Samenvatting OG 1 ET in de ouderenzorg

OG 1.4.01: ET in de ouderenzorg. Onbekend is onbemind?
Of moet ik mij, als Et, schamen om te zeggen dat ik in de ouderenzorg werk?


Wat zijn ouderen?

Senioren VS bejaarden
o Vroeger: bejaarden groep van 60+  groep 3de leeftijd
o Dit gebeurde door onderscheid te maken in activiteit en leeftijd
o 3de leeftijd:
 Jongbejaarden = jonggepensioneerden
 vaak zeer actief, dynamisch, volgens hen niet oud/bejaard
 Senior = iemand die behoort tot een oudere generatie
 Bejaarden
 Hoogbejaarden
o Nu ouderen gebruikt ipv bejaarden

3de, 4de en 5de leeftijd volgens Baltes & Smith:
o 3de leeftijd = young old (65+)
 Kenmerk: mogelijkheden op fysiek en psychosociaal vlak
 Mobiel, emotioneel stabiel, zien succesvol oud worden als uitdaging
o 4de leeftijd = oldest old = frêle ouderen (75+)
 Verliezen cognitie en leervermogen
 Kwetsbare groep met hoge niveaus van disfunctionaliteit
o 5de leeftijd = ouderen in palliatieve zorgfase

Visie op ouder worden in de oudheid
o Manheimer onderscheidt 4 visies
o Visie 1 van Plato:
 Ouderen leveren bijdrage aan samenleving
 Oud worden is niet erg
 Hoop ervaring opgedaan, beschikt over vermogen kritisch denken  bijdrage aan
samenleving
o Visie 2 van Aristoteles:
 Ouderen moeten zich terugtrekken uit maatsch en berusten op lot
 Je moet aanvaarden en betreuren dat je oud wordt, geen initiatieven nemen in
samenleving
 Volgens Cumming & Henry = disengagementtheorie
o Visie 3 van Cicero & Montaigne
 Ouderen moeten zo lang mogelijk actief blijven + actief verzetten tegen
teruggang/verlies
 = activiteitstheorie
o Visie 4 vanuit post-moderne gezichtspunt
 Oud worden = neg gebeuren

, Activiteit VS disengagement
o Disengagementtheorie
 = proces van onthechten aan de maatschappij
 Theorie over ouder worden
 Cumming & Henry  ouderen hebben minder sociale activiteiten in vgl met
middengeneratie
 Oudere is meer op zichzelf gericht  zelfbeeld beïnvloeden
 Oudere ziet zich steeds minder als actieve persoon
 Maatschappij: belangrijke rol
o Activiteitstheorie
 Reactie op disengagementtheorie
 Beklemtoond het belang vd stabiliteit vd persoonlijkheid zoals die niet-aflatende
activiteit die tot uiting komt
 Activiteit en prestatie staan centraal

Oud worden VS oud zijn  Erikson
o Chronologische leeftijd
 45-65j: oudere werknemer
 65-74j: jonge ouderen
 75-84j: oudere ouderen
 85+: oudste ouderen
o Biologische leeftijd
 = geeft algemene toestand vh organisme weer
 Senscentia = normale verouderingsproces, geleidelijke achteruitgang vh organisme
 Samen met ziekten die een persoon heeft doorgemaatk, bepaald senscentia iemands
biologische leeftijd
o Psychologische leeftijd
 Wordt bepaald door factoren zoals waarnemingsprocessen, hoe we dingen ervaren
en interpreteren, mentale functies, motivatie…
o Sociale leeftijd
 Wordt bepaald door de positie die een persoon inneemt tav de samenleving
 Relatie/rol hangt nauw samen met verschillende leeftijdstypes
o Subjectieve leeftijd
 = Het gevoel dat een persoon heeft mbt ouderdom in vgl met anderen
 Beïnvloed door cult & maatsch factoren
o Functionele leeftijd
 = Vermogen ve persoon om lichamelijk, intellectueel of sociaal werk uit te voeren
 3 categorieën:
 Voldoende gezonde en actieve ouderen
 Ouderen met bepaalde chronische aandoeningen die hulp nodig hebben van
anderen
 Ouderen met lichamelijke en/of geestelijke problemen die op anderen zijn
aangewezen voor hun basisbehoeften
o Ouderen en heterogeniteit
 Zowel op psychisch, sociaal als lichamelijk vlak lijken individuele verschillen toe te
nemen met de leeftijd




Huidige VS nieuwe generatie ouderen