hoe het onderzoek is
gevoerd en daarom moet er een schriftelijk spoor van zijn.
DE ACTOREN IN HET STRAFPROCES
DE VERDACHTE
Een strafproces is meestal ingewikkelder dan een burgerlijk proces. In een strafproces heb je de puur
strafrechtelijke beoordeling en meestal daarbij heb je de belangen van het slachtoffer en dat is meestal een
burgerlijke vordering. Dit verklaart dat je een heel aantal partijen hebt in een strafproces:
• Verdachte
= de centrale figuur in het strafproces
= algemene benaming
Men is verdacht vanaf het ogenblik dat de overheid denkt of vermoedt dat je mogelijks een strafbaar
feit hebt gepleegd. Er zijn geen bewijzen, maar het zou bv. wel kunnen op basis van wat men
gevonden heeft bij een huiszoeking…
Is die persoon schuldig aan wat hem wordt verweten?
NEEN: men komt niet meer toe aan slachtoffer en schadevergoeding, stop strafproces
• Inverdenkinggestelde (bij gerechtelijk onderzoek)
= iemand die officieel in verdenking is gesteld door de onderzoeksrechter, d.w.z. dat de
onderzoeksrechter zodanig veel aanwijzingen heeft tegen die persoon dat die die persoon in
verdenking kan stellen.
Art 61bis Sv: een inverdenkinggestelde krijgt door die in verdenking stelling bepaalde rechten, bv.
recht op inzage in het dossier…
• Inbeschuldigingstelling
kamer van inbeschuldigingstelling = instelling die tot taak had om mensen naar het HvA te
verwijzen
= iemand wordt in verdenking gesteld voor een misdrijf dat enkel voor het HvA kan komen.
• Beklaagde
= iemand die voor de politierechtbank, correctionele rechtbank… verschijnt en officieel voor de
rechter wordt gebracht.
• Beschuldigde
= iemand die voor het HvA moet verschijnen
• Veroordeelde
• Rechtspersonen kunnen ook beklaagden zijn sinds 1999. Tot 1999 nam men aan in de klassieke visie
op het strafrecht dat een rechtspersoon niet strafrechtelijk verantwoordelijk kon zijn, omdat dat geen
levende persoon is. een beklaagde moest iemand zijn van vlees en bloed, iemand die een bepaalde wil
heeft om een misdrijf te plegen, die spijt kan hebben. Een rechtspersoon is een constructie, is een
, persoon die we niet als beklaagde voor de strafrechter kunnen zien. Vanaf 1999 heeft men die visie
verlaten en kon een rechtspersoon ook beklaagd worden.
• Een lasthebber ad hoc is iemand die bij de gelijktijdige vervolging van een natuurlijke persoon en een
rechtspersoon als vertegenwoordiger van die rechtspersoon. Het zijn meestal advocaten die daarvoor
aangesteld worden door de rechter.
• De advocaat is een actor in het strafproces. Hij verdedigt een partij in het strafproces. Dat kan een
verdachte zijn, een burgerlijke partij zijn, een slachtoffer… Je moet als advocaat iedereen kunnen
verdedigen en bv. niet alleen slachtoffers. Je moet iedereen zonder juridische kennis die bij jou komt,
kunnen adviseren. Iedereen heeft recht op verdediging.
Als iemand gearresteerd wordt, heeft die het recht om onmiddellijk contact te hebben met een
advocaat (= bijstand van de advocaat bij het verhoor).
Als advocaat zie je sneller de lacunes in het onderzoek. Je ziet sneller van oké die getuige werd nog
niet verhoord en dat kan wel nuttig zijn… bijkomend onderzoek.
HET SLACHTOFFER
De aandacht voor het slachtoffer is gedurende de laatste 20 jaar zeer sterk toegenomen. Dat is in de eerste
plaats door de zaak Dutroux (1995-1996). In de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering staan er
een aantal rechten voor benadeelden, bv. art 3bis VTSv: slachtoffers moeten correct worden bejegend, ze
moeten op een correcte en menselijke manier worden behandeld. Dat gaat niet alle problemen oplossen.
Correcte bejegening van slachtoffers in het strafproces
Het slachtoffer speelt een belangrijke rol in het strafrecht, en het is cruciaal dat deze op een correcte en
respectvolle manier wordt behandeld. Artikel 3bis van het Voorafgaandelijke Titel Strafvordering (VTSv) en
artikel 46 van de Wet op de Politieambt (WPA) leggen vast dat slachtoffers recht hebben op bijstand,
informatie, en dat er op een correcte manier contact wordt onderhouden met andere diensten. Dit betekent
bijvoorbeeld dat een slachtoffer duidelijke uitleg moet krijgen over het verloop van de zaak en toegang moet
hebben tot steun- en hulpdiensten, zoals slachtofferhulp.
Justitieassistent slachtofferonthaal
Indien het Openbaar Ministerie besluit om de dader te vervolgen, kunnen gekende slachtoffers worden
opgeroepen door een justitieassistent voor slachtofferonthaal. De justitieassistent biedt hierbij ondersteuning
aan het slachtoffer door hen te informeren over hun rechten, de stand van zaken in de zaak, en de verdere
procedures.
Vertrouwenspersoon bij verhoor van minderjarigen
Wanneer minderjarige slachtoffers verhoord moeten worden, is het vaak verplicht dat een
vertrouwenspersoon aanwezig is. Dit helpt om de minderjarige te beschermen en zorgt ervoor dat het verhoor
op een gepaste manier verloopt, zodat het kind zich veilig en gehoord voelt.
Slachtofferhulpfonds
In sommige gevallen kan een slachtoffer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het
slachtofferhulpfonds. Dit fonds is bedoeld om slachtoffers te ondersteunen wanneer zij bijvoorbeeld door de
misdaad financiële schade hebben geleden en de dader deze schade niet kan vergoeden.
Partner in strafuitvoering
Soms wordt het slachtoffer ook betrokken in de strafuitvoering, bijvoorbeeld wanneer zij geïnformeerd worden
over verlofregelingen van de dader of hun mening kunnen geven bij beslissingen over voorwaardelijke
invrijheidstelling.
,Voorbeeld
Stel dat een slachtoffer van een overval verwondingen oploopt en de zaak wordt vervolgd. De justitieassistent
zal contact opnemen met het slachtoffer om te informeren over de stand van zaken. Als het slachtoffer
minderjarig is, zal een vertrouwenspersoon aanwezig zijn bij het verhoor. Bovendien, als de dader wordt
veroordeeld en er een strafuitvoeringsregeling komt, wordt het slachtoffer op de hoogte gebracht van
mogelijke invrijheidstelling en kan hij/zij eventueel bezwaar maken. Ook kan het slachtoffer bij financiële
schade een beroep doen op het slachtofferhulpfonds.
Dit toont aan hoe het systeem ontworpen is om slachtoffers niet alleen te ondersteunen, maar ook te
informeren en betrekken bij de strafrechtelijke procedure.
Je hebt als slachtoffer de kans om je als benadeelde persoon op te geven. Je wordt dan op de hoogte gehouden
van de evolutie van het dossier. Zo kan je eventueel een burgerlijke procedure tot schadevergoeding vorderen.
Je wordt geen partij in het strafproces, maar je kan inzage vragen en op de hoogte gebracht worden van de
seponering en de rechtsdag.
Je kan je burgerlijke partij stellen, maar dan word je een volwaardige partij in het strafproces. Je staat dan op
gelijke voet met de beklaagde die ook wordt vervolgd. Je kan vorderingen stellen, maar je mag je niet moeien
met de strafmaat. Je krijgt volwaardige rechten.
DE BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKE PARTIJ
De burgerlijke aansprakelijke is degene die burgerlijk aansprakelijk voor de schade die toegebracht is door een
andere persoon.
Bv. wegverkeer, er is file op de autosnelweg, er komt een vrachtwagen aangereden die de file te maar ziet en
kan niet meer op tijd remmen. Hij botst tegen de staart van de file. Er zijn zwaargekwetsten en overledenen. De
chauffeur is de dader en zal vervolgd worden door de politierechtbank. Op het moment van de feiten reed de
chauffeur in dienst en in opdracht van zijn werkgever. Het is de werkgever of de verzekeringsmaatschappij van
de werkgever de schade zal moeten vergoeden die de werknemer heeft aangericht. Rijverbod is voor de
beklaagde, de chauffeur, maar de schadevergoeding zal moeten betaald worden door degene die burgerlijk
aansprakelijk is door de werknemer. De burgerlijke aansprakelijke wordt in het strafproces getrokken in het
voordeel van de benadeelde.
DE TUSSENKOMENDE PARTIJ
Dit kan een vrijwillige of gedwongen tussenkomende partij zijn
= partij die oorspronkelijk geen partij is in het strafproces en er zelf voor kiest om tussen te komen of door een
partij gedwongen wordt om tussen te komen.
vb. verzekeringsmaatschappij die vrijwillig tussenkomt in de procedure. Dit gebeurt vaak bij verkeerszaken.
vb. art 5ter VTSv zegt dat wanneer een maatregel of een straf vb. een verbeurdverklaring wordt uitgesproken
tegen iemand die geen partij is, dan kan die daarin tussenkomen om de verbeurdverklaring te vermijden. Dat
kan in veel gevallen gebeuren. Bijvoorbeeld, je bent in het bezit van een camionnette en er is een vriend van
jou die het wil lenen om te verhuizen. Jij zegt dat het mag. Achteraf blijkt dat jouw vriend geen verhuis moest
doen, maar dat hij het gebruikt heeft om in het weekend heen en terug te rijden naar Nederland om een lading
drugs op te halen. Hij werd aangehouden aan de grens en men heeft dan die camionnette gecontroleerd en
heeft de drugs gevonden. De drugwet (art 6, §3) zegt dat als iemand veroordeeld wordt door handel van drugs
en invoer van drugs dat het voertuig waarmee het misdrijf gepleegd is, verbeurdverklaard kan worden ook als
dat niet van de dader afkomstig is. Als je verneemt dat dat gevraagd wordt, kan je tussenkomen in het
strafproces. Je dreigt je camionnette te verliezen. Art 5ter VTSv zegt dan van kan je tussenkomen in de
procedure om te vragen aan de voorzitter om niet in te gaan op het voorstel van de procureur omdat de
,camionnette van jou is en je die dreigt kwijt te geraken en omdat je te goeder trouw bent. Je moet te goeder
trouw zijn en je moet dat ook blijven. In die omstandigheden kunnen derden tussenkomen in het strafproces.
DE POLITIE
De politie is geen partij in het strafproces, maar speelt een essentiële rol. De concrete uitvoering van de
onderzoeksdaden gebeurt door de politie. In 1998 zijn we in België overgestapt van 3 politiediensten naar 1
politiedienst. Je had voor 1998 de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie bij de parketten.
Dat was een speciale politiedienst die toegevoegd was aan de parketten. Naar aanleiding van de zaak Dutroux
is een parlementaire onderzoekscommissie geweest en daaruit kwam dat er tussen de rijkswacht (groter in
aantal) en de gerechtelijke politie concurreren. Het parlement moest dan gaan nadenken tot integratie van de
politiediensten. Men moest overgaan tot het integreren van de politie. Vandaag speekt men over de lokale en
federale politie. Het zijn 2 niveaus van 1 geïntegreerde politiedienst. Voor 1998 was de gerechtelijke politie een
apart corps. Sinds 1998 bestaat dat dus niet meer. Nu hebben we lokale en federale politie. Die diensten
verrichten daden van verschillende soort: daden van bestuurlijke politie en daden van gerechtelijke politie.
• Daden van bestuurlijke politie (art 14 Wet op het Politieambt)
= daden van preventieve politiezorg en openbare handhaving
bv. als je naar de voetbal gaat is de kans groot dat je bij het binnengaat gefouilleerd gaat
worden. Ze hebben het recht om dat te doen. Dat is een daad van bestuurlijke politie, want
het is een vorm van handhaving van de openbare orde.
• Daden van gerechtelijke politie (art 15 Wet op het Politieambt)
= repressieve daden, het gaat om het opsporen en vaststellen van misdrijven en het
verzamelen van bewijzen. Er is een misdrijf gebeurd en men moet de nodige vaststellingen
doen. Het gebeurt onder het gezag van de Procureur des Konings. Bijvoorbeeld, de
bestuurlijke arrestatie mag minder lang duren dan een gerechtelijke arrestatie. De reden van
aanhouding is minder ernstig.
bv. er is een misdrijf gebeurd en de politie krijgt de opdracht om zich ter plaatse te begeven
en het nodige te doen.
Men is vertrokken in 1998 van een eenheidsstatuut met de 2 niveaus lokale politie en federale politie. De
lokale politie houdt zich bezig met de basispolitiezorg. Als er een uitbater van een schoenwinkel opbelt en zegt
dat iemand is buiten gestapt zonder te betalen, dan zal de lokale politie komen. Het is een misdrijf, diefstal van
schoenen, maar dat is niet complex. Die persoon zal opgespoord worden bv. met camera’s. Dat is
basispolitiezorg. Aan alle scholen ga je politiemensen vinden die het verkeer regelen. Dat is ook
basispolitiezorg. Wat kan gebeuren op het lokale niveau, moet ook op het lokale niveau gebeuren.
Maldegem is een ééngemeentepolitiezone. Dat hangt af van geval tot geval.
Elke lokale politiezone heeft een korpschef. Het gezag op die lokale politie ofwel bij de burgemeester in een
ééngemeentezone of als het gaat om meer gemeentezones, dan ligt het bij het politiecollege, want er zijn meer
gemeenteraden. Afgevaardigden van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten zitten in dat
politiecollege.
De federale politie is voor de gespecialiseerde en bovenlokale politiezorg. Het gaat over zaken die niet op het
lokale niveau behandeld kunnen worden. Als je vaststelt dat je in een onderzoek te maken krijgt met een
organisatie die zich strekt over meerdere provincies en zeer goed gestructureerd is, dan is dat niet meer voor
de lokale politie. Bij drugorganisaties gebruikt men de truc van de infiltratie. Het is een soort
undercovermethode. Dat mag alleen door federale politie gebeuren. Die zijn daar speciaal voor opgeleid, wat
niet zo is bij de lokale politie. De federale politie wordt geleid door een commissaris-generaal. De minister van
binnenlandse zaken oefent gezag uit als het gaat over zaken van de bestuurlijke politie en de minister van
,justitie oefent gezag uit als het gaat over zaken van de gerechtelijke politie. De federale politie is bevoegd voor
het grondgebied van België, voor de hele federatie. De afbakening tussen de opdrachten van federale en lokale
politie gebeurt door de regels van subsidiariteit (wat op het lagere niveau kan beslist worden, moet je op dat
lagere niveau doen. Pas als het niet kan ga je naar het hogere niveau) en specialiteit.
Douane is belangrijk in het kader van opsporing van criminaliteit. Ze worden geacht de invoering te controleren
bv. in de haven van Antwerpen. Men kijkt naar de afkomst. De VSA gaan ze wellicht minder controleren dan
landen waar het risico dat je verboden goederen vindt groter is. Men spoort op die manier ook misdrijven op.
Als de douane cocaïne ontdekt, wordt dat vervolgd door de nationale autoriteiten.
Sociale inspecteurs vinden hun bevoegdheid in het sociaal strafwetboek. Daar gaat het ook om misdrijven en
soms zelfs zeer ontwrichtende misdrijven. Sociale inspecteurs zijn eigenlijk een politiedienst die tot taak heeft
om inbreuken op het sociaal strafwetboek te onderzoeken en daar proces-verbaal over op te maken.
Toezicht niet kennen!
1. Interpol
Interpol (Internationale Criminal Police Organization) is een internationale organisatie die politiediensten van
verschillende landen helpt om samen te werken bij het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit. Denk
aan zaken als mensenhandel, drugs, en cybercriminaliteit. Ze hebben geen eigen politieagenten, maar ze
ondersteunen nationale politiediensten met het uitwisselen van informatie en het coördineren van acties.
2. Europol
Europol (European Union Agency for Law Enforcement Cooperation) is de Europese politiedienst die EU-landen
helpt bij de strijd tegen ernstige georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Ze werken samen met nationale
politiediensten en zorgen voor het delen van informatie, analyses en expertise.
3. OLAF
OLAF (European Anti-Fraud Office) bestrijdt fraude, corruptie en andere onregelmatigheden die schadelijk zijn
voor de financiële belangen van de Europese Unie. Ze onderzoeken bijvoorbeeld misbruik van EU-gelden of
subsidies.
4. Staatsveiligheid (Belgische Inlichtingen- en Veiligheidsdienst)
De Staatsveiligheid houdt zich bezig met het beschermen van de nationale veiligheid. Ze verzamelen informatie
over potentiële bedreigingen, zoals spionage, terrorisme, en extremisme. In België wordt dit geregeld door de
BIM-wet (Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van 4 februari 2010).
Met andere woorden, elk van deze diensten speelt een belangrijke rol in het waarborgen van de veiligheid en
het bestrijden van criminaliteit, maar elk heeft een specifieke focus en taakgebied.
HET OPENBAAR MINISTERIE
Het OM werd hervormd in de jaren 1997/1998, opnieuw omtrent de zaak Dutroux. Men heeft vastgesteld dat
het OM beter kon worden georganiseerd. Men heeft voornamelijk 4 zakengedaan:
• Men heeft het college van de procureurs-generaal geofficialiseerd. Er zijn 5 ressorten in België, 5
hoven van beroep, dus 5 procureurs-generaals bij de hoven van beroep. Het was meer een informele
bijeenkomst om bepaalde afspraken te maken. In 1997 heeft men daar een officieel orgaan van
gemaakt. Het werd het college van de procureurs-generaal. Ze hebben een dienst voor hen ter
beschikking. Dit is van belang, omdat het college een dubbele bevoegdheid heeft. Het is bevoegd om
, het OM te leiden door de 5 topmensen van het OM en bovendien fungeren zij als aanspreekpunt voor
de minister van justitie. Als de minister van justitie geconfronteerd wordt met een probleem bv. er
verschijnt in de pers een artikel over wantoestanden in een bepaald dossier. De minister van justitie
moet altijd een zekere terughoudendheid betonen, maar hij wordt in het parlement geïnterpelleerd
daarover en dan is hij verplicht om te antwoorden. Hij kent dat dossier niet en heeft dat ook niet. Hij
mag dat dossier ook nooit opvragen. Hij kan zich wel richten tot het college van de procureurs-
generaal en hij zal vragen van ik word over die vraag geïnterpelleerd en ik vraag u om mij daarover een
verslag te bezorgen. Hij vraagt niet het dossier! Binnen de mate van de mogelijkheden vraag ik een
verslag. Vandaag is de minister van justitie een departement te vergelijken met een schietstoel.
• Verticale en horizontale integratie. Dit is niet echt gelukt.
• Het federaal parket en de federale procureur die aan het hoofd staan van het federaal parket. Het
federaal parket is noodzakelijk geworden in het kader van de internationale samenwerking en is
noodzakelijk geworden in het kader van bepaalde onderzoeken die arondissementsoverschrijdend
zijn. Men heeft gezegd dat voor dergelijke overstijgende zaken we een federaal parket willen met een
federale procureur. Hij of zij kan de bevoegdheden uitoefenen over het hele Belgische grondgebied.
• De Hoge Raad voor de Justitie. Dat is in het leven geroepen omdat de procedure voor de benoeming
van magistraten bijzonder veel macht gaf aan de uitvoerende macht. Men wou dat de
benoemingsprocedure niet alleen een zaak laten zijn van de benoeming zelf. De Hoge Raad is paritair
samengesteld uit magistraten en niet-magistraten (worden verkozen door de magistraten zelf, hebben
ook maatschappelijke ervaring). De invloed van de uitvoerende macht is tot 0 geleid. De Hoge Raad
van Justitie is belast met het voordragen van de kandidaten. In tegenstelling tot vroeger is de minister
verplicht om die te aanvaarden. De Hoge raad voor de Justitie beslist, de koning tekent, de minister
tekent en ze worden benoemd. De Hoge Raad verleent ook adviezen over disfuncties binnen justitie.
Het OM is verantwoordelijk voor veel zaken:
• Leiding van het onderzoek
Er zijn opsporingsonderzoeken die door het OM geleid worden.
• De uitoefening van de strafvordering
De procureur beslist of iemand vervolgd wordt of niet. Als je ziet dat iemand bijvoorbeeld 4 keer op
een jaar een misstap heeft gepleegd, dan is de kans groot dat je voor de rechter komt. In veel vallen
zal de procureur gewoon seponeren. Indien het zware feiten zijn zal de procureur vaak vervolgen. Het
parket zegt dan van dit gaan we voor de rechter brengen.
De procureur kan ook een minnelijke schikking bevelen. Men zorgt dan wel dat het vervolgd wordt, maar men
gaat niet naar de rechter.
De procureur gaat ook zorgen voor de bewijsvoering voor de strafgerechten. De procureur moet zijn dossier
bepleiten, net zoals een advocaat. Ter zitting moet de procureur ook de feiten bewijzen, eventueel met
aanvullend onderzoek of met getuigen. De rechter zal zeggen van procureur jij krijgt het woord, bewijs nu eens
dat die persoon schuldig is. Zijn er niet voldoende bewijzen, dan gaat de procureur seponeren. Dit is dikwijls
het probleem bij zedenmisdrijven. Twijfel moet in het voordeel van de beklaagde worden uitgelegd!
De procureur wordt ook belast met de uitvoering van de straffen. Het is de procureur die moet beslissen
wanneer en in welke gevangenis de vrijheidsstraf wordt uitgevoerd. Het is de procureur die beslist als iemand
een enkelband moet krijgen of niet.