Inleiding
De ‘nek’
Cervix
Embryologische aspecten van de cervicale wervelkolom
Eerste weken van embryonale ontwikkeling
Notochord initieert ontwikkeling van een neurale
plaat vanuit het ectoderm en sluiting ervan tot
een neurale buis vorming van hersenen en
ruggenmerg
4de week
- Uit somieten (mesodermale componenten) ontstaan sclerotomen, waaruit
vervolgens wervelkolom ontstaat
- Cellen van sclerotomen omcirkelen zowel het ruggenmerg als de notochord
- Caudale helft van elk sclerotoom prolifereert naar onder in het tussenliggende
intersegmentale weefsel en in craniale helft van het onderliggende sclerotoom
- Elk wervellichaam ontstaat uit het samenkomen van caudale en craniale helften
van twee sclerotomen
- Mesenchymale weefsel tussen craniale en caudale helft van elk sclerotoom
prolifereert niet vult ruimte tussen wervellichamen, draagt bij tot ontwikkeling
tussenwervelschijven
- Nucleus pulposus ontstaat (mucoïde degeneratie) en later circulair omgeven
door vezels van annulus fibrosus
Gevolgen van herschikking van sclerotomen in wervellichamen
, - Myotomen overbruggen tussenwervelschijven intersegmentale beweging
- Spinale zenuwen op niveau van tussenwervelschijf, verlaten wervelkolom
doorheen intervertebrale foramina
- Intersegmentele arteries komen halfweg wervellichamen te liggen
Abnormaliteiten
- Overgangsanomalieën: bv lumbalisatie van S1, sacralisatie van L5 (fusie van
twee aanliggende wervellichamen)
- Syndroom van Klippel-Feil: verminderd aantal cervicale wervels, overblijvende
wervellichamen gefuseerd of abnormale vorm (vaak gepaard met andere
congenitale anomalieën)
- Spina bifida: onvolledige fusie van wervelboog, vaak gecombineerd met
abnormaliteiten van het ruggenmerg (herniatie in meningocele)
Anatomie
Bewegingssegment: twee wervels met tussenliggende gewrichten
- Tussenwervelschijf: beweeglijkheid
- Twee facetgewrichten: sturen
beweging via hun oriëntatie
- Ligamenten: beperken
beweeglijkheid
Subaxiale cervicale wervelkolom (caudaal van C2)
- Facetgewrichten uniform georiënteerd in opwaartse hoek van 45° tov
horizontale
- Vooral flexie en extensie ROM
C0-C2
- Vooral rotatie ROM
- C0-C1: horizontale komgewrichten
- C1-C2: biconvex
o Dens vormt as waarrond C1 roteert
o Sterke ligamenten (lig. transversum) houden dens en C1 samen in nauw
verband
o Beenderige spinaal kanaal beschermt het ruggenmerg: thv C0-C2 breder
kanaal dan subaxiaal (behoudt wrijvingsschade door C1ring tijdens axiale
C1-C2 rotatie)
, Zenuwwortels
Bilateraal op elk bewegingsniveau, door
intervertebrale foramina
- Begrenzing: onder- en bovenaan pedikels,
posterieur facetgewrichten, anterieur
uncovertebrale gewrichten
- Subaxiale zenuwwortel bevindt zich in
nabijheid van twee gewrichten, die door
degeneratie osteofyten kunnen
ontwikkelen
- Begin: C1-radices op C0-C1
- Einde: C8-radices op C7-T1
Arteria vertebralis
- Subaxiaal: bilateraal kanaal door processi
transversi
- Op C1-C2 maakt arteria een bocht (anders scheurt
die bij rotatie)
Biomechanische principes
Beweging van wervelkolom beschreven adhv 3 rotationele componenten
- Flexie/extensie
- Axiale rotatie
- Lateroflexie
Spinale beweging
- Hoofdcomponent of primaire beweging: vlak waarin de grootste
bewegingsamplitudo zich afspeelt
- Gekoppelde/ secundaire bewegingen: andere bewegingscomponenten die aan
de primaire beweging gekoppeld zijn
- Bv hoofd naar links buigen: gekoppeld met lichte axiale rotatie naar rechts en
lichte flexie
Bewegingsbereik: hoeveelheid beweging wanneer een voorgeschreven maximale
belasting binnen fysiologische grenzen wordt aangelegd
- Toename van bewegingsbereik: passieve weerstand tegen beweging is
afgenomen instabiliteit
- Opgesplitst in 2 componenten
o Neutrale zone: bewegingsbereik waarbinnen enkel wrijvingsweerstand in
gewrichten optreedt
o Elastische zone: extra gedeelte van bewegingsbereik dat gekenmerkt
wordt door het opspannen van ligamenten en gelimiteerd wordt door
maximaal opgespannen ligamenten
- Toename van neutrale zone is een meer gevoelige indicator van spinale
instabiliteit dan een toename van het totale bewegingsbereik