DESKRESEARCH/ ONDERZOEK
Samenvatting boek voor tentamen blok 1
Inleiding
Deskresearch: zittend achter je bureau naar informatie zoeken.
Deskresearch doe je als je doelgericht informatie verzamelt voor een paper,
stageverslag of afstudeerscriptie.
Er zijn drie manieren om informatie te verkrijgen: observatie, conversatie en
consultatie.
Observatie: alle activiteiten waarbij we onze zintuigen gebruiken om
informatie te verkrijgen.
Conversatie: informatie vergaren door het stellen van een vraag aan
anderen.
Consultatie: informatie gebruiken die is vastgelegd in documenten.
In deskresearch speelt documentaire informatie de hoofdrol.
Documentaire informatie: informatie die door andere is vastgelegd en
gepubliceerd, zodat informatievergadering door consultatie mogelijk is.
Deskresearch is wezenlijk anders dan veldonderzoek (field research).
Veldonderzoek: onderzoek waarvoor je de wijde wereld ingaat op zoek naar
informatie en waarmee je juist nieuwe informatie probeert te creëren.
Het voordeel van deskresearch is dat het meestal sneller, goedkoper en beter is dan
iedere keer zelf alle informatie verzamelen en analyseren. Het nadeel is dat je niet
alle gewenste informatie vindt, zeker niet als jouw vraagstelling zeer specifiek is.
Er staan 2 type opdrachten centraal:
1. Het vinden van zakelijke informatie over bijvoorbeeld een persoon, bedrijf,
markt of product
2. En het vinden van wetenschappelijke informatie voor een papier of scriptie
Quick reference: even iets opzoeken.
Bekijk tabel i.1 op blz. 4
Openbare bronnen: bestanden waar iedereen toegang tot heeft.
Bronnen die in databanken van een bedrijf zijn opgeslagen vallen daar dus niet
onder!
Feitelijke informatie is zeer waardevol en wordt veelal gebruikt als onderzoeksdata.
Theoretisch kader: in een onderwijsomgeving moet je feitelijke vragen hierin
inbedden.
Literatuurstudie: een noodzakelijke studie om te bepalen wat er reeds over een
onderwerp bekend is.
,6 stappen in een onderzoek:
1. Het ontwikkelen van een onderzoeksvoorstel
2. Het maken van een overzicht van de beschikbare literatuur
3. Het bepalen van een onderzoeksmethode en een onderzoeksstrategie
4. Het uitvoeren van het onderzoek
5. Het analyseren en verwerken van de gegevens
6. Het schrijven en presenteren van het onderzoeksverslag
Het verzamelen van literatuur vormt dus de basis van een goed onderzoek. Diverse
vragen kunnen hiermee worden beantwoord:
1. Welke informatie is al bekend?
2. Hoe is eerder (soortgelijk) onderzoek uitgevoerd?
3. Hoe worden begrippen gedefinieerd en gemeten
Primaire informatiebronnen: de bronnen waar de (oorspronkelijke) informatie in
staat, ofwel het oorspronkelijke artikel, boek, rapport of de website.
Secundaire informatiebronnen: de bronnen die verwijzen naar het artikel, boek,
rapport of de website.
Tertiaire informatiebronnen: de bronnen die informatie bevatten over de
secundaire informatiebronnen en die heel nuttig zijn om snel (nieuwe)
informatiebronnen te vinden.
Het onderscheid is steeds vager aan het worden, want veel secundaire en tertiaire
bronnen geven tegenwoordig direct toegang tot de primaire bron.
Bekijk tabel i.2 op pagina 5
Eenvoudige stappenplan de Big 6 kan houvast bieden en fouten in de zoektocht
voorkomen.
Stap 1: Wat wil je eigenlijk weten?
De eerste stap die je zet, bestaat uit het stellen van twee samenhangende vragen:
1. Probleemdefinitie: wat is precies de vraag?
2. Bepaling van de informatiebehoefte: waarom wil je het eigenlijk weten?
Stap 2: Welke informatiebronnen zijn geschikt?
Je moet hiervoor 3 zaken op een rijtje zetten:
1. Maak een longlist: een ruwe inventarisatie van de mogelijke
informatiebronnen.
2. Rangschrik de informatiebronnen naar de kans op succes (waar denk je de
juiste informatie te kunnen vinden?) en maak een shortlist: rangschikking van
de informatiebronnen naar de kans op succes en selectie van de belangrijkste
informatiebronnen.
3. Zoektermen: woorden die je kiest om de informatiebronnen te zoeken.
Je hebt niks aan een lange lijst van informatiebronnen als je niet precies kunt
aangeven hoe je de beste informatiebron wilt selecteren. De wijze waarop je
informatie zoekt, heeft een enorme invloed op de kwaliteit van het uiteindelijke
resultaat.
, Stap 3: Waar kun je de juiste informatie vinden?
Het vinden van de juiste informatie in de bron bestaat altijd uit 2 sub stappen: waar is
de informatiebron? En waar is de informatie in de informatiebron te vinden?
Technische vaardigheden: het gebruik van een webbrowser, het begrijpen van de
website en het kunnen navigeren door een pagina.
Inhoudelijke vaardigheden: het goed lezen en begrijpen van de tekst en zoeken
naar clues in de vorm van zoektermen en verwijzingen.
Stap 4: Hoe gebruik en beoordeel je de informatie?
De belangrijkste stap is uiteraard het werken met de informatie zelf.
Kritisch lezen: het ontwikkelen van een oordeel over de argumentatie of
onderbouwing van een bepaalde tekst.
Kritisch lezen, samenvatten en begrijpen van de informatie die je hebt gevonden, is
essentieel voor succes.
Stap 5: Hoe verwerk je de informatie in je rapportage?
Bij deze stap is het belangrijk om de informatie zodanig te organiseren dat deze
aansluit bij de vraagstelling. In alle gevallen is het belangrijk dat je duidelijk maakt
waar de informatie vandaan komt. Dit zorgt ervoor dat de kwaliteit van het
eindproduct kan worden ingeschat, maar het is ook een vorm van goed fatsoen dat je
laat zien waar je ideeen op zijn gebaseerd.
Stap 6: Wat is de kwaliteit van je rapportage?
In de laatste stap evalueer je zelfs kritisch al het werk. Je gaat na in hoeverre je de
vragen efficient en effectief hebt beantwoord. Zowel het proces als het product zul je
moeten beoordelen.
Fact checking: nagaan of een verhaal wel klopt
Bij het zoeken, gebruiken en verwerken van informatie komt nog heel wat kijken.
Bekijk bron i.3 op pagina 8!
In de Big 6 wordt er een scherp onderscheid gemaakt tussen het selecteren van
mogelijke informatiebronnen (stap 2), het kiezen en lokaliseren van de informatiebron
(stap 3) en het omgaan met en begrijpen van de informatie in de bron (stapv4).
Met de komst van het internet zijn deze activiteiten deels met elkaar verweven
geraakt.
Samenvatting boek voor tentamen blok 1
Inleiding
Deskresearch: zittend achter je bureau naar informatie zoeken.
Deskresearch doe je als je doelgericht informatie verzamelt voor een paper,
stageverslag of afstudeerscriptie.
Er zijn drie manieren om informatie te verkrijgen: observatie, conversatie en
consultatie.
Observatie: alle activiteiten waarbij we onze zintuigen gebruiken om
informatie te verkrijgen.
Conversatie: informatie vergaren door het stellen van een vraag aan
anderen.
Consultatie: informatie gebruiken die is vastgelegd in documenten.
In deskresearch speelt documentaire informatie de hoofdrol.
Documentaire informatie: informatie die door andere is vastgelegd en
gepubliceerd, zodat informatievergadering door consultatie mogelijk is.
Deskresearch is wezenlijk anders dan veldonderzoek (field research).
Veldonderzoek: onderzoek waarvoor je de wijde wereld ingaat op zoek naar
informatie en waarmee je juist nieuwe informatie probeert te creëren.
Het voordeel van deskresearch is dat het meestal sneller, goedkoper en beter is dan
iedere keer zelf alle informatie verzamelen en analyseren. Het nadeel is dat je niet
alle gewenste informatie vindt, zeker niet als jouw vraagstelling zeer specifiek is.
Er staan 2 type opdrachten centraal:
1. Het vinden van zakelijke informatie over bijvoorbeeld een persoon, bedrijf,
markt of product
2. En het vinden van wetenschappelijke informatie voor een papier of scriptie
Quick reference: even iets opzoeken.
Bekijk tabel i.1 op blz. 4
Openbare bronnen: bestanden waar iedereen toegang tot heeft.
Bronnen die in databanken van een bedrijf zijn opgeslagen vallen daar dus niet
onder!
Feitelijke informatie is zeer waardevol en wordt veelal gebruikt als onderzoeksdata.
Theoretisch kader: in een onderwijsomgeving moet je feitelijke vragen hierin
inbedden.
Literatuurstudie: een noodzakelijke studie om te bepalen wat er reeds over een
onderwerp bekend is.
,6 stappen in een onderzoek:
1. Het ontwikkelen van een onderzoeksvoorstel
2. Het maken van een overzicht van de beschikbare literatuur
3. Het bepalen van een onderzoeksmethode en een onderzoeksstrategie
4. Het uitvoeren van het onderzoek
5. Het analyseren en verwerken van de gegevens
6. Het schrijven en presenteren van het onderzoeksverslag
Het verzamelen van literatuur vormt dus de basis van een goed onderzoek. Diverse
vragen kunnen hiermee worden beantwoord:
1. Welke informatie is al bekend?
2. Hoe is eerder (soortgelijk) onderzoek uitgevoerd?
3. Hoe worden begrippen gedefinieerd en gemeten
Primaire informatiebronnen: de bronnen waar de (oorspronkelijke) informatie in
staat, ofwel het oorspronkelijke artikel, boek, rapport of de website.
Secundaire informatiebronnen: de bronnen die verwijzen naar het artikel, boek,
rapport of de website.
Tertiaire informatiebronnen: de bronnen die informatie bevatten over de
secundaire informatiebronnen en die heel nuttig zijn om snel (nieuwe)
informatiebronnen te vinden.
Het onderscheid is steeds vager aan het worden, want veel secundaire en tertiaire
bronnen geven tegenwoordig direct toegang tot de primaire bron.
Bekijk tabel i.2 op pagina 5
Eenvoudige stappenplan de Big 6 kan houvast bieden en fouten in de zoektocht
voorkomen.
Stap 1: Wat wil je eigenlijk weten?
De eerste stap die je zet, bestaat uit het stellen van twee samenhangende vragen:
1. Probleemdefinitie: wat is precies de vraag?
2. Bepaling van de informatiebehoefte: waarom wil je het eigenlijk weten?
Stap 2: Welke informatiebronnen zijn geschikt?
Je moet hiervoor 3 zaken op een rijtje zetten:
1. Maak een longlist: een ruwe inventarisatie van de mogelijke
informatiebronnen.
2. Rangschrik de informatiebronnen naar de kans op succes (waar denk je de
juiste informatie te kunnen vinden?) en maak een shortlist: rangschikking van
de informatiebronnen naar de kans op succes en selectie van de belangrijkste
informatiebronnen.
3. Zoektermen: woorden die je kiest om de informatiebronnen te zoeken.
Je hebt niks aan een lange lijst van informatiebronnen als je niet precies kunt
aangeven hoe je de beste informatiebron wilt selecteren. De wijze waarop je
informatie zoekt, heeft een enorme invloed op de kwaliteit van het uiteindelijke
resultaat.
, Stap 3: Waar kun je de juiste informatie vinden?
Het vinden van de juiste informatie in de bron bestaat altijd uit 2 sub stappen: waar is
de informatiebron? En waar is de informatie in de informatiebron te vinden?
Technische vaardigheden: het gebruik van een webbrowser, het begrijpen van de
website en het kunnen navigeren door een pagina.
Inhoudelijke vaardigheden: het goed lezen en begrijpen van de tekst en zoeken
naar clues in de vorm van zoektermen en verwijzingen.
Stap 4: Hoe gebruik en beoordeel je de informatie?
De belangrijkste stap is uiteraard het werken met de informatie zelf.
Kritisch lezen: het ontwikkelen van een oordeel over de argumentatie of
onderbouwing van een bepaalde tekst.
Kritisch lezen, samenvatten en begrijpen van de informatie die je hebt gevonden, is
essentieel voor succes.
Stap 5: Hoe verwerk je de informatie in je rapportage?
Bij deze stap is het belangrijk om de informatie zodanig te organiseren dat deze
aansluit bij de vraagstelling. In alle gevallen is het belangrijk dat je duidelijk maakt
waar de informatie vandaan komt. Dit zorgt ervoor dat de kwaliteit van het
eindproduct kan worden ingeschat, maar het is ook een vorm van goed fatsoen dat je
laat zien waar je ideeen op zijn gebaseerd.
Stap 6: Wat is de kwaliteit van je rapportage?
In de laatste stap evalueer je zelfs kritisch al het werk. Je gaat na in hoeverre je de
vragen efficient en effectief hebt beantwoord. Zowel het proces als het product zul je
moeten beoordelen.
Fact checking: nagaan of een verhaal wel klopt
Bij het zoeken, gebruiken en verwerken van informatie komt nog heel wat kijken.
Bekijk bron i.3 op pagina 8!
In de Big 6 wordt er een scherp onderscheid gemaakt tussen het selecteren van
mogelijke informatiebronnen (stap 2), het kiezen en lokaliseren van de informatiebron
(stap 3) en het omgaan met en begrijpen van de informatie in de bron (stapv4).
Met de komst van het internet zijn deze activiteiten deels met elkaar verweven
geraakt.
