1) Keuze voor de vrijemarkteconomie (3 punten)
De Industriële Revolutie begon in Engeland. Ook de vrijemarkteconomie met
zelfregulerende marktkrachten is een institutionele innovatie van Engelse origine.
Waarom kozen de Engelsen voor het systeem van de vrijemarkteconomie? Welke
systemen bestonden voor de introductie van dit systeem?
Waarom kozen de Engelsen voor het systeem van de vrije markteconomie? (1,5ptn)
Tijdens de 1ste industriële revolutie werden efficiëntere machines ontwikkeld (op basis
van fossiele brandstoffen) die zorgden voor een grootschalige productie aan lagere
kostprijs. De grote fabrieken van de eerste industriëlen konden deze machines enkel
verantwoorden en terugverdienen als ze zeer grote hoeveelheden kunnen produceren
=> grotere afzetmarkt nodig (groter dan bestaande lokale afzetmarkten) =>
gereguleerde en beperkende lokale markten moesten plaats maken voor vrije (nationale)
markten zonder barrières. De vrije markteconomie werd dus mogelijk gemaakt door de
staat opdat deze eerste industriëlen hun investeringen in nieuwe technologie konden
terugverdienen.
Welke systemen bestonden voor de introductie van dit systeem? (1,5ptn)
Tot na de middeleeuwen waren er:
1. Steden en grote dorpen met lokaal georganiseerde markten (lokale
producenten en producten). Het aanbod in de lokale markt was op maat van de
vraag van de lokale bevolking. Lokale bestuurders reguleerden de marktwerking:
prijsbepaling zonder prikkel om meer te produceren
2. Kleine gehuchten met boerderijen waar men voornamelijk voor zichzelf
produceerde. Occasioneel werden overschotten verkocht in de dichtstbijzijnde
markt.
, 2) Monopolie (6 punten)
a) Wat is een monopolie? Hoe bepaalt een monopolist de winstmaximaliserende
hoeveelheid? Illustreer dit grafisch en duid op de grafiek ook de winst en de mark-
up aan. Hoe moeten we de mark-up interpreteren? (3 ptn)
b) Duid vervolgens op dezelfde grafiek de hoeveelheid aan die zou worden aangeboden
indien het monopolie vervangen wordt door volkomen concurrentie. Vergelijk de
welvaartsimplicaties van beide marktvormen. (3 ptn)
a) 1pt:
Monopolie is een marktvorm waarbij 1 producent/aanbieder de enige is die
een bepaald product aanbiedt,
1,5ptn:
De monopolist maximaliseert winst door de hoeveelheid te produceren waarbij
MO=MK.
Figuur: In Punt P1 snijden MO en MK elkaar, dit geeft winstmaximaliserende
hoeveelheid Qe. De prijs lezen we af op de vraagcurve (punt P2 -> prijs Pe).
1pt:
Winst; W= (P-GTK)* Qe of B+D.
Bij een monopolie, ligt de prijs hoger dan de MK. Het verschil tussen beide is e
de mark-up; deze kunnen we interpreteren als een uiting van marktmacht.
Figuur: mark-up = verticale afstand tussen Pe en MK (of punt P1 en P2)
b) 1pt:
In geval van perfecte concurrentie, zou er geproduceerd worden in waar de kost
van een extra eenheid gelijk is aan de prijs die de consument ervoor
betaalt.(P=MO=MK)
Figuur: Op de figuur vinden we dit in punt P3.
1,5 pt: welvaartsimplicaties
CS PS Totaal
PC A+B+C D+E+F A+B+C+D+E+F
Monopolie A B+D+F A+ B+D+F
Verschil B+C -B+E C+E