Psyche en soma Hoorcolleges
Hoorcollege 1 introductie Psyche & Soma
Wat is gezondheid →
1. 1948 (WHO): “Een toestand van compleet lichamelijk, sociaal en mentaal
welbevinden en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of gebreken”
2. 2011 (Huber et al.): “Het vermogen je aan te passen en je eigen regie te voeren, in
het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven”
Biomedisch model:
- Gezondheid = “Uitkomst van een complexe mix van genetische, biomedische en
psychologische processen, leefstijl, sociale context, politieke en economische
context, milieu, etc.
- Biomedisch model: ziekte kan volledig verklaard worden vanuit fysiologische
processen (maar zegt niet alles over hoe gezond wij zijn)
- Biopsychosociaal model: Het effect van biologische, psychologische en sociale
factoren op ziekte en gezondheid wordt meegenomen
- Nadruk op eigen regie: betere behandelmogelijkheden en hogere levensverwachting
→ meer chronische ziekte en multimorbiditeit
- Het biopsychosociale model is niet 1 model, maar kan opgevat worden als een
verzameling modellen elk met oorzaken en risicofactoren van een (fase van) een
specifieke aandoening → Oorzaak = causaal verband, maar in biopsychosociale
model gaat het vaak over risicofactoren
• Bruikbaar op individueel en groepsniveau, bijvoorbeeld in wetenschappelijk
onderzoek
Biopsychosociaal model – oorzaken en risicofactoren van somatische aandoeningen:
, - Zijn vaak al vanaf de conceptie of vroege kindertijd aanwezig
- Genetisch: komen in interactie met de omgeving in meer of mindere mate tot uiting
- Sociaal: zoals armoede, misbruik, verwaarlozing
- Leefstijl: zoals voeding, beweging, middelengebruik
Invloeden van processen op gezondheid:
- Invloed van genetische en biomedische processen:
• Sterke evidentie
• Duidelijke oorzaak-gevolg relaties
- Invloed van psychologische en sociale processen:
• Sterke evidentie
• Oorzaak-gevolgrelaties in veel gevallen minder duidelijk
^
- Vaak gebaseerd op correlationeel onderzoek
- Causaliteit is circulair
- Gedeelde etiologie
- Risicofactoren
- Bijvoorbeeld: mensen met veel sociale steun overleven langer na de diagnose kanker,
maar tegelijkertijd is er geen bewijs dat een interventie gericht op het versterken van
sociale steun, leidt tot langer overleven na de diagnose kanker:
“web van wederzijdse connecties”
Leefstijlverbetering:
- Vaak essentieel bij chronische-somatische aandoeningen → inadequate leefstijl kan
een rol gespeeld hebben bij het ontstaan en in stand blijven van de aandoening
- Hulpvraag → direct of indirect, door de cliënt gesteld, door naaste of zorgverlener
- Randvoorwaarden voor leefstijlverbetering:
• Wat is de motivatie van de patiënt? Welke percepties heeft de patiënt?
• Is de doelstelling adequaat en reëel?
, • Is de huidige periode en toestand van de client adequaat om
leefstijlverandering aan te gaan?
• Wat is de kracht van de ‘macht der gewoonte’
• Wat is de rol van de omgeving? Barrières bij patiënt, interpersoonlijke sfeer,
sociaaleconomische leefomgeving, verleidingen, (impliciete) normen
Voorbeeld wetenschappelijke studie:
- Specifieke patientgroep
- Kwalitatieve studie
- Aanbevelingen op verschillende psychosociale gebieden
- Verminderen van risicofactoren
Stress en allostatic load:
- Stress = “Een interne of externe toestandsprikkeling die het organisme uit evenwicht
brengt, waarbij onmiddellijk een dynamisch aanpassingsproces van het lichaam op
gang komt, waarin o.a. bloeddruk, hartslag en cortisolaanmaak betrokken zijn”
^
- Helpt om met overzichtelijke, korte stressoren om te gaan
- Chronische stress is ongezond (op lange termijn)
- Allostatic load: het lange termijn effect van de fysiologische reactie op stress:
- Deze fysiologische reactie bestaat o.a. uit:
- Sympatische activatie van het autonome zenuwstelsel
- Activatie van de HPA-as
, Lazarus & Folkman, 1984
Hoorcollege 1 introductie Psyche & Soma
Wat is gezondheid →
1. 1948 (WHO): “Een toestand van compleet lichamelijk, sociaal en mentaal
welbevinden en niet alleen als de afwezigheid van ziekte of gebreken”
2. 2011 (Huber et al.): “Het vermogen je aan te passen en je eigen regie te voeren, in
het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven”
Biomedisch model:
- Gezondheid = “Uitkomst van een complexe mix van genetische, biomedische en
psychologische processen, leefstijl, sociale context, politieke en economische
context, milieu, etc.
- Biomedisch model: ziekte kan volledig verklaard worden vanuit fysiologische
processen (maar zegt niet alles over hoe gezond wij zijn)
- Biopsychosociaal model: Het effect van biologische, psychologische en sociale
factoren op ziekte en gezondheid wordt meegenomen
- Nadruk op eigen regie: betere behandelmogelijkheden en hogere levensverwachting
→ meer chronische ziekte en multimorbiditeit
- Het biopsychosociale model is niet 1 model, maar kan opgevat worden als een
verzameling modellen elk met oorzaken en risicofactoren van een (fase van) een
specifieke aandoening → Oorzaak = causaal verband, maar in biopsychosociale
model gaat het vaak over risicofactoren
• Bruikbaar op individueel en groepsniveau, bijvoorbeeld in wetenschappelijk
onderzoek
Biopsychosociaal model – oorzaken en risicofactoren van somatische aandoeningen:
, - Zijn vaak al vanaf de conceptie of vroege kindertijd aanwezig
- Genetisch: komen in interactie met de omgeving in meer of mindere mate tot uiting
- Sociaal: zoals armoede, misbruik, verwaarlozing
- Leefstijl: zoals voeding, beweging, middelengebruik
Invloeden van processen op gezondheid:
- Invloed van genetische en biomedische processen:
• Sterke evidentie
• Duidelijke oorzaak-gevolg relaties
- Invloed van psychologische en sociale processen:
• Sterke evidentie
• Oorzaak-gevolgrelaties in veel gevallen minder duidelijk
^
- Vaak gebaseerd op correlationeel onderzoek
- Causaliteit is circulair
- Gedeelde etiologie
- Risicofactoren
- Bijvoorbeeld: mensen met veel sociale steun overleven langer na de diagnose kanker,
maar tegelijkertijd is er geen bewijs dat een interventie gericht op het versterken van
sociale steun, leidt tot langer overleven na de diagnose kanker:
“web van wederzijdse connecties”
Leefstijlverbetering:
- Vaak essentieel bij chronische-somatische aandoeningen → inadequate leefstijl kan
een rol gespeeld hebben bij het ontstaan en in stand blijven van de aandoening
- Hulpvraag → direct of indirect, door de cliënt gesteld, door naaste of zorgverlener
- Randvoorwaarden voor leefstijlverbetering:
• Wat is de motivatie van de patiënt? Welke percepties heeft de patiënt?
• Is de doelstelling adequaat en reëel?
, • Is de huidige periode en toestand van de client adequaat om
leefstijlverandering aan te gaan?
• Wat is de kracht van de ‘macht der gewoonte’
• Wat is de rol van de omgeving? Barrières bij patiënt, interpersoonlijke sfeer,
sociaaleconomische leefomgeving, verleidingen, (impliciete) normen
Voorbeeld wetenschappelijke studie:
- Specifieke patientgroep
- Kwalitatieve studie
- Aanbevelingen op verschillende psychosociale gebieden
- Verminderen van risicofactoren
Stress en allostatic load:
- Stress = “Een interne of externe toestandsprikkeling die het organisme uit evenwicht
brengt, waarbij onmiddellijk een dynamisch aanpassingsproces van het lichaam op
gang komt, waarin o.a. bloeddruk, hartslag en cortisolaanmaak betrokken zijn”
^
- Helpt om met overzichtelijke, korte stressoren om te gaan
- Chronische stress is ongezond (op lange termijn)
- Allostatic load: het lange termijn effect van de fysiologische reactie op stress:
- Deze fysiologische reactie bestaat o.a. uit:
- Sympatische activatie van het autonome zenuwstelsel
- Activatie van de HPA-as
, Lazarus & Folkman, 1984