1 INLEIDING
↑ diversiteit in leerlingenpopulatie
o Toenemende migratie
leerlingen met verschillende etnische achtergronden, moedertalen, religies…
o Evolutie in aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
= onderwijsbehoeften ten gevolge van langdurige en belangrijke participatieproblemen die te
wijten zijn aan een samenspel tussen:
(a) één of meerdere functiebeperkingen (mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuigelijk)
(b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten
(c) persoonlijke en externe factoren
o Meeste lln. met onderwijsbehoeften BSO
o % leerlingen met leerproblemen: 27% BSO; 22% TSO en KSO; 9% ASO
o Dyslexie > AD(H)D > dyscalculia
o ↑ buitenschoolse hulp bv.: logopediste
toenemend aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften met nood aan anderen of extra
ondersteuning binnen of buiten de reguliere schoolcontext; Oorzaak? Samenspel tussen factoren:
o Inclusieve maatregelen bv.: M-decreet
o Strengere norm voor ‘model leerling’ waardoor meer leerlingen een label krijgen
o Grotere bekommernis van ouders
Sneller een probleem signaleren en diagnosetraject opstellen
o Verminderede draagkracht school
2 HOE OMGAAN MET VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN
2.1 VIS IES OP OMGAAN MET VERSCHILLEN TUSSEN LEERLINGEN
CHILD-DEFICIT
= tekort bij de leerling; lln. met specifieke onderwijsbehoeften hebben nood aan gespecialiseerde
begeleiding en aanpak op hun maat.
Binnenklasdifferentiatie = lln. met specifieke onderwijsbehoeften krijgen andere behandeling
dan hun klasgenoten vertrekt ook vanuit een tekort/gebrek
! focus ligt op problemen/tekorten van leerlingen, geen aandacht voor context factoren
INCLUSIE
= klasgroep weerspiegelt de diversiteit van de samenleving; gelijke behandeling
UDL (universal design for learning) = tegen verschillende behandelingen voor verschillende
leerlingen onderwijs moet in het geheel afgestemd zijn op zoveel mogelijk verschillende lln.
Conclusie: beide visies hechten belang aan differentiatie
o Child-deficit: exclusief gefocust op lln. met specifieke leerbehoeften
o Inclusie: gefocust op alle leerlingen
2.2 VAN SEGREGATIE NAAR INCLUSIE IN VLAANDEREN
o BE bekrachtigde het VN verdrag inzake rechten van personen met een handicap
o Goed leven en volwaardige deelname aan maatschappij en dus ook onderwijs
Wijzigingen op Vlaams beleidsniveau en zorgbeleid op school
21
, Differentiëren Remediëren
Compenseren Dispenseren
M-DECREET
= plicht om voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften nodige redelijke aanpassingen te doen
Zorgcontinuüm
Brede basiszorg: kwalitatief goed onderwijs voor alle lln. Fase 3:
goede opvolgingsstructuur, krachtige leeromgeving aangepaste IAC
instructiewijzen en differentiëren Fase 2
Uitbreiding van
de zorg
Verhoogde zorg
specifieke oplossingen binnen reguliere werking (MDT) Fase 1
bv.: bijlessen, extra oefeningen… Verhoogde zorg
Uitbreiding van de zorg Fase 0
inzicht in individuele onderwijsleersituatie (CLB) Brede basiszorg
Individueel aangepast curriculum
langdurige en belangrijke problemen; leerdoelen op maat (regulier en buitengewoon onderwijs
Alle fasen doorlopen + aanpassingen zijn disproportioneel in reguliere onderwijs: BUSO
ZORGBELEID OP SCHOOL
= visie en concrete maatregelen inzake de ondersteuning die de school biedt aan leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften (nu: betrekking op het hele schoolteam)
2.3 DIFFERENTIATIE OP MACRO- MESO- EN MICRONIVEAU
Groter diversiteit o.v.v. leerbehoeften en leerlingenpopulatie
onveranderbaar (bv.: geslacht…) en veranderbaar (bv.: motivatie, betrokkenheid, interesses…)
Differentiatieniveau Vormen van differentiatie
- tracking
- onderwijstypes
Macroniveau: institutionele differentiatie - netten en koepels
- groepering per leeftijd
Mesoniveau: interklassikale differentiatie - homogene/heterogene klassen
differentiatie op basis van:
Microniveau: binnenklas differentiatie - interesse
- (meta)cognitieve mogelijkheden
- leerprofiel
Differentiatie = het afstemmen van onderwijs op de kenmerken van jongeren op maat/adaptief
A. Institutionele differentiatie
= hoe verschillende onderwijssystemen leerlingen groeperen
Tracking = groeperen van leerlingen in onderwijsvormen (aso, bso, tso, kso)
o Verschillende maatschappelijke waardering
o Early (bv.: Duitsland, Oostenrijk) vs late (bv.: scandinavische landen)
o ↑ sociale ongelijkheid bij early tracking Onderzoeken houden geen rekening met verschillen
tussen landen qua sociaaleconomische en culturele
o Geen verschillen in gemiddelde prestatieniveaus
factoren
Segregatie = groeperen van leerlingen in verschilleden scholen (gevolg institutionele segregatie)
o Niet-intentioneel: segregatie als neveneffect van het gevoerde beleid
22
o Concentratieschool vs. witte scholen
o Onderzoek: ‘sociale mix’ nastreven om segregatie tegen te gaan
= desegregatiemaatregelen