KWALITEIT VAN LEVEN BIJ PERSONEN MET
GEDRAGS-EN EMOTIONELE PROBLEMEN
H1: TERMINOLOGIE, CLASSIFICATIE EN DIAGNOSTIEK
TERMINOLOGIE EN DEFINIËRING
TERMINOLOGIE: GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN VERSUS GEDRAGS- EN EMOTIONELE
STOORNISSEN
- kinderen met gedrags-en emotionele problemen → overkoepelende term
- kinderen die zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen/ emoties tonen
- los van de ernst, de oorzaak of de context
- storend gedrag + emotionele problemen = probleemgedrag
- zowel externaliserende problemen en internaliserende problemen
- onderscheid tussen
- lichte en tijdelijke problemen → reactie op nieuwe situatie
- contextgebonden → bepaalde situatie of persoon
- leeftijds - of fasegebonden
- ernstige problemen → frequenter en intenser
en meerdere domeinen
- gedrags- en emotionele stoornissen
- gedrags-en emotionele stoornis ≠ ontwikkelingsstoornis
- ontwikkelings → belemmering in de normale
ontwikkeling, bv: ASS, ADHD, leerstoornis,...
- G-E → versterkt door interactie
AANDACHTSPUNTEN BIJ DEFINIËRING
- geen eenduidige waarneembare en objectief te identificeren entiteiten
- gedragingen/ emoties van een welbepaald kind, die op een welbepaald
moment in de tijd, door welbepaalde personen uit de omgeving van het kind,
in een welbepaalde socio-economische en culturele context als storend,
ongewenst of ongewoon worden benoemd.
- problematisch noemen → rekening houden met
- ontwikkelingsperspectief
- gedrag dat op de ene leeftijd nog adequaat en gepast is, kan dat op
een andere leeftijd niet meer zijn
1
, - continuümgedachte
- storende gedrag komt ook voor bij kinderen zonder GEP
- verschil in ernst, intensiteit en chroniciteit
- context
- belang van de situatie waarin gedrag zich voordoet
- informant
- wie beoordeeld het gedrag?
DEFINIËRING PROBLEEMGEDRAG
- probleemgedrag als ouders, leerkrachten en andere personen dit gedrag beschouwen
als strijdig met de door hen en de samenleving gehanteerde normen en regels en/of
wanneer deskundigen dit gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide
kenmerken inzake psychische (on)gezondheid.”
- twee vormen van probleemgedrag
- externaliserend → sterke ongeremdheid en op buitenwereld gericht
- agressie, hyperactiviteit, ongehoorzaamheid,...
- internaliserend → sterk geremd, niet op buitenwereld gericht,
- gericht op eigen persoon, emotionele problemen
- angstig, teruggetrokken gedrag, verlegenheid,...
CLASSIFICATIE
- grote verscheidenheid aan problemen
- ordenen en groeperen van problemen op basis van gelijke eigenschappen en
onderlinge relaties
- gemeenschappelijke taal ontwikkelen ter bevordering van de onderlinge
communicatie tussen professionals, ouders en de samenleving
- ≠ diagnostiek
- zoeken naar inzichten in de individuele problematiek vh kind
- uitzoeken hoe ze zijn ontstaan en/of in stand worden gehouden
- twee soorten
- klinisch-psychiatrisch
- empirisch-statistisch
KLINISCH- PSYCHIATRISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN
- psychiatrische stoornissen → onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten
- elke stoornis → diagnostische en differentiaal diagnostische criteria
- diagnostische = aan die criteria moet je voldoen alvorens te kunnen
spreken van een stoornis
- differentiaal = uitsluiten dat je aan dat criteria niet is voldaan
2
, - voldaan aan criteria → stoornis classificeren
- categoriaal = men heeft de stoornis of men heeft ze niet
- bekendste systeem
- DSM ( diagnostic and statistical manual of mental disorders)
- iedere stoornis heeft aparte oorzaken
- systeem om problematieken van individuen te beschrijven en te
classificeren in stoornis categorieën
- drie delen
- uitleg over de gebruikte indeling en uitgangspunten
- omvat 22 domeinen met diagnostische en differentiaal
diagnostische criteria
- classificaties die nog niet zijn opgenomen in deel 2
- te kennen
- Trauma- en stressor-gerelateerde stoornissen
- disruptieve, impulsbeheersings -en andere gedragsstoornissen
- parafiele stoornissen (o.a. exhibitionisme, pedofilie,...)
- genderdysforie
- ICD ( international classification of diseases)
EMPIRISCH- STATISTISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN
- systemen steunen op de uitkomsten van multivariate analyses op gegevens die
werden verzameld in grote steekproeven van kinderen
- gedragsvragenlijsten → probleemgedrag laten inventariseren en beoordelen
- dimensioneel → elk syndroom is een continuüm waarop ieder niveau een relatieve
plaats inneemt tov andere
- ASEBA = achenbach system of empirically based assesment
- gedragsvragenlijsten
- CBCL = child labor checklist
- TRF= teacher report form
- YSR= youth self report
- doel: gedrag van individuen info verzamelen uit verschillende bronnen
- beoordelen op gelijkenissen en verschillen
3
, DIAGNOSTIEK
- diagnostiek = proces van aanmelding tot conclusie, hypothesen die getoetst worden
aan de hand van instrumenten
- besluitvormingsproces om inzicht in het probleem te verhogen
- ondersteuning = alle methoden die kunnen worden ingezet voor het kind te helpen
IN DE ENGE ZIN
- stellen van een formele diagnose
- classificerend ( onderkennende) diagnostiek
- bv het toekennen van een DSM- stoornis categorie
IN DE RUIME ZIN
- het onderzoeken of vaststellen van de oorzaak of de aard van een toestand,
situatie,..
- toekennen van een DSM zegt ons niks over de ernst, het type en de prognose
- diagnostische proces
- gegevensverzameling + hypothesevorming- en toetsing + indicatiestelling
VOOR EN NADELEN VAN HET STELLEN VAN EEN DIAGNOSE
- voordelen
- ouders en kind soms opgelucht → meer begrip en erkenning omgeving
- vergemakkelijken communicatie tussen professionals
- nadelen
- in hokjes denken
- stigmatiseren
- zich gedragen naar hun label
4
GEDRAGS-EN EMOTIONELE PROBLEMEN
H1: TERMINOLOGIE, CLASSIFICATIE EN DIAGNOSTIEK
TERMINOLOGIE EN DEFINIËRING
TERMINOLOGIE: GEDRAGS- EN EMOTIONELE PROBLEMEN VERSUS GEDRAGS- EN EMOTIONELE
STOORNISSEN
- kinderen met gedrags-en emotionele problemen → overkoepelende term
- kinderen die zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen/ emoties tonen
- los van de ernst, de oorzaak of de context
- storend gedrag + emotionele problemen = probleemgedrag
- zowel externaliserende problemen en internaliserende problemen
- onderscheid tussen
- lichte en tijdelijke problemen → reactie op nieuwe situatie
- contextgebonden → bepaalde situatie of persoon
- leeftijds - of fasegebonden
- ernstige problemen → frequenter en intenser
en meerdere domeinen
- gedrags- en emotionele stoornissen
- gedrags-en emotionele stoornis ≠ ontwikkelingsstoornis
- ontwikkelings → belemmering in de normale
ontwikkeling, bv: ASS, ADHD, leerstoornis,...
- G-E → versterkt door interactie
AANDACHTSPUNTEN BIJ DEFINIËRING
- geen eenduidige waarneembare en objectief te identificeren entiteiten
- gedragingen/ emoties van een welbepaald kind, die op een welbepaald
moment in de tijd, door welbepaalde personen uit de omgeving van het kind,
in een welbepaalde socio-economische en culturele context als storend,
ongewenst of ongewoon worden benoemd.
- problematisch noemen → rekening houden met
- ontwikkelingsperspectief
- gedrag dat op de ene leeftijd nog adequaat en gepast is, kan dat op
een andere leeftijd niet meer zijn
1
, - continuümgedachte
- storende gedrag komt ook voor bij kinderen zonder GEP
- verschil in ernst, intensiteit en chroniciteit
- context
- belang van de situatie waarin gedrag zich voordoet
- informant
- wie beoordeeld het gedrag?
DEFINIËRING PROBLEEMGEDRAG
- probleemgedrag als ouders, leerkrachten en andere personen dit gedrag beschouwen
als strijdig met de door hen en de samenleving gehanteerde normen en regels en/of
wanneer deskundigen dit gedrag als problematisch beoordelen op basis van valide
kenmerken inzake psychische (on)gezondheid.”
- twee vormen van probleemgedrag
- externaliserend → sterke ongeremdheid en op buitenwereld gericht
- agressie, hyperactiviteit, ongehoorzaamheid,...
- internaliserend → sterk geremd, niet op buitenwereld gericht,
- gericht op eigen persoon, emotionele problemen
- angstig, teruggetrokken gedrag, verlegenheid,...
CLASSIFICATIE
- grote verscheidenheid aan problemen
- ordenen en groeperen van problemen op basis van gelijke eigenschappen en
onderlinge relaties
- gemeenschappelijke taal ontwikkelen ter bevordering van de onderlinge
communicatie tussen professionals, ouders en de samenleving
- ≠ diagnostiek
- zoeken naar inzichten in de individuele problematiek vh kind
- uitzoeken hoe ze zijn ontstaan en/of in stand worden gehouden
- twee soorten
- klinisch-psychiatrisch
- empirisch-statistisch
KLINISCH- PSYCHIATRISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN
- psychiatrische stoornissen → onafhankelijke en duidelijk afgelijnde ziekte-entiteiten
- elke stoornis → diagnostische en differentiaal diagnostische criteria
- diagnostische = aan die criteria moet je voldoen alvorens te kunnen
spreken van een stoornis
- differentiaal = uitsluiten dat je aan dat criteria niet is voldaan
2
, - voldaan aan criteria → stoornis classificeren
- categoriaal = men heeft de stoornis of men heeft ze niet
- bekendste systeem
- DSM ( diagnostic and statistical manual of mental disorders)
- iedere stoornis heeft aparte oorzaken
- systeem om problematieken van individuen te beschrijven en te
classificeren in stoornis categorieën
- drie delen
- uitleg over de gebruikte indeling en uitgangspunten
- omvat 22 domeinen met diagnostische en differentiaal
diagnostische criteria
- classificaties die nog niet zijn opgenomen in deel 2
- te kennen
- Trauma- en stressor-gerelateerde stoornissen
- disruptieve, impulsbeheersings -en andere gedragsstoornissen
- parafiele stoornissen (o.a. exhibitionisme, pedofilie,...)
- genderdysforie
- ICD ( international classification of diseases)
EMPIRISCH- STATISTISCHE CLASSIFICATIESYSTEMEN
- systemen steunen op de uitkomsten van multivariate analyses op gegevens die
werden verzameld in grote steekproeven van kinderen
- gedragsvragenlijsten → probleemgedrag laten inventariseren en beoordelen
- dimensioneel → elk syndroom is een continuüm waarop ieder niveau een relatieve
plaats inneemt tov andere
- ASEBA = achenbach system of empirically based assesment
- gedragsvragenlijsten
- CBCL = child labor checklist
- TRF= teacher report form
- YSR= youth self report
- doel: gedrag van individuen info verzamelen uit verschillende bronnen
- beoordelen op gelijkenissen en verschillen
3
, DIAGNOSTIEK
- diagnostiek = proces van aanmelding tot conclusie, hypothesen die getoetst worden
aan de hand van instrumenten
- besluitvormingsproces om inzicht in het probleem te verhogen
- ondersteuning = alle methoden die kunnen worden ingezet voor het kind te helpen
IN DE ENGE ZIN
- stellen van een formele diagnose
- classificerend ( onderkennende) diagnostiek
- bv het toekennen van een DSM- stoornis categorie
IN DE RUIME ZIN
- het onderzoeken of vaststellen van de oorzaak of de aard van een toestand,
situatie,..
- toekennen van een DSM zegt ons niks over de ernst, het type en de prognose
- diagnostische proces
- gegevensverzameling + hypothesevorming- en toetsing + indicatiestelling
VOOR EN NADELEN VAN HET STELLEN VAN EEN DIAGNOSE
- voordelen
- ouders en kind soms opgelucht → meer begrip en erkenning omgeving
- vergemakkelijken communicatie tussen professionals
- nadelen
- in hokjes denken
- stigmatiseren
- zich gedragen naar hun label
4