Inhoudsopgave
Week 1...............................................................................................................................2
Studievragen Plato........................................................................................................................2
Studievragen Aristoteles...............................................................................................................4
Week 2...............................................................................................................................6
Studievragen Locke.......................................................................................................................6
Studievragen Leibniz.....................................................................................................................8
Week 3...............................................................................................................................9
Studievragen Descartes – Meditaties (I & II)..................................................................................9
Studievragen David Hume - Enquiries concerning the human understanding and concerning the
principles of morals.....................................................................................................................11
Week 5.............................................................................................................................13
Studievragen Kant - Inleiding Kritik der reinen Vernunft..............................................................13
Studievragen Kant - Transcendentale Esthetica...........................................................................15
Week 6.............................................................................................................................19
Studievragen Carnap...................................................................................................................19
Studievragen Quine – ‘Two Dogmas of Empiricism’.....................................................................21
,Week 1
Studievragen Plato
Plato – Meno, fragment 1
1. Waarom vergelijkt Meno Socrates met een sidderrog?
Omdat Socrates hem in de war brengt, van z’n stuk brengt, zijn geest verdooft.
2. Voor welk dilemma stelt Meno Socrates?
Hoe kan je iets onderzoeken dat je niet kent? Als je de definitie nog niet hebt?
3. Geef een argumentatieschema voor Meno’s paradox.
P (premisse)1.: Je weet of je weet niet
P2.: Als je weet, heb je niets () om naar de zoeken
P3.: Als je niet () weet, heb je ook niets () om naar te zoeken
Conclusie: Je kan niet zoeken
P4.: Als je niet kan zoeken, kan je ook geen kennis op doen
Conclusie 2: Je kan geen kennis opdoen
4. Hoe kwalificeert Socrates Meno’s argument?
Als een sofisten-argument (klinkt slim, maar klopt niet). Daarnaast maakt het mensen lui,
want je weet iets al of je weet het niet, maar je kan er niks aan doen.
Hij is het er niet mee eens. Je kan sowieso niet kennis vergaren, want als je wel weet waar je
naar zoekt, dan leer je dus ook niets nieuws. Er bestaat dus sowieso niet iets als leren.
5. Wat houdt de doctrine die Socrates aanhaalt in?
Iemand haalt inzichten naar boven, dus die kennis moet men al bezitten en tot de ziel zijn
gekomen in een andere tijd. Je hebt dus kennis eigenlijk tegelijkertijd wel én niet, wat gek
klinkt, maar waar je door het mythologische verhaal van de ziel meer in gelooft.
6. Vormt deze doctrine een oplossing voor Meno’s paradox? Waarom wel/niet?
Een beetje, want hij noemt een soort verklaring waarbij je kennis tegelijkertijd wel en niet
hebt.
7. Welke stellingen laat Socrates de slaaf bewijzen?
Dat een vierkant vier keer zo groot wordt bij twee keer zo lange zijden.
Dat je aan de hand van de middellijn erachter kan komen hoe veel langer de zijden van een
vierkant moeten zijn om de oppervlakte te verdubbelen.
8. Wat moet de instructie van de slaaf illustreren, denk je?
Dat men kennis in zich heeft, die naar boven gehaald kan worden. Je leert niet echt iets,
maar de inzichten zitten al in je.
Meno, fragment 2
9. Hoe ontstaat bij Meno de indruk dat het onterecht is dat er meer waarde gehecht
wordt aan kennis dan aan ‘juiste mening’?
Je kan er even goed leiding mee geven.
, 10. Waarom is volgens Socrates kennis toch waardevoller dan juiste mening?
Een juiste mening is vluchtig, omdat ze niet vast te pinnen zijn met een
oorzakelijkheidsredenering.
11. Hoe beredeneert Socrates dat de deugd geen wetenschap kan zijn? Tot welk
vermoeden ten aanzien van de deugd leidt dit?
Omdat er geen leermeesters zijn voor deugd. Dus moet de deugd ingegeven zijn door een
god.
12. In §42 maakt Socrates duidelijk dat er in theorie een leider zou kunnen zijn die niet
slechts ‘goddelijk geïnspireerd’ is. Welke eigenschap heeft een dergelijke leider?
Waarom zou een leider die die eigenschap heeft meer dan goddelijk geïnspireerd
kunnen zijn?
Deze leider moet anderen tot leider kunnen maken. Hij zou de enige zijn die bewust leeft. Hij
is ‘als een werkelijkheid naast de schaduwen’. Dat zou een uitzondering zijn op de regel dat
er geen leermeesters zijn voor de deugd.
Theaetetus
13. Op welk idee van Theaetetus gaat Socrates in in dit fragment?
Kennis is gelijk aan waarneming.
14. Hoe argumenteert Socrates tegen Theaetetus’ idee?
Kennis doe je op door waarnemingen te interpreteren (met de ziel), niet door de
waarnemingen zelf.
Week 1...............................................................................................................................2
Studievragen Plato........................................................................................................................2
Studievragen Aristoteles...............................................................................................................4
Week 2...............................................................................................................................6
Studievragen Locke.......................................................................................................................6
Studievragen Leibniz.....................................................................................................................8
Week 3...............................................................................................................................9
Studievragen Descartes – Meditaties (I & II)..................................................................................9
Studievragen David Hume - Enquiries concerning the human understanding and concerning the
principles of morals.....................................................................................................................11
Week 5.............................................................................................................................13
Studievragen Kant - Inleiding Kritik der reinen Vernunft..............................................................13
Studievragen Kant - Transcendentale Esthetica...........................................................................15
Week 6.............................................................................................................................19
Studievragen Carnap...................................................................................................................19
Studievragen Quine – ‘Two Dogmas of Empiricism’.....................................................................21
,Week 1
Studievragen Plato
Plato – Meno, fragment 1
1. Waarom vergelijkt Meno Socrates met een sidderrog?
Omdat Socrates hem in de war brengt, van z’n stuk brengt, zijn geest verdooft.
2. Voor welk dilemma stelt Meno Socrates?
Hoe kan je iets onderzoeken dat je niet kent? Als je de definitie nog niet hebt?
3. Geef een argumentatieschema voor Meno’s paradox.
P (premisse)1.: Je weet of je weet niet
P2.: Als je weet, heb je niets () om naar de zoeken
P3.: Als je niet () weet, heb je ook niets () om naar te zoeken
Conclusie: Je kan niet zoeken
P4.: Als je niet kan zoeken, kan je ook geen kennis op doen
Conclusie 2: Je kan geen kennis opdoen
4. Hoe kwalificeert Socrates Meno’s argument?
Als een sofisten-argument (klinkt slim, maar klopt niet). Daarnaast maakt het mensen lui,
want je weet iets al of je weet het niet, maar je kan er niks aan doen.
Hij is het er niet mee eens. Je kan sowieso niet kennis vergaren, want als je wel weet waar je
naar zoekt, dan leer je dus ook niets nieuws. Er bestaat dus sowieso niet iets als leren.
5. Wat houdt de doctrine die Socrates aanhaalt in?
Iemand haalt inzichten naar boven, dus die kennis moet men al bezitten en tot de ziel zijn
gekomen in een andere tijd. Je hebt dus kennis eigenlijk tegelijkertijd wel én niet, wat gek
klinkt, maar waar je door het mythologische verhaal van de ziel meer in gelooft.
6. Vormt deze doctrine een oplossing voor Meno’s paradox? Waarom wel/niet?
Een beetje, want hij noemt een soort verklaring waarbij je kennis tegelijkertijd wel en niet
hebt.
7. Welke stellingen laat Socrates de slaaf bewijzen?
Dat een vierkant vier keer zo groot wordt bij twee keer zo lange zijden.
Dat je aan de hand van de middellijn erachter kan komen hoe veel langer de zijden van een
vierkant moeten zijn om de oppervlakte te verdubbelen.
8. Wat moet de instructie van de slaaf illustreren, denk je?
Dat men kennis in zich heeft, die naar boven gehaald kan worden. Je leert niet echt iets,
maar de inzichten zitten al in je.
Meno, fragment 2
9. Hoe ontstaat bij Meno de indruk dat het onterecht is dat er meer waarde gehecht
wordt aan kennis dan aan ‘juiste mening’?
Je kan er even goed leiding mee geven.
, 10. Waarom is volgens Socrates kennis toch waardevoller dan juiste mening?
Een juiste mening is vluchtig, omdat ze niet vast te pinnen zijn met een
oorzakelijkheidsredenering.
11. Hoe beredeneert Socrates dat de deugd geen wetenschap kan zijn? Tot welk
vermoeden ten aanzien van de deugd leidt dit?
Omdat er geen leermeesters zijn voor deugd. Dus moet de deugd ingegeven zijn door een
god.
12. In §42 maakt Socrates duidelijk dat er in theorie een leider zou kunnen zijn die niet
slechts ‘goddelijk geïnspireerd’ is. Welke eigenschap heeft een dergelijke leider?
Waarom zou een leider die die eigenschap heeft meer dan goddelijk geïnspireerd
kunnen zijn?
Deze leider moet anderen tot leider kunnen maken. Hij zou de enige zijn die bewust leeft. Hij
is ‘als een werkelijkheid naast de schaduwen’. Dat zou een uitzondering zijn op de regel dat
er geen leermeesters zijn voor de deugd.
Theaetetus
13. Op welk idee van Theaetetus gaat Socrates in in dit fragment?
Kennis is gelijk aan waarneming.
14. Hoe argumenteert Socrates tegen Theaetetus’ idee?
Kennis doe je op door waarnemingen te interpreteren (met de ziel), niet door de
waarnemingen zelf.
