COMMUNICATIEWETENSCHAP
HOORCOLLEGE 2 – 29/09/2023
2. CONCEPTEN EN MODELLEN
2.1 Inleiding
Veel verschillende defini.es voor begrip communica.e
Invulling en klemtoon a9ankelijk van de uitgangsposi.e van de auteur
2.2 Wat is communica4e?
Manier 1: definiëren
!! NIET betekenis uit woordenboek (geen wetenschappelijke bron)
!! WEL wetenschappelijke definiGe (veel verschillende door verschillende wetenschappers; alle
defini9es samen tonen verschillende kijk op begrip communica9e)
Goede defini.e:
- Bruikbaar + operaGoneel binnen een bepaalde wetenschappelijke visie/benadering/veld
- Logisch en coherent
- Wordt niet tegengesproken door de waarneembare werkelijkheid
- Onderscheidt het gedefinieerde nauwkeurig van andere maatschappelijke verschijnselen
TWEE VISIES OP COMMUNICATIE:
1 Processchool: 2 Betekeniscrea7e-school:
CommunicaGe = transmissie van boodschappen CommunicaGe = producGe en uitwisseling van betekenissen
à nadruk op aanwezigheid van zender & à nadruk op betekenis, hoe boodschappen
ontvanger, hoe zij encoderen (= manier om interageren met mensen en zo betekenissen tot
boodschap over te brengen) en decoderen (= stand brengen
boodschap ontvangen) via media en kanalen
Communica)e volgens de processchool: Communica)e volgens de betekeniscrea)e-school:
- Beïnvloedingsproces van gedrag / gedachten van - Klemtoon op wat tussen zender & ontvanger zit (=
de andere persoon boodschap)
- Proces met een intenGe/bedoeling - Verschil tussen betekenisgeving zender en ontvanger ¹
- Richt zich op gedrag/communicaGeacGviteiten fout,
(=acts of communica9on) maar wel culturele verschillen
- Verschil tussen input (bedoelde effect) en output - Centrale methode = semioGek (= betekenisleer)
(effect) = fout in communicaGe à verklaren door - Gaat om wisselwerking, niet begin- en eindpunt
te kijken naar verschillende fasen in het - Richt zich op works of communicaGon
communicaGeproces bv. eigen interpreta.e van een boek
bv. Slimste Mens: makers hebben niet inten.e bv. Slimste Mens: interpreta.e dat het een
om seksis.sch programma te maken vrouwonvriendelijk programma is
,Manier 2: Voorwaarden en breekpunten in defini7es van communica7e
1 Inten&onaliteit:
à CommunicaGe is pas communicaGe als er een intenGe is (= teleologische opvaXng)
à Zender hee[ bedoeling boodschap te sturen & ontvanger hee[ bedoeling te ontvangen
Bedoeld door zender Niet bedoeld door zender
(zender ACTIEF) (zender PASSIEF)
IntenGoneel ontvangen bv. klant bestelt iets bij bv. meeluisteren met een
(ontvanger ACTIEF) verkoper gesprek
Niet-intenGoneel ontvangen bv. passief luistergedrag in bv. indrukken wanneer we op
(ontvanger PASSIEF) de klas straat lopen
à Gedragsopva:ng (Watzlawic): men kan niet niet communiceren; alles is communicaGe;
sprake van interpretaGe = communicaGe
à Teleologische opva:ng maakt onderscheid tussen
communicaGef (= intenGe af te leiden) en informaGef (= geen intenGe)
MAAR intenGonaliteit vaak moeilijk vast te stellen
2 Geslaagdheid als criterium?
à Sprake van communicaGe als de communicaGe geslaagd is
à Wiskundige benadering van Fauconnier:
Geslaagde CommunicaGe = Expressie van een boodschap + Transmissie naar bedoelde
Ontvanger x die de expressie Interpreteert zoals die bedoeld is en dat leidt tot de
Uitwerking die bedoeld is
GC = E + T + Ox + Ib + Ub
3 Rich&ng van communica&e:
à ÉénrichGngsverkeer (A ® B) of tweerichGngsverkeer (A ® B en B ® A)
à Lineair of circulair
4 Observa&eniveau
à (Intra persoonlijke communicaGe)
à Interpersoonlijke communicaGe
à GroepscommunicaGe
à OrganisaGecommunicaGe
à MassacommunicaGe
,Manier 3: elementen van het communica7eproces
Gebruikmakend van de procesvisie:
1 Bron / Zender
Sommigen maken onderscheid tussen bron (= persoon die boodschap verstuurt)
& zender (= technische apparaat waardoor boodschap verstuurd kan worden)
à Zender encodeert
2 Ontvanger/bestemmeling
Sommigen maken onderscheid tussen ontvanger (= technische apparaat)
& bestemmeling (= persoon die boodschap ontvangt)
à Ontvanger decodeert
3 Boodschap
= datgene dat wordt uitgedrukt door zender en overgedragen naar ontvanger
à Boodschap bestaat uit tekens (= verbale of non-verbale s9muli die betekenis dragen)
bv. “hond” verwijst naar dier, middelvinger betekent “fuck you”
à Tekens bestaan uit signifiant = betekenaar (klanken) &
signifié = betekende (betekenis die klanken oproepen); drie soorten:
1. Symbolen: geen natuurlijke relaGe tussen signifiant en signifié, relaGe is
resultaat van convenGe / afspraken
bv. taal / klanken
2. Iconen: fysieke gelijkenis tussen betekenaar en betekende
bv. foto / pictogram
3. Indices: zintuiglijke waarneming A verwijst naar B
bv. donkere wolken zijn index van regen, rookwolken zijn index van vuur
à Code = systeem van betekenissen, gemeenschappelijk voor leden van een cultuur
(bestaat uit tekens, regels en convenCes)
4 Signaal
= dragers van tekens
bv. luchDrillingen, visuele signalen, tacCele signalen…
5 Kanaal
= verbinding die ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger overbrugt;
weg / materie waarlangs signalen worden verstuurd
bv. lucht, telefoonlijn…
, 6 Medium
Verschillende betekenissen
= object dat boodschap draagt of kan dragen / technisch middel om boodschap om te
zegen in signalen die zintuiglijk waargenomen kunnen worden
Classifica)e van media volgens indeling van Bordewijk en Van Kaam:
Controle over informaGebron / over opgeslagen informaGe
Centrale bron Individu
Controle over Centrale bron AllocuGe RegistraGe
Gjd en bv. radio en tv bv. examen
onderwerpkeuze Individu ConsultaGe ConversaGe
bv. boek lezen bv. gesprek
7 Ruis
= elke sGmulus die ontvangst van een boodschap belemmert
1. Fysieke/mechanische/kanaalruis
= storing bij fysieke transmissie van signalen door omgevingsfactoren
2. Psychologische ruis
= interne gedachten die interfereren
3. Fysiologische ruis
= fysieke toestand van ontvanger belemmert ontvangst
4. Seman)sche ruis
= gebruik van verschillende codes; gebrek aan kennis van gebruikte codes /
verkeerde connotaGe
8 Feedback
= informaGe die ontvanger verstuurt naar zender zodat die communicaGeproces kan
evalueren
à CommunicaGe gezien als éénrichGngsverkeer
HOORCOLLEGE 2 – 29/09/2023
2. CONCEPTEN EN MODELLEN
2.1 Inleiding
Veel verschillende defini.es voor begrip communica.e
Invulling en klemtoon a9ankelijk van de uitgangsposi.e van de auteur
2.2 Wat is communica4e?
Manier 1: definiëren
!! NIET betekenis uit woordenboek (geen wetenschappelijke bron)
!! WEL wetenschappelijke definiGe (veel verschillende door verschillende wetenschappers; alle
defini9es samen tonen verschillende kijk op begrip communica9e)
Goede defini.e:
- Bruikbaar + operaGoneel binnen een bepaalde wetenschappelijke visie/benadering/veld
- Logisch en coherent
- Wordt niet tegengesproken door de waarneembare werkelijkheid
- Onderscheidt het gedefinieerde nauwkeurig van andere maatschappelijke verschijnselen
TWEE VISIES OP COMMUNICATIE:
1 Processchool: 2 Betekeniscrea7e-school:
CommunicaGe = transmissie van boodschappen CommunicaGe = producGe en uitwisseling van betekenissen
à nadruk op aanwezigheid van zender & à nadruk op betekenis, hoe boodschappen
ontvanger, hoe zij encoderen (= manier om interageren met mensen en zo betekenissen tot
boodschap over te brengen) en decoderen (= stand brengen
boodschap ontvangen) via media en kanalen
Communica)e volgens de processchool: Communica)e volgens de betekeniscrea)e-school:
- Beïnvloedingsproces van gedrag / gedachten van - Klemtoon op wat tussen zender & ontvanger zit (=
de andere persoon boodschap)
- Proces met een intenGe/bedoeling - Verschil tussen betekenisgeving zender en ontvanger ¹
- Richt zich op gedrag/communicaGeacGviteiten fout,
(=acts of communica9on) maar wel culturele verschillen
- Verschil tussen input (bedoelde effect) en output - Centrale methode = semioGek (= betekenisleer)
(effect) = fout in communicaGe à verklaren door - Gaat om wisselwerking, niet begin- en eindpunt
te kijken naar verschillende fasen in het - Richt zich op works of communicaGon
communicaGeproces bv. eigen interpreta.e van een boek
bv. Slimste Mens: makers hebben niet inten.e bv. Slimste Mens: interpreta.e dat het een
om seksis.sch programma te maken vrouwonvriendelijk programma is
,Manier 2: Voorwaarden en breekpunten in defini7es van communica7e
1 Inten&onaliteit:
à CommunicaGe is pas communicaGe als er een intenGe is (= teleologische opvaXng)
à Zender hee[ bedoeling boodschap te sturen & ontvanger hee[ bedoeling te ontvangen
Bedoeld door zender Niet bedoeld door zender
(zender ACTIEF) (zender PASSIEF)
IntenGoneel ontvangen bv. klant bestelt iets bij bv. meeluisteren met een
(ontvanger ACTIEF) verkoper gesprek
Niet-intenGoneel ontvangen bv. passief luistergedrag in bv. indrukken wanneer we op
(ontvanger PASSIEF) de klas straat lopen
à Gedragsopva:ng (Watzlawic): men kan niet niet communiceren; alles is communicaGe;
sprake van interpretaGe = communicaGe
à Teleologische opva:ng maakt onderscheid tussen
communicaGef (= intenGe af te leiden) en informaGef (= geen intenGe)
MAAR intenGonaliteit vaak moeilijk vast te stellen
2 Geslaagdheid als criterium?
à Sprake van communicaGe als de communicaGe geslaagd is
à Wiskundige benadering van Fauconnier:
Geslaagde CommunicaGe = Expressie van een boodschap + Transmissie naar bedoelde
Ontvanger x die de expressie Interpreteert zoals die bedoeld is en dat leidt tot de
Uitwerking die bedoeld is
GC = E + T + Ox + Ib + Ub
3 Rich&ng van communica&e:
à ÉénrichGngsverkeer (A ® B) of tweerichGngsverkeer (A ® B en B ® A)
à Lineair of circulair
4 Observa&eniveau
à (Intra persoonlijke communicaGe)
à Interpersoonlijke communicaGe
à GroepscommunicaGe
à OrganisaGecommunicaGe
à MassacommunicaGe
,Manier 3: elementen van het communica7eproces
Gebruikmakend van de procesvisie:
1 Bron / Zender
Sommigen maken onderscheid tussen bron (= persoon die boodschap verstuurt)
& zender (= technische apparaat waardoor boodschap verstuurd kan worden)
à Zender encodeert
2 Ontvanger/bestemmeling
Sommigen maken onderscheid tussen ontvanger (= technische apparaat)
& bestemmeling (= persoon die boodschap ontvangt)
à Ontvanger decodeert
3 Boodschap
= datgene dat wordt uitgedrukt door zender en overgedragen naar ontvanger
à Boodschap bestaat uit tekens (= verbale of non-verbale s9muli die betekenis dragen)
bv. “hond” verwijst naar dier, middelvinger betekent “fuck you”
à Tekens bestaan uit signifiant = betekenaar (klanken) &
signifié = betekende (betekenis die klanken oproepen); drie soorten:
1. Symbolen: geen natuurlijke relaGe tussen signifiant en signifié, relaGe is
resultaat van convenGe / afspraken
bv. taal / klanken
2. Iconen: fysieke gelijkenis tussen betekenaar en betekende
bv. foto / pictogram
3. Indices: zintuiglijke waarneming A verwijst naar B
bv. donkere wolken zijn index van regen, rookwolken zijn index van vuur
à Code = systeem van betekenissen, gemeenschappelijk voor leden van een cultuur
(bestaat uit tekens, regels en convenCes)
4 Signaal
= dragers van tekens
bv. luchDrillingen, visuele signalen, tacCele signalen…
5 Kanaal
= verbinding die ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger overbrugt;
weg / materie waarlangs signalen worden verstuurd
bv. lucht, telefoonlijn…
, 6 Medium
Verschillende betekenissen
= object dat boodschap draagt of kan dragen / technisch middel om boodschap om te
zegen in signalen die zintuiglijk waargenomen kunnen worden
Classifica)e van media volgens indeling van Bordewijk en Van Kaam:
Controle over informaGebron / over opgeslagen informaGe
Centrale bron Individu
Controle over Centrale bron AllocuGe RegistraGe
Gjd en bv. radio en tv bv. examen
onderwerpkeuze Individu ConsultaGe ConversaGe
bv. boek lezen bv. gesprek
7 Ruis
= elke sGmulus die ontvangst van een boodschap belemmert
1. Fysieke/mechanische/kanaalruis
= storing bij fysieke transmissie van signalen door omgevingsfactoren
2. Psychologische ruis
= interne gedachten die interfereren
3. Fysiologische ruis
= fysieke toestand van ontvanger belemmert ontvangst
4. Seman)sche ruis
= gebruik van verschillende codes; gebrek aan kennis van gebruikte codes /
verkeerde connotaGe
8 Feedback
= informaGe die ontvanger verstuurt naar zender zodat die communicaGeproces kan
evalueren
à CommunicaGe gezien als éénrichGngsverkeer