redeneren
Binnen het concept van evidence based practice zijn er 3 pijlers:
- De hulpvraag en de situatie van de patiënt
- De therapeut en zijn eigen persoonlijke ervaring en vaardigheden
- De externe evidentie, onderzoeksgegevens
Het klinisch redeneren en handelen vindt plaats waar deze 3 pijlers elkaar vinden.
De therapeut wordt bovendien verwacht om 3 rollen op te nemen:
- De rol van zorgverlener
- De rol van zorgmanager
- De rol van beroepsontwikkelaar / wetenschappelijk vorser.
Deze 3 rollen bevinden zich in het verlengde van de evidence based practice.
,Anamnese & klinisch onderzoek
Stellingen
• Lagerugpijn is een ernstige ziekte
• Een discus hernia invalideert elke patiënt
• Bedrust is de beste oplossing voor rugpijn, zeker bij een discus hernia
• Zware fysieke activiteit is de belangrijkste oorzaak van rugklachten
• Lagerugpijn is erfelijk
• Pijn verminderen is de belangrijkste therapiedoelstelling
• De medische diagnose/ classificatie (voorschrift) bepaalt wat er bij een patiënt moet gedaan
worden
• Technische onderzoeken zoals MRI, CT-scan bepalen de ernst van de aandoening
• Als er artrose aanwezig is, is er weinig aan te doen, zeker niet door de patiënt
• De (kinesi-) therapeut speelt de centrale rol in de behandeling van de patiënt
• 9 behandelingen zijn voldoende om een gemiddelde patiënt met lagerugpijn te behandelen
• Massage, electrotherapie is zinloos bij een patiënt met lagerugpijn
• Een gemiddelde patiënt met lagerugpijn heeft vooral nut van mobilisatieoefeningen
Communicatie
• Open luisterhouding
• Stellen van vragen: open vs gesloten
• Reflecteren
• Parafraseren
• Bevraging in diepte
• Luidop denken
• Samenvatten
→ Essentiële vaardigheid
Klinisch redeneren
• Kinesitherapeut vs arts
• Classificatie, sub-classificatie (subgroepen)
• Geen exacte wetenschap
, • Probabiliteit
• Argumentering
• Hypothese-gestuurd klinisch redeneren
• Patroonherkenning (expert)
Classificatie
- Patho-anatomisch
- Tekens en symptomen
- Prognose
Multi-dimensionaal mechanisme-gebaseerd
- Identificeren van subgroepen → verhogen van effectiviteit van behandeling
Stroomdiagram – structuuranalyse
Pijn-types
- Niet bevraagd op examen vanwege verwarring
Model 1
- Nociceptieve pijn
- Met ontsteking
- Zonder ontsteking
- Neuropathische pijn
- Nociplastische pijn
Bijdragende factoren
- Cognitieve/affectieve
- Fysieke/sensori-motorische
Model 2
Pijnmechanisme: input – CP – output (conceptueel model van Gifford)
, - Dominant mechanisme: percentage
- Tijdslijn: acuut vs recidiverend/chronisch
Anamnese
Administratieve gegevens
Hoofdprobleem/idee onderliggend probleem
Oswestry, PSFS, STaRT BST
Body chart
Klacht/Pijn
Pijnmechanisme
Provocatie /reductie
24u patroon
Huidige episode/eerdere episode
Technisch OZ/medicatie
Belasting
Algemen gezondheid/HNP
Rode/gele vlaggen
Hulpvraag
Oswestry LBP Disability Questionnaire (ODI), Patient Specific Functioning Scale (PSFS)
- Evaluatie op activiteiten (en participatie) niveau
- Evidence based handelen
o Betrouwbaar
o Valide
- ODI score: /100, PSFS score: /30 → Hoe hoger, hoe beperkter
- Maat van progressie
o Follow-up
o Ontslag – verslag
Fear Avoidance Beliefs Q, TSK, STaRT BST
- FABQ-PA (physical activity)
- FABQ-W (work)
- TSK: kinesiofobie
- STaRT Back Screening Tool: /9
→ Mogelijks belang: prognose (chroniciteit), gebruik bij clinical prediction rules