CELLEER
SITUERING VAN DE CEL
= 1e leven op aarde
= ééncellige in oerzee (bacteriën)
Later:samenwerken + differentiëren
ontstaan meercellige organismen
manteldiertjes > ongewervelden > vertebrata
Menselijk lichaam:± 200 biljoen cellen
>100 soorten
100 miljard hersencellen Microbioom:nog 20 à 100 triljoen bacteriën in & op mens
HIËRARCHISCHE OPBOUW VH MENSELIJK LICHAAM
Werking menselijk lichaam & geest = berust op samenwerking vd cellen
Werking cellen = berust op scheikundige reacties
gestuurd door specifieke eiwitten = enzymen
codes liggen vast in DNA
Ieder menselijke cel heeft hetzelfde DNA
gebruikt beperkt deel ervan
selectie maakt differentiatie mogelijk
Set van gebruikte genen bepaalt het celtype !
CEL = KLEINST LEVENDE EENHEID
= levende structuur
Onderscheid van dode structuren:- vermogen zichzelf in stand te houden
spontane afbraak tegen gaan geprogrammeerde aanmaak door onttrekking bouw- & brandstoffen
- vermogen te groeien & voort te planten
ONDERVERDELING EUKARYOTE CEL
Celkern:- opslag erfelijke code
- noodzakelijk voor sturing anabolisme
Celmembraan:- afscherming van cytoplasma + selectieve uitwisseling voor metabolisme
- communicatie tussen organisme & cel
controle vd cel
Cytoplasma + organellen: - celmetabolisme anabolisme
katabolisme DE STRUCTUUR & FUNCTIE VD PLASMAMEMBRAAN, CYTOPLASMA & CELORGANELLEN
CELMEMBRAAN
= 3 – 13 nm
Barrière, selectief transport, communicatie, verankering & zelfherkenning
BARRIÈREFUNCTIE
Scheiding intracellulair & extracellulair vocht
hebben andere samenstelling
constante samenstelling = vitaal belang !
nood aan celmembraan
Fosfolipiden dubbellaag = 2 lagen fosfolipiden + cholesterol
gespiegeld aan elkaar
Cholesterol:- polaire OH-groep
- apolaire vertakte C27-staart
bestaat deels uit ringen
Fosfolipiden = glycerol-brug met: - polaire/hydrofiele fosfaat-groep
- 2 apolaire/hydrofobe vetzuren
Dubbellagen = barrières = membranen in water
waterafstotende staarten naar elkaar toegekeerd maakt membraan ondoorgankelijk voor water Door fosfolipidenlagen liggen nog membraaneiwitten
+ oligosachariden = korte KH-ketens TRANSPORTFUNCTIE
= selectief passief transmembranair transport vn hydrofiele stoffen dankzij kanalen & carriers
Micro-transport = transport vn molecule per molecule
Macro-transport= blaasjestransport = zeer veel moleculen in één beweging
inwaarts = endocytose; fago-& pinocytose
uitwaarts = exocytose Passief transport= spontaan = van hoge nr lage concentratie
geen energie-input nodig vetoplosbare moleculen: diffusie doorheen membraan
opgeloste moleculen: - klein: diffusie langs poriën/kanalen
- groot: diffusie door carriers
water: door waterkanalen (osmose)
Actief transport= niet-spontaan = van lage nr hoge concentratie
energie-input nodig (ATP)
micro: pompeiwitten = ABC’s = ATP Binding Carriers
macro: blaasjestransport conc (mmol/l) in:ECVICV
[K+]5150
[Na+]14510
SITUERING VAN DE CEL
= 1e leven op aarde
= ééncellige in oerzee (bacteriën)
Later:samenwerken + differentiëren
ontstaan meercellige organismen
manteldiertjes > ongewervelden > vertebrata
Menselijk lichaam:± 200 biljoen cellen
>100 soorten
100 miljard hersencellen Microbioom:nog 20 à 100 triljoen bacteriën in & op mens
HIËRARCHISCHE OPBOUW VH MENSELIJK LICHAAM
Werking menselijk lichaam & geest = berust op samenwerking vd cellen
Werking cellen = berust op scheikundige reacties
gestuurd door specifieke eiwitten = enzymen
codes liggen vast in DNA
Ieder menselijke cel heeft hetzelfde DNA
gebruikt beperkt deel ervan
selectie maakt differentiatie mogelijk
Set van gebruikte genen bepaalt het celtype !
CEL = KLEINST LEVENDE EENHEID
= levende structuur
Onderscheid van dode structuren:- vermogen zichzelf in stand te houden
spontane afbraak tegen gaan geprogrammeerde aanmaak door onttrekking bouw- & brandstoffen
- vermogen te groeien & voort te planten
ONDERVERDELING EUKARYOTE CEL
Celkern:- opslag erfelijke code
- noodzakelijk voor sturing anabolisme
Celmembraan:- afscherming van cytoplasma + selectieve uitwisseling voor metabolisme
- communicatie tussen organisme & cel
controle vd cel
Cytoplasma + organellen: - celmetabolisme anabolisme
katabolisme DE STRUCTUUR & FUNCTIE VD PLASMAMEMBRAAN, CYTOPLASMA & CELORGANELLEN
CELMEMBRAAN
= 3 – 13 nm
Barrière, selectief transport, communicatie, verankering & zelfherkenning
BARRIÈREFUNCTIE
Scheiding intracellulair & extracellulair vocht
hebben andere samenstelling
constante samenstelling = vitaal belang !
nood aan celmembraan
Fosfolipiden dubbellaag = 2 lagen fosfolipiden + cholesterol
gespiegeld aan elkaar
Cholesterol:- polaire OH-groep
- apolaire vertakte C27-staart
bestaat deels uit ringen
Fosfolipiden = glycerol-brug met: - polaire/hydrofiele fosfaat-groep
- 2 apolaire/hydrofobe vetzuren
Dubbellagen = barrières = membranen in water
waterafstotende staarten naar elkaar toegekeerd maakt membraan ondoorgankelijk voor water Door fosfolipidenlagen liggen nog membraaneiwitten
+ oligosachariden = korte KH-ketens TRANSPORTFUNCTIE
= selectief passief transmembranair transport vn hydrofiele stoffen dankzij kanalen & carriers
Micro-transport = transport vn molecule per molecule
Macro-transport= blaasjestransport = zeer veel moleculen in één beweging
inwaarts = endocytose; fago-& pinocytose
uitwaarts = exocytose Passief transport= spontaan = van hoge nr lage concentratie
geen energie-input nodig vetoplosbare moleculen: diffusie doorheen membraan
opgeloste moleculen: - klein: diffusie langs poriën/kanalen
- groot: diffusie door carriers
water: door waterkanalen (osmose)
Actief transport= niet-spontaan = van lage nr hoge concentratie
energie-input nodig (ATP)
micro: pompeiwitten = ABC’s = ATP Binding Carriers
macro: blaasjestransport conc (mmol/l) in:ECVICV
[K+]5150
[Na+]14510