1. Inleiding
Postnatale motorische ontwikkeling
Kennis nodig voor:
- Vroegdetectie
- Identificatie motorische probleemgebieden
- Opstellen behandelplan
- Kennis en inzicht hoe verschillende bewegingen ontwikkelen
- Nodig om beweging te begrijpen en aan patiënten aan te leren
- In alle domeinen van kinesitherapie: neurologisch, musculoskeletaal, sportkine…
2. Rijping van de hersenen
2.1 Vorming van structuren en verbindingen
- Tot 35 jaar belangrijke cognitieve wijzigingen kunnen plaatsvinden
- Vanaf foetale fase
o Migratie van de neuronen
o Uitgroei van axonen en dendrieten
- Net voor de geboorte
o Myelinesatie axonen
o Blijft duren tot voor adolescentie
o Extreme toename aan verbindingen
o Gevolg daarvan: “dendritic pruning” en “synaptic elimination”
Proces waarbij enkel de efficiënte verbindingen bewaard blijven
Maturatie treedt op
- Bij geboorte
o Quasi alle neuronen gevormd
o Slechts klein aantal heeft al verbindingen met elkaar
o Hersenvolume = 1/4 tot 1/3 van dat van een volwassene
o Verdere groei en specialisatie = proliferatie
Aanpassingen door positieve en negatieve omgevingsfactoren
Ontwikkeling CZS onder invloed van:
1. Uitgroei axonen
2. Myelinesatie axonen
3. Toename synapsen
- Bij geboorte: toename van het aantal verbindingen
- Leeftijd 6 jaar: grote hoeveelheid aan verbindingen aanwezig
- Leeftijd 14 jaar: afname van het aantal verbindingen
Afunctionele verbindingen worden geëlimineerd
Plasticiteit = remodellering
Embryonale ontwikkeling van de hersenen
- 3de week
o Start ontwikkeling hersenen: eerst neurale plaat, paar dagen later: groeve
Neurale buis
o Craniale deel van de neurale buis ontwikkelt zich tot de hersenen, caudale deel tot
ruggenmerg
- 4de week
1
, o In craniale deel van neurale buis vormen zich primaire hersenblaasjes
Voorhersenen, middenhersenen en achterhersenen
- 5de week
o Ontwikkeling hersenkamers uit hersenblaasjes
- 6de week
o Ontstaan van 2 hersenhelften
o Tussenhersenen splitsen zich en verschillende onderdelen worden gevormd: hersenzenuwen,
hersenstam en kleine hersenen
- 7de week
o Hersenvocht gaat circuleren in de gevormde hersenkamers
Foetale ontwikkeling van de hersenen
- 3de maand
o Start van ingewikkeld plooiingsproces waardoor de hersenen zich in een aantal kleinere delen
(kwabben) splitsen => hersenschors krijgt groter oppervlak
- 4de maand
o Start ontwikkeling cerebellum
o Start complexe plooiing van de hersenhelften (verschillende kwabben binnen die
hersenhelften krijgen specifiekere functie)
o Temporaalkwab
- 5de en 6de maand
o Frontaalkwab, pariëtale kwab en de occipitaalkwab krijgen definitieve vorm
- 7de - 9de maand
o Banen zenuwenvezels (commissuren) die de 2 hersenhelften met elkaar verbinden
Neonatale ontwikkeling van de hersenen
- Geboorte
o Alle neuronen zijn aanwezig
- Verdere groei
o Gliacellen => myelinesatie
o Nieuwe verbindingen
- 2 jaar
o 80 % van volwassen grootte
2.2 Motorisch gedrag onder invloed van de hersenrijping
- Motorisch gedrag zal mede bepaald worden door de activiteit van en de communicatie tussen de
hersenregio’s
- Bij de geboorte: hersenstam en ruggenmerg reflexmatige bewegingen
- Naarmate de cortex rijpt evolutie naar bewust bewegen
Richting rijping hersendelen: caudocraniaal
- Verschuiving van controle op niveau van ruggenmerg en hersenstam naar basale ganglia tot
uiteindelijk de cerebrale corticale regio’s
- Verandering motorisch gedrag: van reflexmatig bewegen naar automatische motorische controle tot
uiteindelijk willekeurige motorische controle
Reflex: respons
- = onveranderbaar op basis van noden of omstandigheden
- = stereotiep
- Vaste reflexboog die een vaste respons heeft
- Pasgeborenen: aantal reflexen en automatische reacties
- Zuigen – huilen deze reflexen worden aangepast aan de noden en de omgeving = geen klassieke
reflex
2