BELANGRIJKSTE ASPECTEN
Functies
• Stabilisatie osmolariteit
• Regelen ionenconcentraties
• Verwijderen metabole afvalprodukten/ lichaamsvreemde stoffen
• Homeostase van het zuur-base evenwicht
• Gluconeogenese uit substanties (⧣ koolhydraten)
• Productie van erythropoëtine en actief Vit D (calcitriol)
• Productie van renine
• Belangrijke interactie met longen: pH regeling + circulatiestelsel
Basisprincipes
• Filtratie = +- ondorgankelijk voor eiwitten
▪ Overige substanties = [ ] bloedplasma
▪ Intense filtratie: filterbeurt = 20 min
▪ ‘RUW’ proces
• Reabsorptie
▪ ‘Fijner’ proces: afval ⧣ bruikbare producten
▪ Van verzamelbuizen naar PERItubulaire capillairen, f(behoefte)
▪ Geringe resorptie van afvalstoffen
• Secretie
▪ Van PERItubulaire capillairen OPNIEUW naar afvoerbuizen,
f(behoefte)
▪ Bepaalde secreten worden IN het tubulusepitheel aangemaakt
▪ Secretie KAN [ ] urine > [ ] filtraat
Urine
• Samenstelling = f(passage door tubuli)
• GEEN belangrijke hoeveelheden nutriënten
• WEL grote hoeveelheden afvalstoffen (vb. ureum)
• Normaal: osmolariteit urine > plasma
• Minimale bevloeiing noodzakelijk
• Herresorptie = f(waterbeschikbaarheid)
1
,FUNCTIONELE MORFOLOGIE
Nefron
• Tubulus gesloten aan één zijde + gaat over in afvoergang aan de
andere zijde
• Afvoergangen + verzamelbuizen → in nierbekken
• Corticale: glomeruli in de buitencortex, korte lussen van Henle
• Juxta-medullaire: dicht bij medulla, diep penetrerende lussen van
Henle
Glomerulus
• Glomerulaire capillairen
• Glomeruli enkel in cortex
• Afferente arteriole: bloedtoevoer
• Filtraat: proteïne-vrije vloeistof
• Capillairen verbonden met efferente arteriole (⧣ venule!)
• Efferente arteriole: verbinding met PERItubulaire capillairen, die verbonden zijn
met venules
Tubulair systeem
• Wand: eenlagig epitheel en BM
• Dubbelwandig kapsel: Bowman
• Ruimte van Bowman: ontvangt filtraat
• Tubulair systeem:
▪ Proximale tubulus
▪ Lis (lus) van Henle
▪ Distale tubulus
▪ Verzamelbuizen
• Deel van de distale tss afferente en efferente arteriole = macula densa
• Naast macula densa: juxtaglomerulaire cellen → RENINE productie
• Belangrijkste H2O her- resorptie: proximale tubuli
• Finale urine-samenstelling: bepaald door hormonale mechanismen thv: distale tubuli +
verzamelbuizen
Urinewegen
• 2 nierbekkens
• 2 ureters
• Urineblaas
• 1 urethra
2
,• Epitheel = sterk gevouwen: volume vergroting + ondoorlaatbaar voor H2O en opgeloste
stoffen: urine samenstelling ligt vast (Eq: mucine menging)
• Nierbekken en ureters: contracties/ relaxaties stuwen urine naar blaas
• Geen sfincter ureter – blaas
• Bij uitzetten blaas: ureters dichtgedrukt door diagonale inplanting in blaaswand →
retrograde flow van blaas naar ureter verhinderd
BLOEDVLOEI EN DRUK IN DE RENALE BLOEDVATEN
Bloedperfusie
>>>> dan nodig voor voeding en oxygenatie (ook bij lever)
• Perfusie: filtratie op gang houden: uitscheiding afvalproducten
• Hoge bloedvloei: minieme wijzigingen = grote impact
• NIET homogeen verdeeld:
▪ 90% gaat door cortex: filtratie in glomeruli
▪ Afname vanaf cortex naar nierbekken
• Lage bloedvloei in medulla:
▪ Noodzaak voor concentrerend vermogen van de nier
▪ Mee veroorzaakt door hoge weerstand in de vasa recta Stippellijn geeft drukverval bij constrictie
• HD in glomerulaire capillairen > ‘normale’ capillairen van de afferente arteriole. Arterie: hoge
• Druk in efferente arteriole > druk in ‘normale’ venule bloeddruk en in een vene lage bloeddruk,
• Gering drukverlies over de lengte van de glomerulaire capillairen tussen die 2 een drukverval (vermindering
bloeddruk door het vertakken)
• Gecombineerde weerstand tegen bloedvloei in afferente en efferente
arteriolen = HOOG → HD in PERI tubulaire capillairen is LAGER dan in ‘normale’ capillairen → Gunstig voor reabsorptie
FUNCTIE VAN DE GLOMERULUS
Filtratie
• doorheen endotheel van de glomerulaire capillairen: ‘gefenestreerd’
• BM
• Binnenste epitheellaag, kapsel van Bowman = podocyten, verhinderen doorlekken van eiwit
Zeef
• Doorlaatbaar voor kleine molecules, water (grotere doorlaatbaarheid dan ‘normale’
capillairen)
• ONDOORLAATBAAR voor bv. RBC + proteïnen (ook ‘elektrisch bedongen’)
• Filtraat doorheen: fenestra endotheel, BM, poriën tussen podocyten
• Glomerulair filtraat = proteïne- vrij plasma
• Kleine hoeveelheid albumine mee afgefilterd (wordt geher-resorbeerd)
• Ook zeer kleine hoeveelheid VRIJ Hb afgefilterd
3
, Factoren die de filtratie beïnvloeden
• Filtratie-principe voor glomerulaire capillairen = ‘normale’ capillairen
• Krachten die rol spelen:
▪ HD in de capillairen (+) = constant
▪ Eiwit-osmotische druk in het plasma (capillairen) (-)
o Eiwit-osmotisch druk ↑ naar einde van capillair: er wordt H2O naar de ruimte van Bowman geperst =
filtratiecapaciteit ↑ aan begin van capillair.
o In het begin = meer water en minder eiwit
▪ HD in kapsel van Bowman (-)
Water uit capillair netwerk (pijlen): eiwitten blijven over
en osmolariteit neemt dus toe → proteïne osmotische
druk neemt toe omdat er al zoveel vocht uit is aan het
begin. Netto filtratie druk is dus hoger in het begin
GFI = glomerulaire filtratie intensiteit = glomerulaire filtration rate (GFR)
= het volume vloeistof dat per minuut vanuit de glomerulaire capillairen in de ruimte van Bowman wordt gefilterd (van beide
nieren samen)
• GFR = Kf x netto filtratiedruk!!
• Kf = filtratiecoëfficiënt = membraanpermeabiliteit x
filtratieoppervlakte
• ↑ Kf waarde : ↑ filtratie
• De grootte van GFI variëert met metabool gewicht
• Volledige plasmavolum: +/- 60 maal per dag gefilterd
• Geeft goed de nierfunctie weer: daling bij nierfalen
• Kan bepaald worden door clearance van creatinine
• Creatinine: wordt gefilterd als H2O en NIET gereabsorbeerd, NIET
gesecretreerd in de tubuli Bloeddruk daalt: de purpere lijn
zakt → ‘geblokkeerde nier’,
▪ Hoeveelheid in urine = hoeveelheid gefilterd → Plasmavolume dat
netto filtratie druk neemt af
per min wordt gefilterd (=GFR), wordt volledig van creatinine
geklaard. GFR = creatinine geëxcreteerd in urine (μmol/min)/ plasma [ ] van creatinine (μmol/ml)
Regeling GFI:
• Enige factoren die KUNNEN geregeld worden: nierbloedvloei (parasympaticus- sympaticus) + HD thv glomerulaire
capillairen
• BEIDEN worden bepaald door: de arteriële bloeddruk + de contractiestatus van de afferente en de efferente
arteriolen
4