Samenvatting Neurological physiotherapy 3 - Perfetti concept

Hoofdstuk 1: Perfetti concept


Introductie
Achtergrond:
- Revalidatie benadering ontwikkeld door Italiaanse professor Carlo Perfetti
- Perfetti methode
o = Cognitieve therapeutische oefening
 = Neurocognitieve revalidatie
- Punten van kritiek op bestaande concepten
o Herleren van gedifferentieerde bewegingen
o Nadruk leggen op aandacht van patiënt
o Doel van beweging implementeren in therapieplan
 Weinig cognitieve aspect betrokken in concepten
- Idee
o "Een beroerte beschadigt de hersenen en hun functies, en niet de
spieren. De revalidatie moet daarom ook gericht zijn op het herstel van
de cerebrale en cognitieve functies, en niet alleen op de spieren en
reflexen."
o "De interventie meer richten op de kwaliteit van de uitvoering dan op
het eindresultaat"
 Voorbeeld
 Patiënt kan wandelen maar in synergiën (bv. hip hiking,
stiff knee)
 Perfetti wou dat er meer werd gefocust op de kwaliteit
van de beweging
- Perfetti oefeningen stimuleren en ontwikkelen patiënt zijn
o Bewegingen
o Cognitieve processen
o Perceptie
o Aandacht
o Mogelijkheid tot probleemoplossing



Normale beweging
Tactiel – kinesthetische perceptie:
- Belang van perceptie
o Afferenten/ informatiebronnen
 Kinestetische afferenten
 Proprioceptie
 Signalen van in lichaam
 Visuele en tactiele afferenten  informatie van object

,  Beide afferenten/ informatiebronnen zullen kwaliteit van beweging
en facilitatie van beweging beïnvloeden
 Kwaliteit van beweging en faciliteren beweging




o Voorbeeld
 Glas met water naast plastic bekertje met water
 Je ervaring leert je dat je niet dezelfde kracht kan
gebruiken bij beide om het op te heffen


Visuele perceptie en perceptieve hypothese:
- Visuele informatie wordt omgezet in
o Tactiele informatie
o Proprioceptieve informatie
 Neemt zo deel aan beweging
- Voorbeeld: 2 kommetjes met verschillende groottes
o Patiënt ogen laten sluiten en met zijn/ haar vinger rond randen
bewegen
o Patiënt moet mentaal beeld vormen ervan
o Dan over 1 nog eens gaan en patiënt laten zeggen wat het is
- Ogen sluiten en object in handen krijgen en moeten raden wat het is
o Wat observeren met ogen dicht (kinesthetische info)
 Materiaal, structuur
 Zwaar of licht
 Vorm
 Geluid
 Grootte
 Op basis hiervan probeer je mentaal een beeld te vormen van wat je
in je handen hebt
o Voelen van bv. appel  herkennen van appel
- Programmeringsregel
o Niet alle motorische antwoorden kunnen afzonderlijk worden
opgeslagen/ geprogrammeerd in onze hersenen