Biologie
WAARNEMING EN GEDRAG 5V
Gedragssysteem; Handelingen met een gemeenschappelijk doel vormen samen een
gedragssysteem, gedrag is opgebouwd uit handelingen.
Gedragsketen; Handelingen is een gedragssysteem kunnen elkaar in een vaste
volgorde opvolgen. Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende
handeling spreek je van een gedragsketen.
Ethologie; De tak van de biologie waar gedrag van dieren centraal staat.
Gedrag; Alle waarneembare activiteiten van een dier of mens. Gedrag is vaak gericht
op het handhaven of verbeteren van de fysiologische toestand.
Adequaat gedrag; De overlevingskansen en fitness van een dier worden vergroot
wanneer het gedrag goed is aangepast aan de omstandigheden.
Handelingen; Ook wel gedragselementen genoemd. Gedrag is opgebouwd uit
handelingen. Spieren en klieren zijn effectoren.
Bij de meeste handelingen reageert een dier/mens op prikkels. In zintuigcellen
(receptoren) ontstaan onder invloed van deze prikkels impulsen. Neuronen
(Conductoren) geleiden impulsen die door het centrale zenuwstelsel worden
verwerkt.
Respons; Reacties van een dier of mens op prikkels.
Black box;
Prikkels -------> Input-----> Black Box ------> Output ----------> Respons
Balts; Onderdeel van voortplantingsgedrag en een voorbeeld van een gedragsketen.
Subsystemen;
Een subsysteem kan als geheel worden
geactiveerd onder invloed van interne en
externe prikkels. De mate waarin een
subsysteem wordt geactiveerd, blijft af te
hangen van de fase in de (voortplantings)
cyclus.
, Biologie
Broedzorg; De zorg van ouderdieren voor
nakomelingen.
Ethogram; Een objectieve beschrijving van de
verschillende handelingen die bij een diersoort
voor kunnen komen. In een ethogram wordt er
bijgehouden hoe vaak en hoelang een dier
elke handeling uitvoert.
Protocol; Een lijst van de achtereenvolgens
waargenomen handelingen van het dier.
Erfelijke eigenschappen; Aangeboren
eigenschappen die een rol spelen bij de verschillende vormen en functies van
gedrag. Ook aangeleerde eigenschappen/ ervaring speelt een rol.
Interne en externe prikkels
Interne prikkels geven een jong dier informatie over zijn voedingstoestand.
Externe prikkels zorgen voor informatie dat er een dier aanwezig is met melk.
De hersenen combineren actuele informatie over het interne en externe milieu met
erfelijke en aangeleerde gedragsinformatie. Als respons zal het dier erfelijk,
aangeleerd of nieuw gedrag vertonen. Onderstaand schema zijn de factoren die een
rol spelen in gedrag.
Motivatie; de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren. Denk aan
voedingsdrang, vluchtdrang en voortplantingsdrang. Motivatie en prikkels
beïnvloeden elkaar.
WAARNEMING EN GEDRAG 5V
Gedragssysteem; Handelingen met een gemeenschappelijk doel vormen samen een
gedragssysteem, gedrag is opgebouwd uit handelingen.
Gedragsketen; Handelingen is een gedragssysteem kunnen elkaar in een vaste
volgorde opvolgen. Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende
handeling spreek je van een gedragsketen.
Ethologie; De tak van de biologie waar gedrag van dieren centraal staat.
Gedrag; Alle waarneembare activiteiten van een dier of mens. Gedrag is vaak gericht
op het handhaven of verbeteren van de fysiologische toestand.
Adequaat gedrag; De overlevingskansen en fitness van een dier worden vergroot
wanneer het gedrag goed is aangepast aan de omstandigheden.
Handelingen; Ook wel gedragselementen genoemd. Gedrag is opgebouwd uit
handelingen. Spieren en klieren zijn effectoren.
Bij de meeste handelingen reageert een dier/mens op prikkels. In zintuigcellen
(receptoren) ontstaan onder invloed van deze prikkels impulsen. Neuronen
(Conductoren) geleiden impulsen die door het centrale zenuwstelsel worden
verwerkt.
Respons; Reacties van een dier of mens op prikkels.
Black box;
Prikkels -------> Input-----> Black Box ------> Output ----------> Respons
Balts; Onderdeel van voortplantingsgedrag en een voorbeeld van een gedragsketen.
Subsystemen;
Een subsysteem kan als geheel worden
geactiveerd onder invloed van interne en
externe prikkels. De mate waarin een
subsysteem wordt geactiveerd, blijft af te
hangen van de fase in de (voortplantings)
cyclus.
, Biologie
Broedzorg; De zorg van ouderdieren voor
nakomelingen.
Ethogram; Een objectieve beschrijving van de
verschillende handelingen die bij een diersoort
voor kunnen komen. In een ethogram wordt er
bijgehouden hoe vaak en hoelang een dier
elke handeling uitvoert.
Protocol; Een lijst van de achtereenvolgens
waargenomen handelingen van het dier.
Erfelijke eigenschappen; Aangeboren
eigenschappen die een rol spelen bij de verschillende vormen en functies van
gedrag. Ook aangeleerde eigenschappen/ ervaring speelt een rol.
Interne en externe prikkels
Interne prikkels geven een jong dier informatie over zijn voedingstoestand.
Externe prikkels zorgen voor informatie dat er een dier aanwezig is met melk.
De hersenen combineren actuele informatie over het interne en externe milieu met
erfelijke en aangeleerde gedragsinformatie. Als respons zal het dier erfelijk,
aangeleerd of nieuw gedrag vertonen. Onderstaand schema zijn de factoren die een
rol spelen in gedrag.
Motivatie; de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren. Denk aan
voedingsdrang, vluchtdrang en voortplantingsdrang. Motivatie en prikkels
beïnvloeden elkaar.