Economie Jan Bouckaert
Monetaire politiek
Inleiding
- Geldeconomie VS ruileconomie
o Directe ruil
goed A wordt gewisseld tegen goed B, ruileconomie
o Indirecte ruil
goed A wordt gewisseld voor geld, geld wordt gewisseld voor goed B, geldeconomie
o Nadelen ruileconomie
Vereist tweevoudige overeenstemming van behoeften
Oplopend aantal ruilverhoudingen
Ondeelbaarheid van goederen
Moeilijke kredietverlening
- Functies van geld
o Algemeen aanvaard ruilmiddel
Betaling van goederen en diensten, schulden, …
o Bewaarmiddel van koopkracht
Liquiditeit
o Rekeneenheid/waardemeter
Vergelijken, optellen…
Geldhoeveelheid
- Enge geldhoeveelheid M1
o Chartaal geld
alle munten en biljetten bij publiek
o Giraal geld
zichtdeposito’s van publiek bij depositobanken, elektronische systemen
- Ruime geldhoeveelheid M2, M3
= M1 + quasi-geld
o M2
spaar- en termijndeposito’s met korte looptijd van publiek bij banken
o M3
termijndeposito’s met langere looptijd
Giraal:
geldtransacties zonder contanten
1
, Economie Jan Bouckaert
Geldaanbod
- Banken
o Centrale bank creëert basisgeld
o Commerciële banken creëren giraal geld
Door geldsubstitutie: omzetting van chartaal geld in giraal geld
Door kredietverlening aan bedrijven aan gezinnen
- Aanbod basisgeld
o Chartaal geld + bankreserves
munten, biljetten bij publiek + munten, biljetten bij commerciële banken
o Passiefzijde van balans CB
Actief = bezittingen/vorderingen
internationale reserves = goudvoorraad en vreemd valuta
overheidsschuld
kredietverlening aan banken => CB = lender of last resort
Passief = verplichtingen/bronnen van vermogen
o Creatie = meer euro’s in omloop
Aankoop vreemd valuta op wisselmarkt tegen basisgeld
Aankoop overheidspapier op secundaire markt
Kredietverlening aan depositobanken
o Vernietiging = minder euro’s in omloop
Verkoop vreemde valuta op wisselmarkt tegen basisgeld
Verkoop overheidspapier op secundaire markt tegen basisgeld
Terugbetaling van kredieten door depositobanken tegen basisgeld
Basisgeld:
alle munten en biljetten uitgegeven door de centrale bank (CB) inclusief de deposito’s van de
commerciële banken bij de CB
- Aanbod giraal geld
o Individuele bank
kan krediet verstrekken voor het bedrag van haar overreserves = wat ze niet in
reserve hoeft te houden
Als bank 20% van middelen dat men van klanten krijgt als reserve moet
houden omdat kans op opvraag = 1/5 dan kan men met overige 80% iets
doen => krediet verstrekken/uitlenen
o Banksysteem in zijn geheel
kan krediet verstrekken voor veelvoud van zijn reserves, geldcreatie, hoe meer
kredieten hoe meer geld in omloop
o Principe
loans make deposits = geldcreatie door kredietverstrekking
Als bank lening verstrekt zal geld omgezet worden in deposito
o Omvang mogelijke geldcreatie
Geen overreserves: steeds maximale kredietverstrekking
Geen aanhouden van chartaal geld
Oorspronkelijke inlage moet extra basisgeld zijn
2
Monetaire politiek
Inleiding
- Geldeconomie VS ruileconomie
o Directe ruil
goed A wordt gewisseld tegen goed B, ruileconomie
o Indirecte ruil
goed A wordt gewisseld voor geld, geld wordt gewisseld voor goed B, geldeconomie
o Nadelen ruileconomie
Vereist tweevoudige overeenstemming van behoeften
Oplopend aantal ruilverhoudingen
Ondeelbaarheid van goederen
Moeilijke kredietverlening
- Functies van geld
o Algemeen aanvaard ruilmiddel
Betaling van goederen en diensten, schulden, …
o Bewaarmiddel van koopkracht
Liquiditeit
o Rekeneenheid/waardemeter
Vergelijken, optellen…
Geldhoeveelheid
- Enge geldhoeveelheid M1
o Chartaal geld
alle munten en biljetten bij publiek
o Giraal geld
zichtdeposito’s van publiek bij depositobanken, elektronische systemen
- Ruime geldhoeveelheid M2, M3
= M1 + quasi-geld
o M2
spaar- en termijndeposito’s met korte looptijd van publiek bij banken
o M3
termijndeposito’s met langere looptijd
Giraal:
geldtransacties zonder contanten
1
, Economie Jan Bouckaert
Geldaanbod
- Banken
o Centrale bank creëert basisgeld
o Commerciële banken creëren giraal geld
Door geldsubstitutie: omzetting van chartaal geld in giraal geld
Door kredietverlening aan bedrijven aan gezinnen
- Aanbod basisgeld
o Chartaal geld + bankreserves
munten, biljetten bij publiek + munten, biljetten bij commerciële banken
o Passiefzijde van balans CB
Actief = bezittingen/vorderingen
internationale reserves = goudvoorraad en vreemd valuta
overheidsschuld
kredietverlening aan banken => CB = lender of last resort
Passief = verplichtingen/bronnen van vermogen
o Creatie = meer euro’s in omloop
Aankoop vreemd valuta op wisselmarkt tegen basisgeld
Aankoop overheidspapier op secundaire markt
Kredietverlening aan depositobanken
o Vernietiging = minder euro’s in omloop
Verkoop vreemde valuta op wisselmarkt tegen basisgeld
Verkoop overheidspapier op secundaire markt tegen basisgeld
Terugbetaling van kredieten door depositobanken tegen basisgeld
Basisgeld:
alle munten en biljetten uitgegeven door de centrale bank (CB) inclusief de deposito’s van de
commerciële banken bij de CB
- Aanbod giraal geld
o Individuele bank
kan krediet verstrekken voor het bedrag van haar overreserves = wat ze niet in
reserve hoeft te houden
Als bank 20% van middelen dat men van klanten krijgt als reserve moet
houden omdat kans op opvraag = 1/5 dan kan men met overige 80% iets
doen => krediet verstrekken/uitlenen
o Banksysteem in zijn geheel
kan krediet verstrekken voor veelvoud van zijn reserves, geldcreatie, hoe meer
kredieten hoe meer geld in omloop
o Principe
loans make deposits = geldcreatie door kredietverstrekking
Als bank lening verstrekt zal geld omgezet worden in deposito
o Omvang mogelijke geldcreatie
Geen overreserves: steeds maximale kredietverstrekking
Geen aanhouden van chartaal geld
Oorspronkelijke inlage moet extra basisgeld zijn
2