Anatomie en fysiologie/ Anneleen Minner
TRANSPORT DOOR MEMBRAANSTRUCTUREN
4.1 Inleiding
Permeabiliteit (doorlaatbaarheid) : bepaling wat wel of niet door celmembraan kan
Impermeabel: niks kan door membraan
Volledig permeabel: alle stoffen kunnen door membraan
Selectief permeabel/ semipermeabel: sommige stoffen kunnen er vrij door andere
niet
Transmembraantransport
• Opname van voedingsstoffen en zuurstofgas
• Afvalstoffen afgeven
• Plasmamembraan is selectief permeabel
• Lipidendubbellaag
o permeabel voor meeste apolaire, niet-geladen moleculen
(zuurstof,koolstofdioxide en steroïden)
o impermeabel voor ionen en geladen, polaire moleculen (glucose)
o water (klein +polair) = doorheen tijdelijke ‘openingen’ in de lipidenlaag
o doorgang stof bepaald door
- omvang
- elektrische lading
- de vorm
- oplosbaarheid
Transmembraan-proteïnen
• Kanalen en transporters eitwitten
• Groterere permeabiliteit van plasmamembraan voor polaire en geladen moleculen
• Selectief!
• = Dragerstof-gemedieerd transport
o Uniporters: 1 ion/molecule transporteren in richting van concentratie
gradiënt (gefaciliteerde diffusie)
o Symporters: die 2 of meer ionen/moleculen transporteren in dezelfde
richting
o Antiporters: 2 of meer ionen/ moleculen transporteren in tegengestelde
riching
, Anatomie en fysiologie/ Anneleen Minner
• Macromoleculen (proteïnen) kunnen niet door de plasmamembraan passeren
behalve door vesiculair transport (endo-of exosytose)
• 2 soorten transport
o Passieve transportmechanismen:
- Doorheen celmembraan bewegen door spontane fysische processen
- Geen energie nodig
- Gradiënt nodig
Chemische gradiënt: verschil in concentratie van een chemische stof
over de celmembranen
Elektrische gradiënt/ membraanpotentiaal: verschil in verdeling van
elektrische ladingen
Elektrochemische gradiënt: beide samen
Richting: van hoog naar laag
o Actieve transportmechanismen:
- Actieve deelname van de celmembraan vereist voor transportatie
- Energie nodig (meestal ATP)
- Moleculen bewegen in tegengestelde richting als gradiënt
- Transporter molecule/dragerstof (gemedieerd transport) is dan nodig
- Vesiculair transport = actief proces
4.2 Passief transport
• Passieve transportmechanismen: geen ATP (adenosinefosfaat)
4.2.1 diffusie
• Ionen/moleculen= beweging zorgt voor gelijkmatige verspreiding in een bep ruimte
• Opgeloste stoffen verplaatsen zich onder invloed v een chemische gradiënt
(concentratieverschil over een bepaalde afstand).
• Hoge concentratie → lage concentratie
• De deeltjes bewegen tot de concentratie overal gelijk is →concentratieverschil=
opgeheven
• In lucht en water = traag en belangrijk over zeer kleine afstanden
• Belangrijk in lichaamsvloeistoffen
• Koolstofdioxide in elke cel hoge concentratie
- Koolstofdioxide is lager in de omringde extracellulaire vloeistof en bloed
- Celmembranen = vrij doorlaatbaar voor koolstofdioxide kan dit gans zijn
Concentratiegradiënt volgen
- Verspreiding van cel → EV → bloed →
- longen (verwijderd)
TRANSPORT DOOR MEMBRAANSTRUCTUREN
4.1 Inleiding
Permeabiliteit (doorlaatbaarheid) : bepaling wat wel of niet door celmembraan kan
Impermeabel: niks kan door membraan
Volledig permeabel: alle stoffen kunnen door membraan
Selectief permeabel/ semipermeabel: sommige stoffen kunnen er vrij door andere
niet
Transmembraantransport
• Opname van voedingsstoffen en zuurstofgas
• Afvalstoffen afgeven
• Plasmamembraan is selectief permeabel
• Lipidendubbellaag
o permeabel voor meeste apolaire, niet-geladen moleculen
(zuurstof,koolstofdioxide en steroïden)
o impermeabel voor ionen en geladen, polaire moleculen (glucose)
o water (klein +polair) = doorheen tijdelijke ‘openingen’ in de lipidenlaag
o doorgang stof bepaald door
- omvang
- elektrische lading
- de vorm
- oplosbaarheid
Transmembraan-proteïnen
• Kanalen en transporters eitwitten
• Groterere permeabiliteit van plasmamembraan voor polaire en geladen moleculen
• Selectief!
• = Dragerstof-gemedieerd transport
o Uniporters: 1 ion/molecule transporteren in richting van concentratie
gradiënt (gefaciliteerde diffusie)
o Symporters: die 2 of meer ionen/moleculen transporteren in dezelfde
richting
o Antiporters: 2 of meer ionen/ moleculen transporteren in tegengestelde
riching
, Anatomie en fysiologie/ Anneleen Minner
• Macromoleculen (proteïnen) kunnen niet door de plasmamembraan passeren
behalve door vesiculair transport (endo-of exosytose)
• 2 soorten transport
o Passieve transportmechanismen:
- Doorheen celmembraan bewegen door spontane fysische processen
- Geen energie nodig
- Gradiënt nodig
Chemische gradiënt: verschil in concentratie van een chemische stof
over de celmembranen
Elektrische gradiënt/ membraanpotentiaal: verschil in verdeling van
elektrische ladingen
Elektrochemische gradiënt: beide samen
Richting: van hoog naar laag
o Actieve transportmechanismen:
- Actieve deelname van de celmembraan vereist voor transportatie
- Energie nodig (meestal ATP)
- Moleculen bewegen in tegengestelde richting als gradiënt
- Transporter molecule/dragerstof (gemedieerd transport) is dan nodig
- Vesiculair transport = actief proces
4.2 Passief transport
• Passieve transportmechanismen: geen ATP (adenosinefosfaat)
4.2.1 diffusie
• Ionen/moleculen= beweging zorgt voor gelijkmatige verspreiding in een bep ruimte
• Opgeloste stoffen verplaatsen zich onder invloed v een chemische gradiënt
(concentratieverschil over een bepaalde afstand).
• Hoge concentratie → lage concentratie
• De deeltjes bewegen tot de concentratie overal gelijk is →concentratieverschil=
opgeheven
• In lucht en water = traag en belangrijk over zeer kleine afstanden
• Belangrijk in lichaamsvloeistoffen
• Koolstofdioxide in elke cel hoge concentratie
- Koolstofdioxide is lager in de omringde extracellulaire vloeistof en bloed
- Celmembranen = vrij doorlaatbaar voor koolstofdioxide kan dit gans zijn
Concentratiegradiënt volgen
- Verspreiding van cel → EV → bloed →
- longen (verwijderd)